04-06-2018

Filips Willem

Het geschiedde op de jaardag van schoondochter Bonnie in Voorburg voorbije zondag. Wij zaten familiaal onder de platanen met een goed glas witte wijn in de hand, toen vader Peter opnieuw zijn eclatante historische kennis op sympathieke wijze aanbood. De goede man had het over de verschillende visies op Willem van Oranje. Ik kon aan het gesprek deelnemen omdat ik de dag daarvoor van postman Ruud de 196 bladzijden tellende, grandioos geïllustreerde paperback Filips Willemonder redactie van Michiel Van der Eycken en Amsterdam University Press met de ondertitel ‘Prins van Oranje, heer van Diest 1554-1618’ aangereikt had gekregen.

Van mijn HBS- leraar geschiedenis Verseput had ik destijds opgestoken dat de oudste zoon van Willem de Zwijger in het oorlogsjaar 1568  gekidnapt was door zijn rivaal Filips II. Maar verdere informatie werd mij niet geboden en zocht ik ook niet. Het boek Filips Willem, dat een lust voor het oog en een gave voor de geest is, praatte mij geheel bij. En dat geschenk gun ik u ook. Vandaar dat ik u de tekst van Wikipedia en die van de omslag geef. Mag ik zo vrij zijn te verwachten dat wij over twee weken onze leeservaringen met elkaar uitwisselen?

AUP: ‘Buren, 19 december 1554. Prins Filips Willem, oudste zoon van Willem van Oranje, wordt geboren. De kroonprins van Spanje, de latere koning Filips II, is zijn peetoom. Nog geen elf jaar oud wordt hij ingeschreven als student aan de universiteit van Leuven, waar hij onderricht krijgt aan het Collegium Trilingue. Tijdens zijn jaren als student beleven de Nederlanden roerige tijden: religieuze spanningen zorgen voor onrust en geweld en monden uit in een burgeroorlog. Willem van Oranje komt tegenover Spanje te staan: in de Nederlanden worden veldslagen uitgevochten en steden veroverd en heroverd, nu eens door de troepen van Willem van Oranje en dan weer door het Spaanse leger. In januari 1568 wordt Willem van Oranje veroordeeld wegens hoogverraad. Hij vlucht naar Dillenburg. Filips Willem wordt veilig geacht op het college in Leuven waar hij studeert, maar niets is minder waar. In 1568 wordt de jonge prins door Filips II onder dwang naar Spanje overgebracht om zijn studie voort te zetten binnen een katholiek milieu. In gezelschap van aartshertog Albrecht van Oostenrijk keert Prins Filips Willem na dertig jaar gedwongen afwezigheid terug naar de Nederlanden.

In de Noordelijk Provinciën staat men zeer wantrouwig tegenover deze katholieke prins. Zijn jongere halfbroer Maurits neemt na de dood van hun vader Willem van Oranje de strijd in de Nederlanden op zich en is niet bepaald geneigd om Filips Willem als opvolger te erkennen. Er breekt een lange strijd aan tussen de beide broers om het testament van Willem van Oranje. In 1618 sterft de 'vergeten' prins in Brussel. Filips Willem wordt niet in Delft begraven, zoals de andere leden van het Huis Oranje-Nassau, maar in de Vlaamse stad Diest, bezit van de familie.
In 2018 is Filips Willem precies 400 jaar geleden overleden, en daarom zal de stad Diest dit jaar uitgebreid stilstaan bij deze 'vergeten' prins met een historische tentoonstelling en een feestweekend.

Wikipedia: ‘Filips Willem werd op 19 december 1554 op het kasteel van Buren geboren. Dit kasteel was in de familie gekomen door het huwelijk van Filips vader Willem van Oranje met Anna van Buren. Willem van Oranje was een invloedrijke edelman aan het hof van de Spaanse koning Karel V. Anna overleed drie jaar na de geboorte van Filips Willem. Filips Willem is deels vernoemd naar Filips, de zoon van Karel V, die later zijn vader zou opvolgen als landsheer van de Nederlanden en koning van Spanje. Bij geboorte kreeg hij de titel graaf van Buren. Tegen 1566 brak in de Nederlanden de Opstand uit. Willem van Oranje trad bijna niet op tegen de opstandelingen en raakte hiermee uit de gratie bij Filips. Hij werd veroordeeld voor hoogverraad en vluchtte naar zijn stamslot Dillenburg in Duitsland. Zijn bezittingen in de Nederlanden werden verbeurd verklaard. Filips Willem, die toen student was aan de Universiteit van Leuven, werd gevangengenomen en vanuit Leuven naar Spanje gevoerd. Dit gebeurde op aanraden van Granvelle, die zich zo kon revancheren op zijn rivaal Toen de soldaten bij de universiteit kwamen om de student gevangen te nemen, stonden bij de ingang het hoofd van de universiteit, het bestuur en de hoogleraren om de ontvoering te voorkomen. Het zou de rechten van de universiteit schenden. Alleen de rector mocht volgens de privileges een student aanhouden. Het mocht niet baten en Filips Willem werd meegenomen. Hij kreeg twee dagen de tijd om zijn bagage en entourage voor te bereiden op de reis, die hem eerst naar Antwerpen en van daar naar Spanje bracht. Filips Willem diende als gijzelaar in Spaanse handen en zou zijn vader nooit meer terug zien.

Gedurende zijn lange verblijf in Spanje kreeg hij een katholieke opvoeding. Aan de universiteit van Alcalá de Henares voltooide hij zijn studies. Hij studeerde vooral talen, waarvoor hij al eerder in Leuven belangstelling getoond had. Filips Willem sprak vlot Latijn, Spaans, Frans, Italiaans, Duits en Nederlands. Over zijn studentenleven zijn verder geen gegevens bekend. Het doel van de Spaanse koning was om Filips Willem zo lang mogelijk in de Spanje te houden om zo de herinnering aan zijn afstamming en aan de Nederlanden te doen verdwijnen. Na het vervolledigen van zijn studies, kreeg Filips Willem een nieuwe verblijfplaats toegewezen in het kasteel van Arévalo, een versterkte stad in de provincie Ávila. De burcht van Arévalo was gebouwd tussen de 12de en de 16de eeuw en bood niet al te veel comfort. Het is niet duidelijk hoe het verblijf van de prins daar verliep. Hij werd niet als een gevangene behandeld, maar hij werd buiten alle mogelijke politieke en andere beslissingen gehouden. Bovendien had de prins weinig of geen eigen inkomsten. Daarnaast was in Arévalo zelf weinig te beleven. Tijdens zijn verblijf werd de prins hoofdzakelijk omringd door Spaans personeel, omdat men zoveel mogelijk contacten met de Nederlanden wilde vermijden. Toch probeerde Filips Willem via brieven toenadering te zoeken tot zijn vader, hetgeen verboden was door de Spaanse overheid. Toch bleef Filips Willem zijn vader steunen. Toen een Spaanse kapitein na de moord op Willem van Oranje Filips Willem een bezoek bracht in Spanje, begon deze Willem te beledigen. Filips Willem kon dit niet verdragen en gooide de Spanjaard door het raam, die zijn val niet overleefde. ]Tijdens zijn gedwongen verblijf in Spanje nam zijn zus Maria zijn taken in de Noordelijke Nederlanden waar.

Bij de dood van zijn vader in 1584 erfde Filips Willem het vorstendom Oranje en het graafschap Buren. In 1595 besliste hij om samen met aartshertog Albrecht, die op dat moment was aangesteld als landvoogd, naar Brussel te reizen. Bij zijn terugkeer in de Nederlanden hoopte Filips Willem zijn rechten als oudste zoon van Willem van Oranje te doen gelden. De Verenigde provincies lieten hem echter niet binnen zonder geldig paspoort. De prins had dus nog steeds geen toegang tot de bezittingen waar hij recht op had. Hij bleef afhankelijk van zijn relatie met de aartshertog, die hem een protocollaire plaats in de Raad van State gaf, waarna hij ook in de Orde van het Gulden Vlies opgenomen werd. Toen hij in 1598 met Albrecht naar Spanje terugkeerde voor diens huwelijk, werd hij gehuldigd als Prins van Orange. Ondanks zijn trouw aan aartshertog Albrecht bleef Filips Willem toch toenadering zoeken tot zijn familie. Dit leidde ertoe dat hij in 1600 zijn bezittingen Zichem en Diest terugkreeg. In 1602 deed de prins zijn Blijde Intrede in Diest. Tijdens deze plechtigheid beloofde hij om de privileges van de stad te respecteren en de belangen van de inwoners te beschermen. Anderzijds zwoeren het stadsbestuur en de geestelijkheid een eed van trouw aan de nieuwe heer.

Op 23 november 1606 trad hij in Fontainebleau in het huwelijk met Eleonora van Bourbon-Condé (1587-1619), een nicht van koning Hendrik IV van Frankrijk, en een dochter van Hendrik I van Bourbon-Condé. Hun verbintenis was een verstandshuwelijk. Filips Willem had steun nodig om zijn gezag in het Prinsdom Orange effectief te vestigen en richtte zich hiervoor tot de Franse koning. Filips Willem en Hendrik IV hadden echter een moeilijke relatie. Toch zag Hendrik IV een waardevolle bondgenoot in de Nederlandse prins en wilde hij hem steunen. In ruil voor de steun wilde Hendrik IV dat Filips Willem zou trouwen met zijn nicht Eléonora. Er was echter een groot leeftijdsverschil tussen de twee partners: hij was 51 jaar oud, zij slechts 19. Het huwelijk bleef kinderloos. Omdat Filips Willem voor dit huwelijk geen toestemming vroeg aan zijn beschermheer aartshertog Albrecht, reageerde deze negatief hierop. Dit zorgde ervoor dat zijn familie weer toenadering tot hem zocht. Na een loyaliteitsverklaring aan de Staten-Generaal in 1607 liet Filips Willem zich in 1608 inhuldigen als graaf van Buren. Dit leidde ertoe dat Maurits zijn halfbroer voor de eerste keer zou opzoeken. Zij ontmoeten elkaar voor de tweede keer bij de inhuldiging van Filips Willem als heer van Breda in 1608. Ook hun jongere halfbroer Frederik Hendrik was hierbij aanwezig. Dit was de eerste keer dat de drie broers elkaar ontmoetten. Door zijn loyaliteitsverklaring aan de Staten-Generaal in 1607 had Filips Willem weer toegang gekregen tot de bezittingen in de Noordelijke Nederlanden waar hij recht op had als oudste zoon van Willem van Oranje. In 1609 werd tussen de broers een ‘tractaet van partage’ gesloten. De bezittingen van de familie werden verdeeld tussen Filips Willem, Maurits en Frederik Hendrik. De familietwisten over de erfenis van Willem van Oranje kwamen hiertoe tot einde en Filips Willem was eindelijk de eigenaar van de gronden waar hij recht op had.

Filips Willem overleed op 20 februari 1618 op 63-jarige leeftijd in Brussel na een verkeerde klysmabehandeling. Hij ligt begraven in de Sint-Sulpitiuskerk te Diest. In zijn testament had Filips Willem laten optekenen dat hij begraven zou willen worden in Orange, Lons-le-Saunier, Breda of Diest, en wel in de stad die het dichtst bij zijn plaats van overlijden lag. In dat testament maakte hij zijn bezittingen niet over aan zijn vrouw, maar aan zijn halfbroer Maurits. Ook vermaakte hij een grote som geld aan de parochie van de Sint-Sulpitiuskerk, opdat daar voor hem jaarlijks een plechtig requiem zou worden opgedragen. Toen dit testament 'herontdekt' werd, is de mis voor de hooggeboren overledene in ere hersteld. De stad Diest eert Filips Willem als teken van de verbondenheid van de stad met het Huis van Oranje-Nassau. In 2018 houdt de stad Diest een feestjaar ter ere van Filips Willem. Zijn leven en zijn band met de Oranjestad worden herdacht met een historische tentoonstelling, een feestweekend en allerhande activiteiten.’

Filips Willem

Voor het vergeten

Ik leg voor u een boek op de leestafel waarin u heer en meester kan zijn. U maakt de dienst uit en de auteur maakt dat mogelijk via een ruim baan. U mag naar eigen zin verbanden leggen tussen de veelvouden van beelden. Het gaat om de 352 bladzijden tellende roman Voor het vergetenvan Peter Verhelst en De Bezige Bij met de opdracht voorin ‘IM matris’, die een vingerwijzing is naar het uiteindelijke thema. In memoriam van de moeder, daar gaat het de schrijver om wanneer zijn moeder aan breuk van het hart in 2014 komt te overlijden. De titel vond Verhelst in een eigen gedicht dat gaat als Voor het vergeten - Zolang we niets vergeten, gaat niets verloren.
Laten we dus vergeten, maar alleen zoals we door te praten iets uiterst traag kunnen laten verdwijnen - daar, zie je het, zie je het nog nauwelijks, tegen de zon in? Zolang we niet vergeten dat iets van ons niets verloren mag gaan, eindelijk - zoals er een zwijgen bestaat dat tegelijk een vorm is van zingen dat een vorm is van dragen, een lichaam zo te dragen dat het door ons heen, alsof het uiterst traag voorover valt, iets als glas onder vel, broos glas, misschien is dat het lichaam dat als een wijnglas zingend zwijgend gedragen wil worden, dat wij het zo in de lucht heffen dat het almaar lichter wordt - daar, zie je het nog, nauwelijks, tegen de zon in? - brengen de kleuren waarin het breekt ons misschien naar huis terug.’ U en ik als lezer mogen de eigen betekenis aan de woorden geven, want Peter Verhelst reikt een interactief werk aan. Om dat nogmaals te verduidelijken citeer ik het eerste stuk van Voor het vergeten maar vooraf de tekst van de Bezige Bij op de wikkel om de hardcover’. 

De uitgever: ‘Totaal onverwacht overlijdt de moeder van Peter Verhelst. Hij is getuige van de rouw van zijn vader en probeert daarbij ook zelf een weg te vinden in een proces vol rauw-realistische, mythische, zintuiglijke, essayistische en poëtische verhalen. Haast krampachtig graaft hij naar herinneringen. Tegelijk opent Verhelst op volstrekt originele wijze nieuwe werelden waarin edelherten, vissen, kunstwerken, witte katten en Japanse tuinen huizen. Voor het vergeten is geen moederboek, en ook geen boek over de dood, maar een hartstochtelijke ode aan ons hakkelende, tastende verzet tegen betekenisloosheid en verdriet. Verhelst probeert met handen en voeten iets vitaals te scheppen. Iets wat we ons blijvend kunnen herinneren. Om eindelijk te kunnen vergeten.’

Peter Verhelst: ‘Ik sla een open deur in eigen huis in: over deze roman komen wij met elkaar nog een paar keer te spreken. Ik sla een willekeurige straat in, de auto neemt het van me over en leidt me door een koortsige wijk vol dubbelgeparkeerde auto’s en neonlicht, naar donkere straten die almaar minder dicht bebouwd zijn, langs huizen met grote tuinen, naar dreven waar de boomstammen opflitsen als in een diavoorstelling. Uit de kruinen drijven mistsluiers – zo praten bomen met elkaar. Het is rustig rijden hier. Af en toe hangen de sluiers laag over de weg en als ik erdoorheen rijd, lijkt de auto te zweven. De straat vernauwt tot een rijstrook met weke, grillige bermen. Gaten en losgekomen stukken waar de betonstroken elkaar raken. Meer mist. Een ander bewustzijn. Liggend onder een laken. In de achteruitkijkspiegel zie ik dat ik een wolk achter me aan sleep. Ik ga trager rijden. Ik verwacht elke seconde een groot dier midden op de weg te zien staan. Zodra ik uit het bos kom, is de mist verdwenen. De gps herkent de weg waarop ik rijd als een waterplas. Ik steek een sigaret op, open alle ramen en geef gas, zet de muziek zo luid mogelijk. Bij de voordeur, in het licht van de straatlantaarn, geeft de witte kat me kopjes en verdwijnt weer in de tuin. Ik ga de trap op, trek voor de slaapkamerdeur mijn kleren uit, ga binnen en blijf staan luisteren naar de ademhaling van mijn vrouw. Minutenlang. Hoe ze op haar zij gaat liggen. En weer tot rust komt.

De kat is van de uiterst smalle tuinomheining op een muurtje gesprongen en van daaruit op de vensterbank van mijn schrijfkamer, eenhoog, waar ze niet gehinderd door bomen naar de gloeiende strepen in de lucht zit te kijken – in de nacht van 17 op 18 november kruist de aarde de baan van komeet Tempel-Tuttle, het moederlichaam van de Leonidenzwerm. De volgende dag zal het hevig waaien en regenen, maar voorlopig slapen wij, mensen, nog dicht tegen elkaar aan en ’s ochtends herinneren we ons niets meer van onze dromen. De kat gaapt, buigt door haar voorpoten, rekt zich uit en gaat op de rand van de vensterbank staan. Opnieuw een lichtstreep – op het hoogtepunt van de sterrenregen zijn er minstens veertig opflakkeringen per uur. De kat springt op het muurtje en daarna op de omheining en vandaar op de grond; soepel beweegt ze door het natte gras, wrijft zich kort tegen tuinmeubels aan. Ze rent voorbij het atelier van mijn vrouw en wipt door het gat in de omheining, in een andere tuin, naar een ontmanteld huis, puin, diepe sporen van rupsbanden. Ze weet dat het licht zal aanslaan nu ze dat huis nadert. De kat bevriest voor een raamgat, sluipt daarna met laag gehouden kop, met vertraagd uitrekkende poten, de keuken van weleer binnen.

In de lucht drijft geruis aan in golven, echo’s van kraanvogelzwermen die beginnen aan de grote trek naar de zon, voor rukwinden en slagregens de boel op stelten zullen zetten. De eerste lichtsluiers breken al door de zwarte hemel, de kometenstrepen verbleken. Uit aangrenzende tuinen komen ze, springend van muurtjes, zich door heggen wurmend. Allemaal witte katten. In de woonkamer van weleer die uitkijkt over de omgewoelde tuin. Waarom ze allemaal terugdeinzen, grommend en blazend, oren plat? Onmogelijk te zien waarvoor, het licht in de kamer is veel te wit. Telkens als gruis van meteorenzwerm Leoniden de dampkring binnendringt en de nachtelijke hemel opgloeit, blijft iets van die hitte achter, zilverig poeder. Tot er genoeg van is neergedwarreld om contouren zichtbaar te maken. Dennenbomen, kegelvormige boomkruinen, met lange naalden behaarde takken. Mat, rokerig licht hangt tussen de bomen. Spekgladde uitsteeksels. In de rotsbodem, poreus geworden door boomwortels, wellen overal bronnetjes op. In een modderige beek staan twee herten kop tegen kop, met verstrengelde geweien. Het ene beest is monumentaal en schudt met het bovenlichaam, zodat het kleinere door de knieën moet (de kop slaat achterover en de nek dreigt door het gewicht te breken). Het grootste hert staat met schrap gezette achterpoten. Een ruk van zijn gewei. Een nog hardere ruk, waarbij hij achteruitspringt, maar onmiddellijk weer voorwaarts opschuift alsof hij een aanloop moet nemen om iets heel zwaars voor zich uit te duwen. Hij springt zijdelings, gooit de achterpoten in de lucht; en toch lukt het ook nu niet zich los te wrikken van dat andere gewei. Tijdens die sprong maakt een zware loomheid zich meester van het kleinere hert, de borst begroeid door schors. Het gaat razendsnel: stugge pels wordt gebladerte, de hoeven splitsen zich in takken op, het gewei boort zich in de grond en vertakt tot wortels, een boomkruin wolkt op. Het is geen gewei waar het grote hert in verstrengeld zit, maar het logge, dode gewicht van boomwortels. Waar een stronk aan vastzit. Buiten zinnen, achterwaarts rennend, zigzaggend, sleept het hert het gevaarte met zich mee, een diep, zwart spoor trekkend, alsof het achterwaarts in de tijd loopt, een herinnering in, een film in ‘rewind’, betekenis, een leven. Het hert sleept de boom aan de wortels een put in, zinkt weg in die put met de boom achter zich aan, almaar dieper. Van de randen stroomt zand in de put, de zandkorrels klitten samen tot de linde kaarsrecht staat en er weer blaadjes uit de takken komen en mosbaarden de stam weer begroeien. Doe nu je ogen dicht. Wacht. Tot je het hert ziet in je slaap (alsof het zich door het boommerg heen wurmt, door de koker van de bast, door de boomkruin, door het gebladerte heen, valt het, nat, slijmerig, met een plof op de grond en krabbelt het overeind).’

Voor het vergeten

De treinreis

Een bevrijdend bericht uit de Holocaust in ons land heb ik voor u, dat een verrassende aanvulling is op het in de voorbije weken bij u geïntroduceerde Veel valse hoop van historica Katja Happe. Titel en subtitel verwoorden het bemoedigende thema. Ik leg voor u op de leestafel de 176 bladzijden tellende paperback, authentiek geïllustreerde De treinreis van Willy Lindwer & Aline Pennewaard en uitgeverij Nieuw Amsterdam met de ondertitel ‘De miraculeuze ontsnapping van Hongaars-Nederlandse Joden tijdens de bezetting’. Een van de welkome aspecten van het tot mij nemen van literatuur is dat de eigen Umwelt nog meer ingevuld wordt. Zo vernam ik in het hoofdstuk ‘Vera Gyergyoi-Rudnai’ dat de Hongaars-Joodse Guido Rudnai in de oorlogsjaren door toedoen van de Papendrechter Dirk Vlot uit de klauwen van de nazi’s gered werd. Guido Rudnai werkte als ingenieur bij vliegtuigfabriek Focke-Wulf in Bremen. Nadat hij in de jaren dertig enige tijd gevangen werd gehouden door de trawanten van Hitler, besloot het gezin naar Nederland te emigreren. Na een korte stop in Amsterdam vestigden Guido Rudnai en zijn Duitse, niet Joodse echtgenote Maria Wilma Goosmann zich met hun dochter Vera  in Dordrecht, omdat Guido ging werken bij de vliegtuigfabriek Aviolanda in Papendrecht.

Guido was gemengd gehuwd en als Hongaar ontkwam hij in eerste instantie aan de razzia’s en deportaties van de Duitsers. Toch werd hij in 1943 opgepakt en naar Westerbork getransporteerd. Zijn technisch leidinggevende bij Aviolanda en vriend Dirk Vlot zat bij het ondergrondse verzet en ging illegaal naar het Drentse kamp. Daar wist hij bij een hek contact te krijgen met Guido en sprak hem moed in. Hij moest er wel voor zorgen in Westerbork zien te blijven. Dat lukte en is een tijdje later vrijgekomen. Een paar maanden later kreeg Guido een brief van het Hongaars gezantschap in Amsterdam met het advies terug te keren naar Hongarije, dat tot 1944 een bondgenoot van Duitsland was. En zo vertrok het gezin met de derde treinreis naar Boedapest. Dat de vroegere plaatsgenoot Dirk Vlot bij het ondergrondse verzet zat en daadwerkelijk als zodanig opereerde, was mij tot de lezing van De treinreis niet bekend. Wat de context van die bevrijdende reis was, zetten de auteurs Lindwer en Pennewaard in het eerste stuk ‘Verantwoording’ en ‘Voorwoord’ uiteen.

Ik citeer deels de verantwoording: ‘De ontsnapping van 89 Hongaars-Nederlandse Joden in 1943, terwijl de Holocaust in Nederland in volle gang was en wekelijks de treinen vanuit Westerbork naar de gaskamers in Polen reden, is een uitzonderlijke en nog niet eerder vertelde geschiedenis. Deze ontsnapping vond plaats met de goedkeuring en hulp van de nazi’s, en heette repatriëring. In de loop van 1943 werden in vijf treinreizen 89 mensen dwars door het hol van de leeuw, via nazi-Duitsland en bezet Oostenrijk, naar het op dat moment nog vrije Hongarije getransporteerd. In het kader van promotieonderzoek werd in het NIOD-archief bij toeval dit onbekende verhaal ontdekt. Deze vondst en vervolgens de reconstructie van de reizen en de achtergrondverhalen van de overlevenden zijn verfilmd voor de documentaire De Treinreis, en worden uitvoerig beschreven in dit gelijknamige boek. De laatste vijf nog in leven zijnde ooggetuigen van deze uitzonderlijke reizen hebben we kunnen opsporen en zij hebben hun verhaal voor de camera willen vertellen. In dit boek is een bewerking van deze complete interviews opgenomen. Van twee overlevenden die niet meer in leven waren, hebben we het verhaal met medewerking van hun zoon in de film en het boek kunnen reconstrueren.

Deze vijf verhalen zijn de ervaringen van overlevenden die tijdens de bezetting kinderen en tieners waren. Voorts kregen we de beschikking over de memoires van een overlevende, geschreven in 1986. Om historische redenen leek het ons belangrijk haar verhaal aan dit boek toe te voegen. Het is geschreven vanuit het perspectief van een volwassen vrouw, die samen met haar man en kinderen deze dramatische episode beleefde. De interviews en de memoires vullen elkaar naar onze mening heel goed aan en worden door het hoofdstuk ‘Hongaarse Joden in Nederland’ in een breder historisch kader geplaatst.’ En het Voorwoord gaat als ‘ In 1943 wisten 89 Hongaars-Nederlandse Joden uit Nederland te ontsnappen. Waarom lieten de nazi’s uitgerekend deze groep Joden gaan? Hongarije was immers een bondgenoot van Duitsland, maar ondanks het virulente antisemitisme in de Hongaarse samenleving was de Hongaarse regering niet bereid om haar Joodse staatsburgers naar de Duitse vernietigingskampen in Polen te sturen. Dat vond zij te ‘barbaars’. Zelfs Hongaarse Joden die buiten Hongarije woonden, werden dankzij hun Hongaarse nationaliteit niet op transport gesteld vanuit de door Duitsland bezette gebieden, echter wel op voorwaarde dat zij terugkeerden naar Hongarije. Wie waren deze vluchtelingen uit Nederland en wat wachtte hun in Hongarije? Velen konden toen nog niet weten dat de nazi’s op een laat moment in de oorlog, op 19 maart 1944, alsnog Hongarije zouden bezetten. Toen barstte ook daar de Jodenvervolging in alle hevigheid los. Er woonden op dat moment ongeveer 850.000 Joden in Hongarije. Hitler wist in slechts een paar maanden tijd meer dan een half miljoen van hen naar de gaskamers van Auschwitz te deporteren en te vermoorden.

Ongekend in de geschiedenis van de mensheid, wat natuurlijk voor de hele Holocaust geldt. Uitzonderlijk is dat de groep van 89 Hongaars-Nederlandse Joden die Nederland kon verlaten, ook de deportaties in Hongarije vrijwel in z’n geheel overleefde en kon terugkeren naar Nederland. Tijdens het onderzoek naar de achtergronden van dit verhaal ontdekten we dat de Zweedse zakenman-diplomaat Raoul Wallenberg een belangrijke rol heeft gespeeld bij het overleven van een aantal van deze vluchtelingen in Boedapest. Tot op heden was niet bekend dat Wallenberg ook het leven van Joden afkomstig uit Nederland heeft gered. Het gezin Tauber, dat van 1930 tot 1943 in Amsterdam woonde, behoorde tot de groep van 89 mensen die met een van de vijf treinreizen bezet Nederland kon ontvluchten. De moeder van de door ons geïnterviewde Anki Flores-Tauber was een van de eersten die via connecties een ‘Schutzpass’, een document van Wallenberg, in handen kreeg, waardoor de familie een beschermde status verwierf. Raoul Wallenberg redde ongeveer 20.000 Joden het leven, onder wie dus ook een aantal van de Hongaars-Nederlandse Joden die naar Boedapest waren ontkomen. Op het hoogtepunt van de reddingsacties werkte Wallenberg samen met ruim driehonderd mensen. Onder hen waren ook enkele Nederlanders. Zo ontsnapte een handjevol Joodse mannen, vrouwen en kinderen voor de tweede maal aan de dood. 

Bestaat er zoiets als een Holocaust met een happy end? Uiteraard niet. Het grootste deel van de groep van 89 heeft het overleefd, maar de onmenselijke ontberingen die zij vooral in de laatste fase van de oorlog hebben moeten doorstaan, sloegen wonden die nooit heelden. Zo werden grote groepen Joodse mannen door het Hongaarse leger, zonder wapens en proviand, naar het Oostfront gestuurd om onder andere mijnen te ruimen. Anderen werden naar het Servische concentratiekamp Bor gebracht om als dwangarbeiders in kopermijnen te werken en te helpen bij de aanleg van een spoorlijn. In het volgende hoofdstuk komt dit uitvoeriger aan de orde. Velen werden ook het slachtoffer van het brute optreden van de Pijlkruisers. Dat waren de moorddadige Hongaarse fascisten en antisemieten die in oktober 1944 in Hongarije aan de macht kwamen, en die in hoge mate bijdroegen aan de immense tragiek die de Joden in Hongarije trof. De Donau was dagenlang rood van het bloed van vermoorde Joden, die door deze Pijlkruisers vanaf de oever de rivier in waren geschoten. De uit Nederland afkomstige groep was getuige van zowel dwangarbeid als de verschrikkelijke moordpartijen door deze Hongaarse fascisten. Ook hieraan konden zij ontsnappen. Zwaar getraumatiseerd kwamen de meesten uit de oorlog terug. Over de Tweede Wereldoorlog en de Jodenvervolging in Nederland is al veel bekend. Toch blijken er bijna driekwart eeuw na de bevrijding nog altijd onbekende hoofdstukken te bestaan over deze grootste tragedie uit de vaderlandse geschiedenis.

Het verhaal van deze 89 vluchtelingen is nooit eerder verteld. In het monumentale, veertiendelige standaardwerk van prof. dr. Loe de Jong wordt niets vermeld over dit bijzondere aspect van de Nederlandse deportatiegeschiedenis. Prof. dr. Jacques Presser wijdde er in zijn beroemde boek ‘Ondergang’ slechts één zinnetje aan. Het was exact dit zinnetje dat de nieuwsgierigheid prikkelde en een aansporing was om dieper in de materie te duiken. Het werd een lange zoektocht, maar uiteindelijk leidde dit tot een lijst van 89 personen die Nederland konden ontvluchten, met vijf tot nu toe onbekende treinreizen, op 18 maart, 13 mei, 17 en 31 augustus en 23 oktober 1943. Al hun namen konden worden achterhaald. Onder de ontsnapte Joden bevonden zich ook bekende personen, zoals de gevierde blinde concertpianist Imre Ungár, de bekende operazangeres Lotte Medák, de persfotograaf László Rózsa, de impresario Géza Kálmán de Koos en zijn vrouw, de celliste Judith Bokor en Henriette Alberta van het Reve, de tante van de schrijver Gerard van het Reve, met haar Hongaars-Joodse echtgenoot Lajos Glück. Het miraculeuze van dit verhaal is dat het merendeel van de ontsnapten tweemaal aan de Holocaust kon ontkomen en de oorlog overleefde. Van de 89 mensen die naar Boedapest ‘repatrieerden’, hebben 73 het met zekerheid overleefd. Negen zijn alsnog gedeporteerd en vermoord, van vijf mensen kon hun lot niet definitief worden achterhaald, en twee zijn in Boedapest overleden. Naar verhouding een bijzonder hoog aantal overlevenden. Hun onbekende verhaal voegt een nieuw hoofdstuk toe aan de geschiedenis van de Jodenvervolging in Nederland. Hongarije heeft nog altijd een grote Joodse gemeenschap, in omvang de derde van Europa. Maar het land kent ook een lange geschiedenis van antisemitisme. In Nederland was de nsb actief, hun Hongaarse tegenhangers – hoewel vele malen gewelddadiger – waren de Pijlkruisers. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben deze moordlustige fascisten in hoge mate bijgedragen aan de verschrikkingen aangericht tegen Joden. De nazi’s konden zich geen betere bondgenoot wensen. Deze lijn van fascisme, extreem nationalisme en antisemitisme kan doorgetrokken worden naar het heden. Nu geen moordpartijen, maar wel een politiek die doordrenkt is van extreemrechts, neonazisme en antisemitisme. Een tendens die we in meerdere Europese landen zien, maar niet zo radicaal als in Hongarije. Vijfenzeventig jaar later lijkt er niets veranderd. Het boek kan daardoor niet alleen gelden als een terugblik op een tot nu toe onbekend aspect van de Nederlandse Jodenvervolging, maar ook als een waarschuwing voor de toekomst.’

 

De treinreis

Voor de reiskoffer

Ik heb de usance boeken die er naar mijn verwachting echt toe doen in uw en mijn vakantie ruim van tevoren op een stapeltje te leggen. Dat voorsorteren is op zich al prettig en daarbij laat ik mij leiden door het thema dat doorgaans op de omslag verwoord is. Ik geef aan u door van vijf werken titel, schrijver, genre of ondertitel, uitgever en thema, Zullen wij met elkaar afspreken dat ik na de vrije tijd van u verneem hoe de vijf bij u gevallen zijn? In ieder geval heb ik tegen die tijd het vijftal tot mij genomen en kan ik derhalve uw leeservaring naast die van mij leggen.
 
1) De passie volgens G.H. – Clarice Lispector – Roman – De Arbeiderspers
De kunstenares G.H. besluit de kamer van haar vertrokken dienstmeisje op te ruimen. Uit de garderobe kruipt een kakkerlak, die zij tussen de deur plet: meer intrige bevat deze roman niet. Desalniettemin wordt De passie volgens G.H. gezien als een van de grootste romans die Brazilië in de twintigste eeuw heeft voortgebracht. Dit boek, waarmee Clarice Lispector zich de ware opvolgster van Kafka betoont, is een onvergetelijke getuigenis van de hartstochtelijke walging waarmee zij God tot zich laat komen. 

2) In de tuin van het beest – Leila Slimani – Roman – Nieuw Amsterdam
Adèle is journalist, getrouwd met een lieve man en moeder van een peuter. Maar Adèle is ook wanhopig verslaafd aan seks. Seks om een onbestemd verlangen te sussen, om te ontsnappen aan de banaliteit van het bestaan. Ze spreekt voortdurend af met vreemde mannen op anonieme plekken. Ze leidt een dubbelleven, inclusief geheim telefoonnummer en e-mailaccount. Wanneer haar man dit ontdekt, verhuist het gezin naar het platteland, weg van de verlokkingen van de grote stad. Kan Adèle de verleiding weerstaan, wanneer ze alleen teruggaat naar Parijs voor de begrafenis van haar vader? In niets verhullend taalgebruik schetst Leïla Slimani de intense begeerte van een vrouwelijk lichaam en laat ze je de destructie van een verslaving keihard voelen.

3) De kangoeroekronieken – Marc-Uwe Kling – Parodie – De Harmonie
Als op een dag een kangoeroe tegenover Marc-Uwe Kling komt wonen, volgt een interessante kennismaking. De kangoeroe is communist en helemaal into Nirvana. Hij trekt al snel bij Marc-Uwe in. Samen bediscussiëren ze in puntige dialogen maatschappelijk relevante en minder relevante vragen, zoals: Kun je de complete werken van Hegel samenvatten in één sms-je? Heeft de kangoeroe echt voor de Vietcong gevochten? En de hamvraag: wie is beter - Bud Spencer of Terrence Hill? 'Kan jij vandaag een keer betalen?' vraagt de kangoeroe na het eten. 'Vandaag? vraag ik. 'Een keer?' vraag ik. 'Ik moet altijd betalen, omdat jij nooit geld meeneemt.' 'Tja,' zegt de kangoeroe grijnzend. 'Zo zit de wereld nou eenmaal in elkaar. De een heeft de buidel, de ander heeft het geld.'

4) Nieuw-Atlantis – Francis Bacon – Essay – ISVW
Een groep reizigers, verdwaald en de wanhoop nabij, belandt op een onbekend eiland in de Stille Oceaan. Algauw maakt hun argwaan plaats voor bewondering. Het eiland blijkt een thuis te bieden aan een welvarende samenleving waarvan de religieuze tolerantie en wetenschappelijke ontwikkeling ver vooruitlopen op Europa. Francis Bacon (1561-1626) geldt als de grondlegger van de moderne wetenschap. Hoe die wetenschap eruitziet en welke rol zij speelt in de samenleving, beschreef Bacon in zijn utopie, Nieuw-Atlantis. Dit werk voorspelde allerlei technologische ontwikkelingen en inspireerde de oprichters van de Royal Society. Deze nieuwe vertaling van Nieuw-Atlantis gaat vergezeld van een uitgebreide inleiding over het leven van Bacon, zijn filosofische inspiratiebronnen en de invloed van de tekst.

5) Een open zenuw – Peter Malcontent – Nederland, Israël en Palestina – Boom
Hoewel Israël als een bondgenoot geldt, is het Palestijnse conflict voor de Nederlandse regering altijd een open zenuw geweest. Dit boek beschrijft de geschiedenis van een soms moeizame verstandhouding. Vanaf de jaren vijftig stond Nederland, mede uit schuldgevoel over de Holocaust, pal achter Israël. Die steun is nooit vanzelfsprekend geweest. Het feit dat de bevolking van Nederlands-Indië grotendeels islamitisch was, hield Nederland lange tijd af van steun voor de zionisten in hun strijd voor een onafhankelijke staat. Sinds de Israëlische annexatie van de Palestijnse gebieden in 1967 is de kritiek op Israël weer gegroeid. Toch betekent dit niet automatisch dat Nederlanders partij zijn gaan kiezen voor de Palestijnse zaak. Waarom niet? Peter Malcontent legt dit uit aan de hand van nooit eerder gebruikte bronnen. Het antwoord blijkt even simpel als verbluffend.