06-06-2016

EEN "KLEIN" SEXTET


Ik kijk naar een kostbaar kleinood op mijn leestafel, want daar ligt een stapeltje handzame gebonden bestsellers in klein formaat maar met inhoud van groot gehalte. Het gaat om zes zogenoemde colibri’s van World Editions in samenwerking met de door ons zo beminde uitgeverij De Geus. Met een knipoog op de naderende weken van vakantie zeg ik u; u zit, waar u  dan ook bent thuis in de tuin of elders ver weg aan het strand, heel goed met dit zestal, dat hoeveel bagage u ook mee gaat nemen altijd mee kan. Hoe groot klein kan zijn! In de voorbije jaren passeerden de zes onderhavige boeken in onze rubriek de revue. Ik mocht u derhalve mijn leeservaringen aanreiken, die immer hooggestemd waren. Hoe heerlijk was het deze literaire werken tot mij te nemen en u daarin te laten delen. Daar ik niet in herhaling wil vervallen, geef ik u nu enkel en alleen de tekst op de omslagen van de zes. Mijn optie nu is enkel en alleen u te zeggen dat deze boeken er nog zijn, maar dan in een nieuwe outfit! Uw vrije dagen krijgen door deze zes meer vulling. Of het nu om een roman, een autobiografie of een heilige tekst gaat!

De geschiedenis van mijn leven – George Sand - autobiografie
‘Als Aurore Dupin (1804-1876) in 1832 haar eerste roman publiceert, kiest zij bewust voor een mannelijke auteursnaam: George Sand. In haar autobiografie vertelt George Sand op innemende wijze over haar veelbewogen leven, haar successen als schrijfster en strijdster voor vrouwenrechten, haar politieke engagement, haar vriendschap met Balzac en haar liefde voor Frédéric Chopin.






 

De kleine miezerige god – Esther Gerritsen – psychologische roman
'Dominique is naar Amsterdam verhuisd. Nieuw werk, een nieuw huis, goede voornemens: alle voorwaarden voor een mooie start. Maar Dominique raakt verstrikt in een vriendschap met haar opdringerige onderbuurvrouw en ze belandt in een affaire met de oerlelijke Kris. De kleine onschuldige god, door Dominique in het leven geroepen omdat er toch iemand getuige moet zijn van haar leven, kijkt werkeloos toe.’





Dertig dagen – Annelies Verbeke – sociale roman
‘Alphonse is met zijn geliefde Kat verhuisd naar de Vlaamse Westhoek. Ver weg van het drukke Brussel en het wisselvallige muzikantenbestaan is hij gelukkig met zijn eenmansklusjesbedrijf. Zijn klanten zijn lovend over zijn werk, en nog meer onder de indruk van hemzelf. Ze stellen zich open voor hem en hebben behoefte aan zijn adviezen. Maar Alphonse wil geen Jezus zijn, geen goeroe worden. Hij helpt omdat hij dat kan.’







In tijden van afnemend licht – Eugen Ruge - roman
‘Op 1 oktober 1989 viert de Oost-Duitse Wilhelm Powileit zijn negentigste verjaardag. Terwijl buiten de roep om vrijheid en democratie steeds luider klinkt en het niet lang meer zal duren voordat de Muur valt, eindigt de dag voor Wilhelm in grote chaos wanneer de tafel voor het buffet met eten en al instort. Wilhelm is zijn hele leven een overtuigd communist geweest. Na een lange ballingschap in Mexico keert hij in 1952 met zijn vrouw terug naar de DDR. Vier jaar later voegt hun zoon zich bij hen. Kurt probeert de verschrikkingen van de goelag achter zich te laten en samen met zijn Russische vrouw Irina en hun zoontje Alexander een bevredigend bestaan op te bouwen, ook al groeit zijn twijfel over de gang van zaken in het land. Jaren later, vlak voor de Wende, vlucht Alexander naar het Westen. Pas als hij in Mexico op zoek gaat naar de sporen van zijn grootmoeder vindt hij eindelijk innerlijke rust.’

- De boodschapper – Kader Abdolah – een vertelling
‘De kroniekschrijver Zeeëd is de rechterhand van Mohammad en de man die Allahs openbaringen aan Mohammad verzamelt in een nieuw boek: de Koran. Na de dood van Mohammad vraagt Zeeëd zich af wie de profeet eigenlijk was. Zeeëd besluit langs te gaan bij mensen die de profeet hebben gekend: familie, vrienden, vijanden, volgelingen, wetenschappers, vrouwen en dichters. Op die manier reconstrueert Zeeëd via ooggetuigen het leven van Mohammad, de boodschapper, vanaf zijn geboorte tot aan zijn dood. De lezer krijgt een bijzonder ‘eigentijds’ beeld van de periode waarin Mohammad opgroeide, hoe hij zijn stad Mekka van de morele ondergang wilde redden en hoe hij zich van profeet ontwikkelde tot een machtig leider.’





- De Koran – Kader Abdolah – een vertaling
‘De laatste jaren is er in Nederland geen ander boek verschenen dat zo veel teweeg heeft gebracht als de vertaling die Kader Abdolah maakte van de Koran. In alle geledingen van de samenleving, van politici tot politie, van gelovigen tot ongelovigen, van literaire fijnproevers tot niet-lezers: de eigenzinnige vertaling maakte vele stemmen los. Voor het eerst konden alle Nederlanders kennismaken met een leesbare Koran. De 114 soera's werden op een nieuwe, chronologische manier gerangschikt en van een inleiding voorzien. Kader Abdolah gaf sinds het verschijnen van De Koran en De boodschapper honderden lezingen. De boeken zijn nu voor het eerst ook los verkrijgbaar.’

POGINGEN IETS VAN HET LEVEN TE MAKEN

 

Een briljant geschreven ontroerend en ontwapenend bericht uit een verzorgingshuis heb ik voor u, dat in twee jaar tijd herdruk op herdruk beleeft. Ik weet zeker dat u van het bestaan van dit verslag over het wel en wee over het reilen en zeilen tijdens iets meer dan een jaar in een Amsterdams bejaardenoord vernomen heeft. Nu wordt dus echt tijd dat u de stem uit het huis live hoort. Het gaat om het 356 bladzijden tellende Pogingen iets van het leven te maken van Hendrik Groen en van uitgeverij Meulenhoff. De ondertitel van de roman, want die aanduiding van het genre staat significant op de omslag – gaat als ‘Het geheime dagboek van Hendrik Groen, 83 ¼ jaar’. Ik haast mij te zeggen dat het levensjournaal het predicaat van verzonnen door toedoen van de auteur meegekregen heeft, maar dat het boek dicht schuurt, bijna een op een, langs de realiteit van het verkeren in ‘the place to be’ voor hen die op de oude dag niet zonder hulp kunnen. Schrijnend subtiel, scherp van geest , hilarisch van toon, doet een man op gevorderde leeftijd bij wijle hartverscheurend en ontroerend verslag van een bizar bestaan.

Zo af en toe betreed ik de kamers van een verzorgingscentrum in het eigen dorp. Wat mij dan bij dan voortdurend opvalt dat het lijkt of het bestaan van de bewoners stil is komen staan. Het is een continue pas op de plaats en de mannen en vrouwen doen dit heel gedwee en gelaten. Dat er toch een leven bruist achter de façade van de bewoners etaleert Hendrik Groen, achter wie een zekere Peter de Smet, een 61-jarige inwoner van Amsterdam-Noord  zich twee jaar schuilgehouden heeft, in optima forma. Het succes van de eersteling van De Smet was zo groot – sinds 2014 maarliefst 23 herdrukken! – dat hij zich geroepen voelde een tweede dagboek te schrijven: Zolang er leven is en daarover de volgende keer. Nu wil ik u Hendrik Groen aan u voorstellen door de eerste vier dagen van 2013 integraal aan u door te geven. U zult met mij versteld staan over de kunst van het opschrijven waarmee Groen het leven van alledag in een centrum waar mensen de dag slijten met het vergeefs vechten tegen aftakeling in kaart brengt.

Het virtuoze van zeg maar Hendrik Groen alias Peter de Smet is dat hij het vaak dorre bestaan, waar dooddoeners het voor het zeggen hebben, zo goed verbeeldt en verwoordt dat het toch weer glans krijgt. Ooit las ik de slogan ‘Life is hard be a rock life is soft be a gloam’, Het trieste bij het leven in een instelling is dat het schurken tegen het eind van het leven zijn power verliest. Het vastgeroest zijn in een door anderen gereguleerd bestaan met de vele geboden en verboden is een gruwel. Alleen door erover te schrijven is er een way out. Dat doet De Smet met zijn alter ego Groen. En hoe!

Voor mijn greep uit het fictieve maar o zo ware dagboek reik ik u de tekst van de omslag aan. ‘Hendrik Groen mag dan oud zijn, hij is nog lang niet dood en niet van plan zich eronder te laten krijgen. Toegegeven: zijn dagelijkse wandelingen worden steeds korter omdat de benen niet meer willen en hij moet regelmatig naar de huisarts. Technisch gesproken is hij bejaard. Maar waarom zou het leven dan alleen nog maar moeten bestaan uit koffiedrinken achter de geraniums en wachten op het einde? In korte, ogenschijnlijk luchtige, maar vooral openhartige dagboekfragmenten laat Hendrik Groen je een jaar lang meeleven met alle ups en downs van het leven in een verzorgingshuis in Amsterdam-Noord. Op de laatste dag van het jaar zal het nog moeilijk zijn om afscheid nemen van dit charmante personage... ‘ Over de laatste zin: wij behoeven geen  afscheid te nemen,  want daar is sinds januari van dit jaar nu vervolg Zolang er leven is met de ondertitel ‘Het nieuwe geheime dagboek van Hendrik Groen, 85 jaar’.

Hendrik Groen: ‘Dinsdag 1 januari 2013 - Ik hou ook het komend jaar niet van bejaarden. Dat geschuifel achter die rollators, dat misplaatste ongeduld, dat eeuwige klagen, die koekjes bij de thee, dat zuchten en steunen. Ik ben zelf 83 ¼ jaar. Woensdag 2 januari - Er was royaal poedersuiker gemorst. Om de tafel beter af te kunnen nemen met een vaatdoekje zette mevrouw Smit de schaal met appelflappen even op een stoel. Mevrouw Voorthuizen kwam aanlopen en ging met haar enorme reet midden in de schaal met flappen zitten zonder het zelfs maar te merken. Pas toen mevrouw Smit de schaal ging zoeken om hem terug te zetten kwam iemand op het idee onder mevrouw Voorthuizen te kijken. Toen die opstond plakten er drie appelflappen aan haar bloemetjesjurk. ‘Ze passen mooi bij het motiefje,’ zei Evert. Ik stikte haast van het lachen. Dit prachtige begin van het nieuwe jaar had moeten leiden tot algemene hilariteit maar gaf, in plaats daarvan, aanleiding tot drie kwartier gezemel over de schuldvraag. Ik werd van verschillende kanten boos aangekeken vanwege het feit dat ik het blijkbaar grappig had gevonden. En ik, ik mompelde excuses. In plaats van nog harder te lachen, mompelde ik excuses. Ik, Hendrikus Gerardus Groen, ben namelijk altijd correct, innemend, vriendelijk, beleefd en behulpzaam. Niet omdat ik dat ook allemaal ben maar omdat ik niets anders durf te zijn. Zelden zeg ik wat ik zeggen wil. Altijd kies ik voor de veilige weg.  Mijn specialiteit: het sparen van kool én geit. Mijn ouders hadden een vooruitziende blik toen ze mij Hendrik noemden: veel braver zul je ze niet snel tegenkomen. ‘Kent gij Hendrik niet, die altijd zoo beleefd zijnen hoed afneemt als hij voorbij gaat?’ Dat ben ik. Ik word nog depressief van mezelf, dacht ik. Toen heb ik het besluit genomen om ook iets van de ware Hendrik Groen te laten horen: precies één jaar lang zal ik mijn ongecensureerde kijk geven op het leven in een bejaardenhuis in Amsterdam-Noord.

Als ik voor het eind van het jaar doodga is dat overmacht. In dat geval zal ik mijn vriend Evert Duiker vragen om op mijn begrafenis een kleine bloemlezing te houden uit mijn dagboek. Als ik opgebaard lig in de kleine zaal van crematorium ‘De Einder’, netjes gewassen en gestreken, zal de ongemakkelijke stilte doorbroken worden door de raspende stem van Evert die enkele aardige passages zal voorlezen aan het onthutste publiek. Over één ding maak ik mij zorgen: stel dat Evert eerder doodgaat dan ik? Dat zou niet netjes zijn van hem, vooral omdat ik nóg meer ziektes en gezwellen heb dan hij. Op je beste vriend moet je kunnen rekenen. Ik zal het er met hem over hebben. 

Donderdag 3 januari - Evert was enthousiast maar wilde niet garanderen dat hij langer zou leven dan ik. Hij had ook een paar bedenkingen. De eerste was dat hij na de voordracht uit mijn dagboek waarschijnlijk uit moest zien naar een andere aanleunwoning. De tweede zorg was de staat van zijn kunstgebit. Dat laatste had te maken met een onzorgvuldige biljartstoot van Vermeteren. Sinds hij staar heeft aan zijn rechteroog moet Vermeteren geholpen worden bij het mikken. Evert, nooit de beroerdste, had achter hem gestaan om aanwijzingen te geven, neus op keuhoogte. ‘Iets naar links en een beetje diep raken en...’ en voor hij klaar was had Vermeteren met de achterkant van zijn keu het gebit van Evert doormidden geramd. Carambole! Evert loopt erbij of hij aan het wisselen is. Hij is nauwelijks te verstaan omdat hij zo slist. Dat gebit moet gerepareerd worden voor hij kan voorlezen aan mijn baar. Maar, het zal nondedju niet, de kunstgebittenreparateur heeft een burn-out. Twee ton per jaar, een pracht van een assistente, drie keer per jaar naar Hawaï en toch overspannen; hoe is het mogelijk. Misschien somber geworden van al die valse oude tanden waar de etensresten soms zo lang tussen zaten dat er maden aangetroffen zijn. Bij wijze van spreken. De oliebollen die ze beneden in de conversatieruimte serveren, hebben ze dit jaar uit de kringloopwinkel gehaald. Gistermorgen nam ik uit beleefdheid een bol, en daar heb ik twintig minuten over gedaan, met daarbij de aantekening dat ik ook nog een losse veter heb moeten voorwenden om onder tafel het laatste stuk bol in mijn sok te kunnen stoppen. Vandaar dat er nog schalenvol stonden. Normaal is alles wat hier gratis is binnen een mum van tijd op. In de conversatieruimte wordt gewoonlijk om 10.30 uur koffie geserveerd. Is de koffie er om twee minuten over half elf nog niet dan beginnen de eerste bewoners al heel overdreven op hun horloge te kijken. Alsof ze nog meer te doen hebben. Voor de thee, die om 15.15 uur geserveerd hoort te worden, geldt hetzelfde. Een van de spannendste momenten van de dag: wat voor koekje wordt er vandaag geserveerd? Eergisteren én gisteren dus bij de koffie én bij de thee bejaarde oliebollen. Want ‘we’ gaan natuurlijk geen eten weggooien. Dan stikken we er nog liever in.

Vrijdag 4 januari - Ik heb gisteren een wandelingetje gemaakt naar de bloemenstal en daar bollen in een bakje gekocht. Heb ik over een week, als de hyacinten uitkomen, toch mooi de lente weer gehaald. In de meeste kamers van dit tehuis staan in april de kerststukjes nog. Naast een stokoude sanseveria en een terminale primula. ‘Zonde om weg te gooien.’ Áls de natuur al een opbeurende rol kan spelen in het leven van een mens, dan in ieder geval niet in de woon-slaapkamer van de Nederlandse bejaarde. Daar is de staat van de huiskamerplant meestal een getrouwe afspiegeling van de situatie waarin zijn verzorger zich bevindt: wachtend op een troosteloos einde. Omdat ze niks anders te doen hebben of erg vergeetachtig zijn geven de oudjes zo’n plant drie keer per dag water. Daar kan op den duur zelfs een sanseveria niet tegen. Mevrouw Visser heeft me voor morgenmiddag uitgenodigd voor een kopje thee. Ik had moeten weigeren, al is het maar omdat ze stinkt, maar ik heb gezegd dat ik graag even bij haar langskom. Daar gaat mijn middag. God, wat ben ik toch een slappe zak. Er schoot me op het beslissende moment geen smoes te binnen dus dat wordt prietpraat en droge cake. Hoe ze erin slaagt om van de natste cake in korte tijd stoffig karton te maken is een raadsel. Per plakje heb je drie kopjes thee nodig. Ik ga morgen een daad stellen en het tweede plakje weigeren. Het begin van een nieuw leven. Een nieuw leven op netjes gepoetste schoenen. Daar ben ik de halve ochtend mee bezig geweest. De schoenen zelf gingen redelijk snel. Ik was vooral veel tijd kwijt om de schoensmeer uit de mouwen van mijn overhemd te krijgen. Maar ze glimmen nu aardig.

De schoenen. De mouwen heb ik uiteindelijk maar opgerold. Die kreeg ik niet meer schoon. Daar zal commentaar op komen. ‘Hoe krijgt u toch áltijd die mouwen zo vies, meneer Groen?’ Het leven bestaat hier uit nóóit of áltijd. Het eten is de ene dag ‘nóóit op tijd en áltijd te heet’ en de volgende dag ‘áltijd te vroeg en nóóit eens warm’. Ik heb mensen wel eens voorzichtig herinnerd aan nogal tegenstrijdige eerdere uitspraken, maar van logica is men hier niet gediend. ‘U weet het zeker weer beter hè, meneer Groen?’ U bent nu meteen in de race om Hendrik Groen op te halen!
 

ZOLANG ER LEVEN IS

En het geschiedde tot mijn grote voldoening gisteren: ik had de eerste dagen uit het relaas van een jaar leven door de ogen van Hendrik Groen op de radio voorgelezen of luisteraars mailden of belden mij met het verzoek hetzelfde te doen met het tweede deel dat begin dit jaar het licht mocht zien. Het gaat om de 376 bladzijden tellende roman Zolang er leven is van Hendrik Groen en van uitgeverij Meulenhoff met de ondertitel ‘Het nieuwe geheime dagboek van Hendrik Groen, 85 jaar’. Op de omslag van deze nieuwe uitgave heeft Groen een trui uitgetrokken en een jasje aangedaan. Mijn enthousiasme van een grage lezer krijgt nog meer omvang door het tot mij nemen van de tweede Hendrik Groen. Mijn loftuitingen liet ik u al blijken bij de eerste dagboekaantekeningen van de tachtigplusser en om niet in herhalingen te vervallen laat ik u de nieuwe ‘Groentjes’ proeven. Maar niet voordat ik u de tekst op de omslag van de jongste boreling van onze Hendrik integraal aan u heb doorgegeven. In het colofon staat dat in een paar maanden tijd net als bij Pogingen iets van het leven te maken herdruk op herdruk gewenst was. Goede waar mag best een sier hebben!

De uitgever: ‘Op verzoek van zijn vele oudere fans een grotelettereditie van Hendrik Groens nieuwe dagboek. We leerden Hendrik Groen kennen door zijn dagboek Pogingen iets van het leven te maken. Samen met zijn vriend Evert en de andere leden van de Oud-maar-niet-dood-club probeert Hendrik zijn laatste levensjaren in een verzorgingshuis in Amsterdam-Noord zo aangenaam mogelijk te maken. Van tijd tot tijd valt het Hendrik zwaar om de moed erin te houden. Gelukkig heeft hij de pen weer opgepakt. Met de hem zo kenmerkende charmante humor neemt hij de medebewoners, de directie, zijn vrienden en de ouderdom in het algemeen op de korrel, waarbij hij zichzelf zeker niet spaart.’
Onze Hendrik: ‘Woensdag 31 december 2014 Volgens de statistieken heeft een man van vijfentachtig op deze laatste dag van het jaar ongeveer tachtig procent kans om 31 december 2015 te halen. Ik vaar op gegevens van het ‘Nationaal Kompas Volksgezondheid’. Ik ga mijn best doen, maar dus niet zeuren als het dagboek, waar ik morgen mee begin, het eind van het jaar niet haalt. Een kans van 1 op 5.

 Donderdag 1 januari 2015 - Evert stak zijn rotjes vroeger bij voorkeur af in hondendrollen of, nog mooier, paardendrollen, maar die zag je niet zo vaak. Hij betreurt erg dat de bommetjes vroeger zo veel kleiner waren dan nu. 'Het is dat ik in mijn rolstoel een grote kans heb mezelf de lucht in te schieten, maar anders zou ik graag een paar strijkers aansteken in de hal.' Dat was zijn bijdrage aan de al dagen durende discussie over vuurwerk. Ondanks een petitie van de bewoners had onze directrice, mevrouw Stelwagen, geen poging gedaan een vuurwerkvrije zone rond ons bejaardenhuis ingesteld te krijgen. Volgens een korte verklaring op het mededelingenbord vond zij dat op dit moment 'niet opportuun'. Daar zat wat in, vonden sommige bewoners, vooral mensen die niet wisten wat opportuun betekende. Anderen dachten dat Stelwagen liever geen blauwtje wilde lopen bij de gemeente. Onze Oud-maar-niet-dood-club heeft oud & nieuw gevierd in de aanleunwoning van Evert, waar gebakken en gekookt mag worden, een activiteit die niet is toegestaan in de kamers van het bejaardenhuis. Met ex-topkoks Antoine en Ria in de gelederen mag je geen gelegenheid tot kokkerellen voorbij laten gaan.Om kwart voor twaalf zijn we gezamenlijk afgereisd naar de kamer van Graeme, ons hoogst wonende clublid op de vijfde etage. Op zijn balkon hebben we het vuurwerk bewonderd en heeft Evert, namens ons allemaal, een illegale vuurpijl afgestoken, als gebaar van opstandigheid naar de directie. Hij was erg mooi.

We zijn benieuwd door wie we verraden worden. Edward heeft spontaan aangeboden op het matje van de directrice te verschijnen, mocht het zo ver komen. Hij heeft toegezegd dan nog onverstaanbaarder te praten dan hij altijd al doet en schriftelijk verslag te doen op de volgende vergadering van Omanido. Kortom: de stemming zat er goed in. Om twee uur lag ik in bed. Het is een paar decennia geleden dat ik het zo laat heb gemaakt. Bravo Hendrik.

Vrijdag 2 januari - Er zat het afgelopen jaar een gat in elke dag. Heel het jaar 2013 schreef ik dagelijks trouw in mijn dagboek. Dat ene (of anderhalf) uur schrijven gaf mij een gevoel van nut en noodzaak. Misschien is het ontbreken van verplichtingen wel het belangrijkste kenmerk van het leven in een bejaardenhuis. Alles wordt voor je geregeld. Nadenken is niet nodig. Je kunt het leven als vla naar binnen lepelen, alle klontjes zijn eruit. Hap, slik, weg. Er zijn genoeg bewoners die tevreden zijn met deze permanente all-inclusive vakantie, maar voor mij, en een aantal van mijn vrienden, draagt de ledigheid van het bestaan in het verzorgingshuis niet bij aan het dagelijks geluk. Ik heb besloten om in 2015 opnieuw een dagboek bij te houden. Enerzijds om een dagelijkse verplichting te hebben en anderzijds omdat het mij dwingt alert te blijven, ogen en oren de kost te geven en de ontwikkelingen in ons zorgcentrum en de rest van de wereld te volgen. Ik zal de hersenen dagelijks aan het werk zetten en de gedachten netjes op een rij houden. Hersengymnastiek houdt de geest soepel. Het afgelopen jaar heb ik ook te vaak gedacht hoe jammer het was dat ik niets meer opschreef als er weer eens een bejaarde in een paar sloten tegelijk was gelopen, het personeel er een potje van maakte of de directrice al te hooghartig regeerde over haar onderdanen. Ik heb er weer zin in.

Zaterdag 3 januari - Een directeur van een verpleegtehuis heeft in de krant het goede voorbeeld gegeven met een eerlijk verhaal: ‘De verwachtingen die wij als samenleving gecreeerd hebben over professionele ouderenzorg kunnen onder de huidige omstandigheden niet worden waargemaakt.’ Oftewel: het is niet te voorkomen dat er af en toe een luier niet meteen wordt verschoond, een gebit zoekraakt of iemand tijdelijk aan een bed vastgebonden moet worden. Jammer maar helaas. Als alle steen-en-beenklagers, alle sensatiebeluste journalisten en alle tweeendertig controlerende instanties van verpleegtehuizen het anders willen, zullen ze de meerderheid van de Nederlanders ervan moeten overtuigen dat de zorgpremie flink omhoog moet. Succes! Ik zal onze directrice het betreffende artikel persoonlijk overhandigen. Ja, daar kijkt u van op, he? Brave Hendrik is niet meer. We mogen nog niet spreken van dappere Hendrik maar ik heb mij een jaar geleden, bij de begrafenis van Eefje, voorgenomen die eeuwige voorzichtigheid te laten varen. Ik zeg steeds vaker waar het op staat en dat voelt meestal uitstekend. Van tevoren moet ik nog altijd even slikken, klopt mijn hart in mijn keel en aarzel ik een moment, maar vervolgens spring ik van de hoge duikplank in het diepe, om juichend weer boven water te komen. De steun van de andere leden van de Oud-maar-niet-dood-club is hierbij onontbeerlijk. Vooral Evert, die en mijn beste vriend is en er totaal geen moeite mee heeft om te zeggen waar het op staat, is mijn steun en toeverlaat. Er is ook dit jaar weer een horrorwinter voorspeld. Ondanks alle vorige foutieve voorspellingen van ijskoude wintermaanden wordt ook deze prognose weer zeer serieus genomen. Mijn medebewoners hebben volop gehamsterd. De kastjes puilen uit van koekjes, chocolaatjes, frisdrank en wc-papier. Dat laatste sinds we daar uit bezuinigingsoverwegingen zelf voor moeten zorgen. Er wordt sindsdien gemiddeld veel zuiniger geveegd, met alle consequenties van dien. Wat aan papier wordt uitgespaard, moet aan extra wasmiddel worden uitgegeven.

Zondag 4 januari - De directrice, mevrouw Stelwagen, kijkt er inmiddels niet meer van op als ik haar een krantenartikel geef of anderszins ongevraagd adviseer. Stelwagen kent geen ander belang dan eigenbelang: een goede reputatie voor haarzelf. Die is gediend met rust in haar tent en met tevreden bewoners. Zij weet dat ik dat weet. Zij weet ook dat ik een kleine achterban heb die ze niet moet onderschatten, en dat doet ze dan ook niet. De strijd tussen de directrice en Omanido is subtiel en voorzichtig, met nu eens een kleine overwinning voor de een en dan weer voor de ander. Niemand is gebaat bij openlijke oorlogvoering. Daarvoor zijn de belangen te groot. ‘Dank u wel, meneer Groen. U hebt weer iets gevonden waar wij wellicht ons voordeel mee kunnen doen?’‘Inderdaad. Een interessant artikel over een collega van u. Over verwachtingen ten aanzien van zorg en de openheid daarover.’ ‘Openheid, daar ben ik een groot voorstander van, openheid waar mogelijk. En altijd in dienst van het algemeen belang.’ ‘Algemeen belang is een pet waar veel onder past, mevrouw Stelwagen.’ ‘Klopt helemaal, meneer Groen.’ Zo ongeveer is de toon van onze conversaties. Meestal moet ik daarna even bijkomen van de zenuwen, maar dat heb ik er wel voor over. Wat adrenaline op zijn tijd kan geen kwaad.’ Hendrik Groen: hij geeft het leven kleur tot de laatste snik!