10-10-2016

VIER ROMANS VAN COSSEE


Ik ben immer verheugd over het bestaan van de uitgeverij waaraan wij als minnaars van goede literatuur al jaar en dag zo schatplichtig zijn. U verstaat mij al: ik heb het over het uitgeefhuis Cossee in Amsterdam, dat als dame van pers en promotie Eva Bouman kent. Onze Eva heeft in de loop der jaren achterhaald welke van haar publicaties bij ons als goedwillende lezers in een gespreid bed vallen. Ik wil nu van vier gloednieuwe Cossee-uitgaven de tekst van de site aanreiken en ook de entree. U zult zien dat Cossee let op het thema en op de wijze waarop dat verpakt is. Vorm en inhoud zijn bij haar een!  De herfst heeft inmiddels het visitekaartje afgegeven en hoe heerlijk is het in dit seizoen een goed boek lekker lui te liggen lezen. Over een paar herfstweken wisselen wij hier onze leeservaringen uit.
 
MORGENVROEG IN NEW YORK – Adrien Bosc
New York, 1949. Édith Piaf wacht vol spanning op de komst van haar geliefde, de bokskampioen Marcel Cerdan - bijgenaamd 'le Bombardier Marocain', die naar Amerika vliegt om in Madison Square Garden de wereldtitel terug te veroveren. Hij zit aan boord van een nieuw vliegtuig van Air France, de Constellation, die hem en andere passagiers - onder wie opvallend veel beroemdheden - van Parijs naar New York zal brengen. Aan boord is ook de geniale dertigjarige violiste Ginette Neveu met haar Stradivarius op schoot, op weg naar een tournee door de VS. De vlucht naar New York verbindt nog talrijke andere verbazingwekkende levens en lotgevallen, zoals de man achter het wereldwijde succes van de Walt Disney-merchandising, een wereldberoemde mode-illustrator, maar ook een groepje Baskische herders die hun geluk in Amerika gaan beproeven. Bosc heeft op drie continenten jarenlang onderzoek gedaan. Dankzij zijn vertelkunst lukt het van de wijd uiteen liggende brokstukken van een ramp een web van verhalen te maken waarin al die levensdraden zichtbaar worden. Een eerbetoon aan alle slachtoffers en hun nabestaanden, en een bewijs van het grote talent van Adrien Bosc. Bosc heeft aan een stapeltje vijfenzestig jaar oude krantenknipsels genoeg om een fascinerende reis door de tijd te maken en het noodlot terug te draaien tot het onheilspellende moment dat de motoren van het vliegtuig worden gestart.
‘Die avond, 27 oktober 1949, staat de Constellation F-BAN van Air France op de landingsbaan van Orly klaar om zevenendertig passagiers aan boord te verwelkomen en aan zijn vlucht naar de Verenigde Staten te beginnen.’
 
VUURLAND – Andreas Oosthoek
In zijn deels autobiografische roman Vuurland vertelt Andreas Oosthoek over zijn tijd als dienstplichtig militair bij het omstreden detachement Dienst Identificatie, een ‘samenraapsel van dromers en denkers, gestrande studenten en rotjongens’. Ze zijn overgeleverd aan de naweeën van de oorlog, ze zijn overgeleverd aan elkaar. Dagelijks worden ze geconfronteerd met de dood, de gesneuvelde jongens zijn van hun eigen leeftijd en hebben de tekenen van vergelding, moord en verraad. Het is de taak van Eenheid 402 om de naamlozen een naam te geven en thuis te brengen. De Duitse grens over, met trompetgeschal en wapperende vlaggen. Vuurland vertelt over de drieëntwintigjarige commandant Alva, een bikkel met een zachte kern. Zijn ‘lijkenpikkers’ hebben een mascotte, Krakau de Kraai, en kennen bizarre rituelen. Ze delen liefde en noodlot en soms raken ze aan de grens van de waanzin, zonder begeleiding, zorg of nazorg. Ze zijn, zoals Alva zegt, ‘de spelers in een antioorlogsfilm’. Vuurland is ook het verhaal van de Duitse grenadier die omkomt bij de haast vergeten Slag om de Schelde, de van brute moord beschuldigde Britse commando’s en de jongen uit Keulen die – jaren na de oorlog – het spoor zoekt van zijn vader, een gevreesde commandant die in de duinen van Walcheren door zijn eigen mannen is afgeknald. Meeslepend, beeldrijk en met een scherp oog voor details vertelt Andreas Oosthoek van een groep jonge mannen die geconfronteerd wordt met de gruwelen van de oorlog en zich staande probeert te houden voor een normaal leven na hun diensttijd.
‘Het vlindertje verlaat de oogkas van Jürgen Felz. Het stijgt op, talmt even, een kalme zweeftocht, zoekt, daalt en vindt de boom. Een zwarte populier, in zijn opgang gestoord en op eigen koers uitgegroeid, een sierlijke uitwaaiering van donkere, dikke takken op één, twee meter van de grond.’
 
HET VOGELHUIS – Eva Meijer
Len Howard (1894-1973) bracht de tweede helft van haar leven door in een klein, afgelegen huisje op het Engelse platteland. Daar schreef ze twee internationale bestsellers over de mezen, roodborsten, mussen en andere vogels in en rond haar huis. Voor wie er anno 2016 langsloopt, doet enkel het naambordje 'Bird Cottage' nog denken aan haar wonderlijke levensverhaal. Het raam van het vogelhuis stond altijd open, de koolmezen en mussen waren vrij om te komen en te gaan en landden op de typemachine van Len Howard zodra ze ging zitten om haar ervaringen met de dieren op te schrijven. Hoewel ze van huis uit geen bioloog was, was ze een pionier op het gebied van onderzoek naar dieren: ze bestudeerde de vogels op basis van vertrouwen en vrijheid, en observeerde hun karakters, eigenaardigheden en gewoontes. En intussen groeiden de wederzijdse waardering en vriendschap. Howard wist als meisje al dat ze niet in haar geboortedorp in Sussex zou blijven. De soirées en romantische intriges van het gegoede landleven aan het begin van de vorige eeuw stelden haar steeds weer teleur. Bij de dirigent Malcolm Sargent begon ze haar carrière als violiste, die ze afbrak om naar Ditchling in Zuid-Engeland te vertrekken. Hier bouwde ze een bijzondere band op met de vele vogels in en rond haar cottage. Koolmezen sliepen in huisjes boven de rand van de deur en speelden tikkertje rond de lamp, of gebruikten haar kussens als glijbanen. Haar muzikale gehoor stelde haar bovendien in staat de vele nuances in hun talen te horen - als ze de postbode en bezoekers tenminste op afstand wist te houden. Wat dreef Howard tot het radicale omgooien van haar leven, tot het kiezen voor een leven buiten de gebaande paden? Wat zeggen de levensverhalen van koolmezen ons over de mensenwereld? En is het mogelijk om je te ontworstelen aan de verwachtingen van anderen?

Eva Meijer stuitte als filosoof op het onderzoek van Howard, dat onterecht in de vergetelheid is geraakt. Het vogelhuis draait om muziek en vogelzang, mensenmanieren en koolmeesconventies, en uiteindelijk om wat het betekent om ergens thuis te horen.
‘Jacob vliegt snel naar binnen, roept me, en vliegt direct weer naar buiten. Zenuwachtig gedoe is niets voor hem, en het is ook niets voor hem om zo ver van huis te gaan als de jongen al uit het ei zijn. Normaal komt hij ’s ochtends een paar keer naar de voertafel en blijft hij daarna in de buurt van het houten nestkastje aan de berk – hij is een kalme vogel, groot voor een koolmees, een goede vader.’
 
AFSCHEIDSTOURNEE – Vrouwkje Tuinman
Vrouwkje Tuinman verbindt als geen ander de komische aspecten van het leven met de - harde - realiteit. Afscheidstournee vertelt over leven, dood en nalatenschap van de geroemde en verguisde vioolvirtuoos Nicolò Paganini. Na diens dood draagt Achille zijn vader de rest van zijn leven met zich mee - letterlijk en figuurlijk, want de kerk staat een begrafenis van de 'violist des duivels' niet toe. Als de vioolvirtuoos Nicolò Paganini overlijdt, laat hij een zoon van bijna vijftien achter, een flinke erfenis, een bijzondere collectie instrumenten - en zijn lichaam. De jonge Achille Paganini krijgt geen toestemming zijn vader, verketterd als 'duivelkunstenaar', te begraven. Aan zijn onconventionele kindertijd, waarin hij continu op reis was met zijn alleenstaande vader, komt een einde. Op eigen benen staan en eigen keuzes maken blijkt niet eenvoudig, al helemaal omdat Achille verhuizing na verhuizing de kist van zijn vader met zich mee moet slepen. Was zijn vader echt zo slecht? Of verdient hij het eerherstel waar Achille zo naar verlangt? In de ruim halve eeuw die verstrijkt, blijft Achille standvastig strijden voor een goede afloop. Ook het leven van zijn vrouw en kinderen staat voor een groot deel in het teken van de legendarische man die in hun tuin ligt.

Het bitterzoete Afscheidstournee schetst op haast speelse wijze de diepste connecties die er tussen mensen kunnen bestaan. Het wonderlijke verhaal van de Paganini's vertelt over trouw, familiebanden, toewijding, geloof en ongeloof, eerzucht en de keerzijde daarvan. Bovenal stelt Afscheidstournee de vraag de vraag hoe je verder leeft zonder afscheid te kunnen nemen.
‘Een van de beste eigenschappen van Paolina was dat ze niet klaagde over het feit dat ze met haar dode schoonvader moest samenwonen. Achille zat in de schaduw van het huis en keek naar zijn vrouw, die met haar ene voet de wieg van Luigi liet schommelen, terwijl ze met de andere de bal van Nicolò een zetje gaf.’
 

SPROOKJES VAN GRIMM ZONDER WOORDEN

 

Een sprookjesachtig boek boordevol sprookjes leg ik voor u, dat voor jong en oud een testcase is, want hoe vind je de weg in het bos zonder taal maar met teken? Anders gezegd: hoe vertel je de volksverhalen vol fantasie en magie, die heel typerend zich afspelen op een onbepaalde plaats en in een onbepaald verleden, alleen met gebaren, beter: via tekeningen. Hoe dat kan etaleert de 88 grote bladzijden tellende hardcover Sprookjes van Grimm zonder woorden van striptekenaar Frank Flöthmann en van uitgeverij Wereldbibliotheek. Op de omslag voorzijde zetten Roodkapje en de Boze Wolf de toon onder een boom in het bos: het meisje zingt en de wolf verlekkert zich op een vreetfestijn. Op de achterzijde staat niet alleen de tekst van de uitgever, maar ook wordt in beeld gebracht de passage waarin het meisje met bloemen voor het bed van haar oma, alias de wolf staat. In rood, groen, zwart en wit wordt de story verteld maar dan zonder woorden! Als wij de pijlen in het boek volgen achterhalen wij op geestige, originele, meesterlijke wijze de story.

Ik heb een voorstel aan u; in woorden geef ik het sprookje Roodkapje en aan u de vraag kunt u op de eerste vier bladzijden de weg via louter beelden vinden? Om u in de stemming te brengen volgt hier vooraf de Wereldbibliotheek-tekst. ‘We zijn allemaal kind geweest en opgegroeid met de sprookjes van Grimm. Maar eerlijk is eerlijk: de broertjes Grimm waren nogal lang van stof. Sprookjes van Grimm zonder woorden  ruimt hun sprookjeswereld op en laat in één oogopslag zien wat er gebeurt: hoeveel dwergen er zijn, welk kapsel Raponsje echt heeft, hoe ver de kikker vliegt, wie wie eet, wie wie kust en welk gezicht alle betrokken partijen daarbij trekken. Frank Flöthmann vertelt de bekendste sprookjes van Grimm opnieuw. In fabelachtige tekeningen vrolijkt hij ze op zonder een woord te veel.’ In totaal staan zestien sprookjes van Grimm in dit kijkalbum; o.a. ook ‘Hans en Grietje’, ‘Repelsteeltje’, ‘Assepoester’, ‘Vrouw Holle’, ‘De gelaarsde kat’ en ‘De wolf en de zeven geitjes’.
Grimm vertelt Roodkapje; ‘De hoofdpersoon is een klein meisje dat altijd een rood kapje op haar hoofd draagt dat ze van haar oma heeft gekregen. Vandaar dat haar naam 'Roodkapje' is. Op een dag vraagt Roodkapjes moeder of Roodkapje haar zieke grootmoeder die in een huisje diep in het bos woont, een mand vol lekkere dingen wil brengen. Roodkapje houdt erg veel van haar lieve grootmoeder en dus wil ze het natuurlijk meteen gaan doen. Roodkapjes moeder maant haar dochter op weg naar grootmoeder netjes op het pad te blijven. Onderweg besluit Roodkapje nog wat bloemen te plukken voor haar grootmoeder. Terwijl ze dit aan het doen is komt ze de Boze Wolf tegen, die Roodkapje vertelt dat er een eind verderop in het bos nog veel meer mooie bloemen zijn en dat ze daar maar eens moet gaan kijken. Roodkapje volgt deze raad op en gaat dieper het bos in. De wolf spoedt zich intussen naar het huis van Roodkapjes grootmoeder en doet aan de deur alsof hij Roodkapje zelf is. De wolf peuzelt oma met huid en haar op, trekt haar kleren aan en gaat in haar bed liggen. Als Roodkapje bij haar grootmoeder aankomt, ligt de wolf in bed in oma's kleding. De wolf zet een krakerige stem op die lijkt op die van een oude vrouw. Vlak bij het bed valt het Roodkapje op dat haar oma ineens wel erg grote armen, oren, ogen en een grote mond/tanden heeft gekregen. ‘Grootmoeder wat hebt u grote oren/ogen/tanden!’  Bij dat laatste (‘tanden’) veert de wolf op, zegt ‘Dan kan ik je beter opeten’ en slokt ook Roodkapje naar binnen. Nu de wolf een volle maag heeft gaat hij een dutje doen. Hij snurkt zo hard dat een jager die buiten voorbijkomt het hoort. De jager gaat het huisje binnen en als hij de wolf ziet liggen, snapt hij door de dikke buik van het dier meteen wat er is gebeurd. De jager snijdt de buik van de wolf open en bevrijdt zo Roodkapje en grootmoeder. Samen stoppen ze een paar grote stenen in de buik van de wolf, zodat die straks niet merkt wat er is gebeurd. Als de wolf wakker wordt, voelt hij zich niet zo lekker. Hij heeft ontzettende dorst en gaat naar buiten om water uit een put te drinken. De stenen in zijn buik rollen naar voren en hij valt voorover in de put. Sindsdien heeft niemand ooit nog last gehad van de wolf.’ De vraag is nu: in hoeverre volgt de tekenaar Flöthmann de verteller Grimm?  Voor een goed begrip: ik had het in het begin over ‘voor jong en oud’. En inderdaad, ook volwassenen worden uitgedaagd de weg te vinden in deze sprookjeswereld!
 

HET INNERLIJK TONEEL

 

 

Een fragiel, schrijnend, aandoenlijk, met emoties beladen kleinood heb ik voor u, dat het leed de Joodse burgers in Frankrijk door de nazi’s en hun helpers aangedaan tracht te verwoorden. In al zijn beknoptheid richt dit boek een groot en groots monument op voor hen die tijdens de Holocaust – om met de schrijver te spreken – op konvooi werden gezet. Het gaat om het 136 bladzijden tellende, navrante, non-fictief getinte Het innerlijke toneel van Marcel Cohen en uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep met de ondertitel [Feiten]. Ik haast mij te zeggen dat de subtitel veelzeggend is want de ‘feiten’ staan als ‘Documenten’ achterin het persoonlijke relaas. Een houten eierdopje, een speelgoedhondje, een kapotte viool, een tas met kwastjes, een sigarettenetui, een asbak in de vorm van een beertje. Deze attributen zijn de enige feiten die een herinnering kunnen oproepen aan de moeder, vader, zusje, grootouders, ooms en tante van Marcel Cohen die vijfenhalf jaar oud was toen de acht verwanten in Auschwitz werden vermoord. Marcel  zelf kon met hulp van een dienstbode onderduiken en overleefde de Shoah.

De acht naasten van Marcel Cohen droegen de naam van Maria, Jacques, Monique, Sultana, Mercado, Joseph, Rebecca en David. Aan elk van hen wijdt de overlevende auteur een chapiter en het stuk ‘Monique’ wordt nog triester doordat er van dit zusje niet een foto, maar alleen een zilveren babyarmbandje overgebleven is. De titel luidt dan ook ‘Monique Cohen. Geboren op 14 mei 1943 in Asnières (Hauts-de-Seine) Konvooi nr. 63 van 17 december 1943. Het meisje en zusje is drie maanden jong als ze met haar ouders wordt gearresteerd. Moeder Marie, want zo laat moeder Maria zich noemen, wordt in het Rothschild-ziekenhuis na haar arrestatie geïnterneerd om met haar boreling Monique de tijd van zes maanden uit te zitten totdat zij gedeporteerd worden. Vandaar ook dat moeder en baby beiden de kanttekening ‘Konvooi nr. 63 van 17 december 1943’ kennen, Naar de foto’s van Marie en haar familieleden blijf ik kijken, wetende dat van hen verder niets anders restte dan de documenten. Het bittere kruid van Marga Minco leeft weer in mij op, want ook foto’s dienden in de oorlog gemaakt te worden.
Op de omslag staat ook het hondje van wasdoek dat de vader speciaal voor zijn zoontje maakte. Het speelgoed roept herinneringen wakker bij Marcel Cohen.

Dat doet mij denken aan de grote houten koffer bij ons boven op zolder: in 1944 maakte mijn vader zaliger zich klaar om zich bij een razzia van de Duitsers voor de huisdeur op te stellen. Op het laatste ogenblik besloot vader Leen zich in het kolenhok onder de keukenvloer schuil te houden. Blikkend naar de grote koffer probeer ik mij in te beelden wat er daar aan de Lamastraat in Kralingseveer zich afgespeeld heeft. Onze vader ontsprong de dans, de koffer boven is daardoor een blij en dapper attribuut voor zijn naasten. Hoe anders de documenten voor Marcel Cohen: de dragers ervan werden wreed om het leven gebracht. Heel sterk van Marcel Cohen is dat hij met de materiële restanten uit de oorlog een requiem weet te verwoorden. Hij voert een innerlijk toneel op. Het lijkt mij dan ook respectvol wanneer wij over een paar weken zijn memoriaal hier nog eens hier laten spreken. Nu volsta ik met de tekst op de omslag en ‘Woord vooraf’.

De uitgever: ‘Het innerlijke toneel bevat de portretten van acht naar Auschwitz gedeporteerde familieleden. Dat wil zeggen: het weinige dat Marcel Cohen over hen heeft kunnen vinden. Geduldig probeert hij zich hun gezichten voor de geest te halen aan de hand van haast vervlogen herinneringen - Cohen was een jaar of vijf toen in Parijs de Jodenvervolging woedde. Hij gebruikt nietige voorwerpen om 'een vorm te geven aan het vormeloze'. 'Ik besef goed dat vertrouwde objecten synoniem zijn met verblinding: we bekijken ze niet meer, en ze vertolken alleen de macht der gewoonte. Maar het eierdopje in de buffetkast heeft vast ettelijke keren, ook al was dat met grote tussenpozen, gevoelens van tederheid in Marie laten opwellen. Ik ga ervan uit dat je een zo bescheiden, groezig object niet zonder serieuze redenen zeventig jaar lang bewaart.'
Marcel Cohen: ‘Een boek waarvan het centrum de rand zou vormen, en dat niets biedt om op te steunen, moet je dat als pure nonsens beschouwen? En waarom zou je materiaal verzamelen dat geenszins tot voorbeeld strekt en dat ons niets bijbrengt, hoewel het de obsessie en het werk van een heel leven samenvat? Los van de plichtmatige reacties op het getuigenis kon ik niets anders dan dit boek schrijven. Het is zelfs onvoorzichtig dat ik dat niet eerder heb gedaan, In 1980 verscheen een boek van Denis Roche, waarvan de titel goed het doelbewuste en tegelijkertijd ongewisse karakter van mijn taak omschrijft. Hij luidde ‘Dépôts de savoir’ (‘Depots van kennis’)… De bladzijden hierna bevatten inderdaad alles wat ik me herinner en ook alles wat ik heb vernomen over mijn vader, mijn moeder, mijn zus, mijn grootouders van vaderszijde, twee ooms en een oudtante, die in 1943 en 1944 in Auschwitz overleden zijn. Alleen een aangetrouwde tante is teruggekeerd, Ik was vijfenhalf jaar oud. Ook al vormen de hier bijeengebrachte feiten stuk voor stuk kleine afzettingslagen, toch zijn er te veel lacunes om portretten te kunnen schilderen, elke poging om die onderling tot een verhaal te verbinden zou een volslagen fictief karakter hebben. Dat zou namelijk betekenen dat afwezigheid en leegte onder woorden kunnen worden gebracht. ‘De feiten en niet de oorzaken van mijn gemis,’ noteerde Alejandra Pizarnik in haar ‘Dagboeken’.

Dit boek bestaat dus uit herinneringen en, in nog veel grotere mate, uit stilte, lacunes en vergetelheid. Ik koester de stille hoop dat er hoe dan ook een gebruiksaanwijzing bij deze feiten zou horen, in de eerste plaats voor mezelf, zoals altijd wanneer je te maken hebt met opeenstapeling, ordening, de wil om duidelijkheid te verschaffen. Eén ding is zeker: het zijn wel degelijk de onwetendheid, de broosheid en de leemten die dit project zo dwingend maakten. Aan de gruwelijkheden uit het verleden kon onmogelijk het onrecht worden toegevoegd te laten geloven dat het materiaal te schamel was, de persoonlijkheid van de overledene wazig en, om een uitdrukking te gebruiken die erg pijnlijk is, maar waardoor ik duidelijk kan maken wat ik bedoel. In het derde tafereel van Richards Wagners opera ‘Das Rheingold’ luidt Alberichs toverformule om onzichtbaar te worden als volgt: ‘Nacht und Nebel Niemand gleich!’ (‘Nacht en nevel –weg ben ik’). We weten allemaal hoe dat ‘Nacht und Nebel’ achteraf is gebruikt.
Wat ik over mijn familie heb vernomen, kan eigenlijk heel kort worden samengevat: het duurt, als mannen en vrouwen op jonge leeftijd verdwijnen, nooit lang of alle getuigenissen stemmen overeen. Overigens, alleen door zich achter een volkomen stilzwijgen te verschansen vonden een groot aantal van de overlevenden de kracht een gezin te stichten. Toen een van mijn ooms van vaderszijde door zijn dochter onder druk werd gezet om eindelijk te zeggen wat hij wist over zijn ouders, zijn broers, zijn tante, kon hij alleen maar in tranen uitbarsten. Lijkbleek, met trillende lippen, niet in staat het geringste woord uit te spreken, was hij zo ondersteboven door de aanmaning dat hij zestig jaar lang zo goed had weten te ontwijken, dat iedereen zich afvroeg of er geen arts moest worden geroepen. Zijn amnesie was zo volkomen, ze was in die mate zijn ware aard geworden, dat hele stukken die met de overledenen te maken hadden uit zijn eigen bestaan waren gewist. Met uitzondering van de dingen die hij al honderd keer had verteld, en die hem niet meer raakten, zou het onmenselijk zijn geweest om te proberen meer uit hem los te rukken. Het meest gedurfde wat de oom in kwestie kon doen als we alleen waren, bestond erin heel even mijn hand vast te houden terwijl hij zijn ogen afwendde. Ik leidde eruit af dat mijn aanwezigheid synoniem was met affectie en met intens verdriet.

Tegen het eind van zijn leven wisten zijn dochters hem toch een paar flarden te ontfutselen. Ze stelden hun vader schriftelijke vragen. Hij moest zich vrij voelen om niet te antwoorden, of dat pas te doen op het geschikte ogenblik. Als hij alleen in het appartement was, verscheen zo een aantal nietige details op het witte blad. Ze bevinden zich op de pagina’s hierna: een adres, de naam van een dorp, de gerechten die zijn moeder klaarmaakte, de bijnaam die zijn vader van de buren had gekregen, de titel van een krant die door zijn broer werd gelezen. Hechten schrijvers niet overdreven veel belang aan de kleine papieren parallellepipeda die zich in hun omgeving opstapelen? Verdrinkt datgene wat zo dringend bewaard moest worden er niet even onvermijdelijke als in d stilte? Een schrijver weigert de gedachte te aanvaarden dat de kleine stèles die in bibliotheken tegen elkaar aan geleund staan al hun betekenis kunnen kwijtraken? Het volstaat je blik over de ruggen van de boeken te laten glijden en je ziet in dat de wil om een vorm te geven aan het vormloze nog altijd een duidelijke boodschap is, ook al zou de klank ervan niet langer hoorbaar zijn.’
 

ZUSSENBOEK

 

Een frappant, feeëriek, fantastisch, frivool, feestelijk album leg ik voor u op de leestafel. Het is naar vorm en naar inhoud zo geweldig, grappig, horizonverleggend en informatief dat de beste introductie is dat het kijk- en leesboek bestaat. Derhalve: met de feestdagen in het verschiet is er geen verrassender geschenk te bedenken. Voor iedereen die het fenomeen zus kent, voor ieder die wel eens met een zus in aanraking komt. Het gaat om de 196 bladzijden tellende, van meet tot finish kleurrijk geïllustreerde paperback Zussenboek van Lotte Jensen en Stine Jensen en van onze favoriete uitgeverij De Geus. Lotte Jensen ontmoette u al eerder in onze Cultuurmix. Ik noem u haar titels ‘De Hollandse natie’, ‘De verheerlijking van het verleden’, ‘Verzet tegen Napoleon’ en ‘Vieren van vrede’ en u bent hopelijk weer helemaal in the picture. Onze Judith Bosch van uitgeverij Vantilt hield en houdt u en mij op de hoogte van publicaties die er echt toe doen. En Lotte Jensen met geboortejaar 1972 is een van de auteurs die haar fonds steeds weer meer glans en gratie geven!
Om u in de gemoedelijke doch gedegen sfeer van ‘Zussenboek’ te brengen geef ik de tekst van Vantilt op de omslag en het ‘Voorwoord’. U zult zeker in de bekoring komen van de band die er tussen Lotte en tweelingzus Stine is. Om in dat gevoel te blijven zijn er door heel het boek heen negen chapiters die uit het leven van de twee zussen gegrepen zijn. Van ‘Geboren: de rangorde bepalen’ via o.a. ‘Opgroeien; karakterverschillen’ en ‘Help! Mijn zus is zwanger’ tot ‘Rituelen’.
De volgende keer maken wij een tocht door de vele hoofdstukken die Zussenboek kent. Wij staan dan oog in oog met wereldberoemde zussen als Anne en Margot Frank en Kate en Pippa Middleton, met zogenaamde hangzussen op schilderijen van Fernand Léger en Anton Heinrich Dieffenbach. Wij ontmoeten schrijvende zussen, Koninklijke zussen, zingende zussen. Wij lezen zussengedichten en over zussen op het witte doek en Hollandse glamourzussen. Wij gaan van zussen houden dankzij Zussenboek van de zussen Jensen!

De uitgever: In het Zussenboek maken tweelingzussen Stine & Lotte de lezer deelgenoot van de bijzondere relatie tussen zussen, hun symbiose, hun identiteit, hun ontwikkeling met en zonder elkaar. Ze kenschetsen hun relatie met steekwoorden als onvoorwaardelijk, steun, plezier, kletsen, altijd beschikbaar. En soms ook onderlinge competitie, jaloezie, geruzie. Maar de eerste reeks typeringen overheerst uiteindelijk altijd. ‘Op de een of andere manier ben je nooit alleen op de wereld.’ door zussen voor zussen. Maar de zusjes Jensen zouden de zusjes Jensen niet zijn als ze zouden nalaten verder te kijken dan het persoonlijke. Zo zetten ze het begrip rivaliteit in een psychologisch kader; ze plaatsen het zusterschap in een historisch en filosofisch perspectief; ze analyseren de beeldvorming van zussen aan de hand van films en literatuur; ze kijken naar zussen in de kunst, naar zingende en sportende zussen en nog veel meer.

Lotte en Stine: ‘Toen we gevraagd werden voor het zussenboek, zeiden we niet meteen ja. Stine dacht: dat wil Lotte nooit. Die moet nog tien wetenschappelijke boeken afmaken. Maar er was al een vader-dochterboek van Hannah en Bert Wagendorp. En toen Lotte dat zag, zei ze: ‘Dit is leuk. Dit is echt heel leuk. Er staan lijstjes in.’ Ze had net een fantastisch boek over twee zussen gelezen, ‘Cécile en Elsa, strijdbare freules’. ‘Kan dat er dan ook in?’ ‘Laten we even gaan praten met de uitgever’. Opperde Stine. Dat deden we. De uitgever, Sander, deelde eerst opgewekt wat cadeaus uit. Hij had voor ieder van ons een exemplaar van ‘Cécile en Elsa’ meegenomen. Lotte knipperde met haar ogen. Was dit een complot? We begonnen wat te brainstormen. En zouden het nog laten weten. Lotte ging terug met de trein naar Elst, en Stine op haar fiets naar Amsterdam. Dezelfde avond barstte de chatcompetitie los. Wie de meest beroemde zussen kon bedenken. Vanessa en Virginia, Serena en Venus.  De Brontëzusjes. ‘Volgens mij zijn we al begonnen’, zeiden we, tegelijk.
We hebben allebei vaker boeken geschreven, maar het was voor het eerst dat we samen een boek zouden maken. Dus we planden een brainstorm, in café de Generaal in Baarn, waar we elkaar vaak treffen om een rondje te wandelen en dan wat te drinken. Aan die plek komt trouwens echte zussenlogica te pas. Hij ligt halverwege Amsterdam en Elst. Nou ja, niet helemaal. ‘Ik reis altijd verder dan jij’, moppert Stine weleens. ‘Ja, maar wie woont er nou in Elst? Alles ligt ver van Elst’, verdedigt Stine zich dan. De volgende keer kom je maar mijn kant op, hoor.’ ‘Ja, is goed, maar jij hebt een vrijreizenkaart. Ik niet.’ Zo kibbelen we wel vaker. Voor omstanders is dat soms lastig te volgen, deze ruzies om, ja om wat? Misschien waren het wel typisch zussendingetjes. Dat zouden we gaan uitzoeken. ‘Waar maken andere zussen ruzie over?’ ‘Dat gaan we vragen.’ ‘Zo’n boek laat zich natuurlijk het beste op Texel schrijven’, zei Lotte. ‘Dan kunnen we er tussendoor wandelen en ontspannen.’ ‘Ja, en zwemmen en appeltaart eten’. Ons werkethos leek aardig op elkaar aan te sluiten: hard werken, maar ook veel tussendoor belonen met gezellige consumpties, etentjes, drankjes.

Er was nog een bijzonderheid waar we bij moesten stilstaan. Wij zijn een tweeling. En daar hebben we veel lol aan beleefd – altijd iemand om mee te spelen en te kletsen. Maar soms ook gedoe: altijd vergeleken worden. Over dat tweelingschap hadden we weleens nagedacht, maar nu hadden we een bijzondere gelegenheid om dat te onderzoeken. Voor Stine was het een uitgelezen kans om haar grote jeugdliefde – kinderboeken – weer eens uit de kast te trekken.
‘De dolle tweeling haalt veel kattenkwaad uit. Pat en Ann zijn best wreed. En het is een beetje erotisch ook op zo’n meisjeskostschool. ‘Wij waren ook geen lieverdjes’. ‘Nee, maar wel braaf op school toch? Hard werken?’ ‘Weet je nog dat jij mijn Willem van Oranjewerkstuk hebt ingeleverd op jouw school?’ ‘Ja, belachelijk. Jij had er een 9 voor en ik kreeg een 7. Voor hetzelfde werkstuk!’ Lotte laafde zich aan de geschiedenis. ‘O, dat geloof je niet! Margaret Drabble en A.S. Byatt zijn zussen en hebben al jaren ruzie vanwege een theeservies!’ ‘Nee…’ ‘Ja!’, Sommige dingen moesten we uitbesteden, dat realiseerden we ons meteen. Naar ‘Heel Holland Bakt’ kijken we graag, maar het samenstellen van een diner moet je aan professionals overlaten. Zijn we trouwens nog zussen vergeten? Ja, velen. Zijn we subjectief? Absoluut! We raden alle zussen een weekendje Kopenhagen aan. Dit boek is voor iedereen met een zus. Voor mensen die zussen kennen. Of mensen die een zus zouden willen hebben. Gewoon voor jou.’

GLADIATOREN

 

 

Een kijk- en leesalbum heb ik voor u, dat ons naar Nijmegen doet spoeden om een tentoonstelling in Museum Valkhof te bezoeken en/of ons thuis aan de leestafel het wel en wee van in de arena strijdende slaven en krijgsgevangenen in woord en beeld doet ervaren. Het gaat om de 128 bladzijden tellende, van meet tot finish rijk geïllustreerde paperback Gladiatoren onder redactie van Annelies Koster en Stephen Mols en uitgegeven door Vantilt met de ondertitel ‘Helden van het Colosseum’. Ooit waren wij in Rome, dit album had onze visite verdiept! Ik wil u expositie en album in trekken door u hier van de tot en met 5 maart 2017 lopende tentoonstelling het persbericht aan te reiken en dat doe ik bij het Vantilt-boek door de intro’s van de vijftien chapiters te citeren. Het zal u daarbij opvallen dat de gladiatoren niet alleen in Rome goede sier maakten maar ook in Nijmegen en Maastricht. De grote verdienste van deze prachtig verzorgde uitgave is dat de geschiedenis tot een renaissance komt en het huidige tijdsbestel tot een verdieping.

Museum Valkhof: ‘Gladiatoren; we kennen ze uit films, strips, boeken. Ze fascineren ons. Maar klopt het beeld van de woeste mannen die leefden om te vechten? Die geen andere keuze hadden? Van wie velen snel en wreed aan hun einde kwamen in Romeinse amfitheaters? In de tentoonstelling 'Gladiatoren, helden van het Colosseum' werpen we een blik achter de schermen en ontdekken een veelzijdig fenomeen dat op en top Romeins was!
Het verhaal van de gladiatoren is veel genuanceerder dan het beeld van de vechtende en stervende filmheld. Gladiatoren leefden onder een ijzeren discipline. Zij trainden als topsporters en verkeerden tussen de vrees voor het einde en de hoop op roem, rijkdom en vrijheid. In Romeinse ogen vertegenwoordigden zij belangrijke waarden: moed, zelfopoffering en vechtlust. Verklaart dat het grote succes van de gladiatorenspelen? Of hielden de Romeinen gewoon van veel sensatie en van bloed? We ontdekken in de tentoonstelling de oorsprong van de gladiatorenspelen en verkennen het amfitheater als een nieuw bouwtype en maken kennis met de gladiatoren. Wie waren zij? Waar kwamen ze vandaan en hoe werden ze gerekruteerd? Hoe zag hun dagelijks leven er uit? Waar sliepen ze, hoe trainden ze en wat aten ze? Waren er verschillen in hun bewapening? Waren er ook vrouwelijke gladiatoren? Er zijn bijzondere vondsten te zien uit het grootste amfitheater ter wereld: het Colosseum in Rome. Duizenden gladiatoren traden daar op; duizenden dieren werden daar opgejaagd.

Door de unieke samenwerking met het Colosseum kan Museum het Valkhof prachtige voorwerpen uit Italië tonen: reliëfs, schilderingen, bouwsculptuur, wapenrusting en de “merchandising” van vroeger, waarop de helden staan afgebeeld, aangevuld met belangrijke stukken uit gerenommeerde musea in Noordwest Europa. Verder met getuigenissen uit de Romeinse tijd en resultaten van recent onderzoek, onder meer op menselijke skeletten. Veel belangrijke stukken uit Italië zijn voor het eerst buiten de landsgrenzen te zien. Voor Museum Het Valkhof is het een unieke gelegenheid voorwerpen van deze kwaliteit en betekenis te tonen. Ook uit de eigen collecties Romeinse bodemvondsten van Museum Het Valkhof worden belangwekkende stukken in de expositie opgenomen, zoals een bijzondere groen geglazuurde beker uit Nijmegen, waarop gladiatorengevechten zijn afgebeeld.’

De vijftien intro’s:
* Ontstaan en ontwikkeling van de gladiatorenspelen – De Romeinen organiseerden het optreden van gladiatoren, een gewoonte die ze hadden overgenomen van de Etrusken…’. Zo schrijft Nikolaus van Damascus, de secretaris van koning Herodes, in de tweede helft van de eerste eeuw voor Christus. Het zou inderdaad kunnen, dat de gladiatorenspelen via de Etrusken naar Rome zijn gekomen, maar er bestaat ook een andere theorie.
* De oorsprong en ontwikkeling van amfitheaters – Het amfitheater is bedacht door de Romeinen, Er bestonden geen vergelijkbare voorlopers van in de Griekse en Hellenistische cultuur. Het gebouw was bestemd voor het houden van gladiatorengevechten, ‘munera’, en jachtpartijen en gevechten met wilde dieren, ‘venationes’, Het amfitheater moest voldoen aan twee belangrijke eisen: het moest groot zijn en de toeschouwers moesten de arena van alle kanten kunnen zien.
* Een dag in het Colosseum – Gladiatorenshows waren populair in het oude Rome, maar opvallend genoeg heeft de stad heel lang moeten wachten op een passende accommodatie. In het begin van de eerste eeuw, toen verscheidene steden in het Romeinse Rijk al een groot amfitheater hadden, moest Rome het nog doen met inferieure amfitheaters.
* Crowd control in het Colosseum – Massagedrag als een universeel fenomeen komt in bijna alle samenlevingen voor, in het verleden maar ook vandaag de dag. Het is verbonden met veel sociale, politieke, culturele, economische en religieuze aspecten van het stedelijke en openbare leven.
* Helden in de arena, Martialis over gladiatoren – De Romeinse dichter Martialis (circa 40-103 n. Chr.) is vooral bekend als dichter van puntige gedichtjes. In zijn vele bundels epigrammen drijft hij flink de spot met allerlei misstanden en ondeugden. Zijn werk vormt een soort spiegel van de tijd waarin hij leefde, de vroege keizertijd. Het welkt daarom geen verbazing dat ook gladiatoren een paar maal voorkomen in zijn werk.
* De gladiatoren – De enige bronnen die direct iets vertellen over de gladiatoren zelf, over hun afkomst en hun leven, zijn de grafstenen. Daaruit is vaak af te leiden of het gaat om een slaaf, een krijgsgevangene of een vrije man. De meeste gladiatoren waren slaven of krijgsgevangenen uit de vele oorlogen die Rome voerde. Gladiatoren in Pompeii – De rijkversierde helmen en beenbeschermers van brons, pronkstukken in de tentoonstelling, zijn gevonden in minstens tien vertrekken die gelegen zijn aan de zuilenomgang van de openluchtfoyer van het grote theater in Pompeii. Dit gebeurde achttien jaar nadat de opgravingen hier waren begonnen, namelijk in de periode 1766-1769.
* Vrouwelijke gladiatoren – Als er gesproken wordt over gladiatoren zien velen gespierde kerels voor zich die verwikkeld zijn in een hevige strijd, ‘Echte’ mannen die laten zien hoe je moedig vecht, maar vooral dapper sterft. Maar hoe zat het met vrouwen in de arena?
* Gladiatorenspelen in de Romeinse keizertijd – Driemaal heb ik op persoonlijke titel gladiatorenspelen gegeven en vijfmaal uit naam van mijn zoons of kleinzoons. Bij deze spelen vochten ongeveer tienduizend man met elkaar op leven en dood…Jachtpartijen op Afrikaanse wilde dieren – in het circus, op het Forum of in het amfitheater – heb ik 26 keer aan het volk geschonken, waarbij ongeveer 3500 dieren zijn afgemaakt.
* Het Colosseum na de oudheid – Sinds de bouw onder de Flavische keizers is het naar hen genoemde Amphitheatrum Flavium een monumentaal markeringspunt in de eeuwige stad. Zijn meer bekende naam Colosseum kreeg het gebouw pas veel later, in de elfde eeuw.
* Het Nijmeegse amfitheater – Nijmegen-Oost kent een rijke archeologische geschiedenis. Sinds de eerste opgravingen in 1915 zijn er veel resten uit de Romeinse tijd in dit deel van Nijmegen aan het licht gekomen. Daaruit kan afgeleid worden dat omstreeks 19 v. Chr. de vanuit het zuiden oprukkende legioenen van keizer Augustus een 42 hectare grote legerplaats voor 15.000 soldaten op de Hunerberg bouwden. Gladiatorengevecht uit Maastricht – Het grafreliëf met twee ‘secutores’ is een van de beroemdste Romeinse vondsten uit Maastricht. Hij is gevonden omstreeks 1900 in het ‘Romeinse’ Stokstraatkwartier onder de panden Plankstraat 7-9 van de voormalige brouwerij Eugène Marres (1826-1946), bij graafwerk voor een opslagkelder voor bier. Het reliëf stelt het einde van een gevecht tussen twee gladiatoren voor. De voorstelling is zo markant dat zij kon uitgroeien tot een beeldmerk van het Romeinse verleden van de stad.
* De gladiatorenbeker van Nijmegen – De bijzondere groen geglazuurde beker is versierd met twee gladiatorenscènes. Hij is in 1905 gevonden in de begraafplaats van de Romeinse stad Ulpia Noviomagus, in het huidige Nijmeegse Waterkwartier, maar is gemaakt in Keulen.
* Een acrobaat te paars uit Oppidum Batavorum – Tijdens opgravingen aan de St. Josephhof in het centrum van Nijmegen kwam in 2008 een merkwaardige bronzen beeldje tevoorschijn. Het beeldje is gevonden onder het ingestorte dak van een huis dat is platgebrand tijdens de Bataafse opstand in 69-70 n, Chr.
* De muurschilderingen van  Maasbracht – In 1982 werden bij Maasbracht de resten opgegraven van een Romeinse villa. Op een terrasrand met uitzicht over het Maasdal is hier aan het eind van de eerste eeuw n.Chr. een stenen landhuis gebouwd, dat een eeuw later werd verbouwd en uitgebreid. In een centraal vertrek van de villa is bij die verbouwing een muurschildering aangebracht met een groot aantal figurenscènes. Een deel daarvan toonde taferelen uit de arena van het amfitheater.
 

INKTSPOT

 

 

Een album heb ik voor u, waarin de 130 beste tekeningen van het afgelopen politieke jaar opgenomen zijn. U kunt uw geheugen opfrissen, uw glimlach op het gezicht toveren, een pas op uw plaats maken, uw mening aan die van anderen toetsen. U dient te weten dat dit boek er is, vooral als u in het achterhoofd heeft dat de geschenkdagen er aan komen. Het gaat om het 144 bladzijden tellende, doorlopend geïllustreerde Inktspot van de Stichting Pers & Prent en van uitgeverij Bas Lubberhuizen met de ondertitel ‘De beste spotprenten van het politieke jaar 2015-2016. Titel en subtitel liggen in elkaars verlengde! Ik geef  u de tekst van de uitgever op de omslag: In Inktspot zijn de beste spotprenten van Nederlands bekendste politiek tekenaars van het afgelopen jaar samengebracht. Ze geven een overzicht van de absurde, pijnlijke of gevoelige maatschappelijke en politieke kwesties waarmee Nederland en de wereld te maken hadden. De oorlog in Syrië, de vluchtelingencrisis in Europa, de lange arm van de Turkse president Erdogan, de Brexit en natuurlijk de capriolen van Donald Trump en onze eigen Ard van der Steur: de humor waarmee de tekenaars hun onderwerpen een draai geven, is de ene keer wrang, de andere keer onverbloemd kritisch. De beste tekening uit dit jaaroverzicht 2015-2016 is bekroond met de Inktspotprijs. Om deze tekst aan te vullen: Op 27 september 2016 werd deze prijs uitgereikt aan Peter van Straaten met zijn tekening ‘Vluchteling’.  De tweede prijs ging naar de Vlaming Geinz met zijn tekening ‘Brussel’ en de derde prijs was voor Cortés met zijn tekening ‘Wir, Schafe…’.De jury over de winnende tekening: ‘Het is een alledaags tafereel. Hier zien we onze buurvrouwen, maar de winnaar heeft iets anders gezien en gehoord. Deze tekening schrijnt. Deze tekening doet pijn. De tekening zegt namelijk iets over ons; hij laat ons lachen en ons schamen tegelijk.’ De eervolle vermeldingen waren voor Ruben Oppenheimer (‘Merkel Cabaret. Wir schaffen das!’), Marijn (‘de eeuwige voetbalvelden’) en Peter de Wit met zijn Sigmund (‘Plastic tasjes’). Het Limburgs Museum vermeldt op de site: Vanaf 30 september zijn de honderd ingezonden tekeningen, waaronder de winnaar, tijdelijk te zien in ons museum tot en met 27 november 2016. Behalve voor de oorlog in Syrië, de lange arm van de Turkse president Erdogan, de kapriolen van Donald Trump en de aanslagen in Parijs hadden de tekenaars ook aandacht voor het protest tegen de komst van vluchtelingen in het dorp Oranje, de Haagse politiek, polderjihadisten en het overwicht van Merkel. De tekeningen zijn humoristisch, vaak relativerend en altijd raak.

Ik citeer de onderschriften van de eerste tien tekeningen met aan u het verzoek bij u zelf te traceren of u het thema weer kunt vatten.
- Kan Griekenland in de eurozone blijven?
- Vanwege bezuinigingen in de thuiszorg wordt op uren gekort.
- Erdogan
- De belastingtarieven voor multinationals en grote privévermogens dalen al jarenlang.
- Vluchtelingen
- Bootvluchtelingen vanuit Afrika bereiken Lampedusa
- Al uren zitten googelen…,wdcartoons.com
- Jeroen Dijsselbloem wordt herkozen als voorzitter van de eurogroep.
- Vote Trump
- Vluchtelingenwerk Nederland publiceert op 14 juli ‘Vluchtelingen in getallen’: bijna 2.000 mensen hebben de eerste helft van 2015 de overtocht naar Europa niet gehaald.

Mag ik van u weten hoe deze onderschriften verbeeld zijn in Inktspot? Op de voorzijde van het album staat een tekening met potloden en schietpatronen: de politieke tekenaars drijven de spot met bloedserieuze items. Opdat wij aan denken en doen gezet worden!