12-06-2017

JACHTHUIS SINT HUBERTUS

 

Een kijk- en leesalbum heb ik voor u, dat een lust voor het oog en een streling van het gemoed is, en dat mij ook terugvoerde naar de gouden weken waarin ik met onze boys Muel, Time en Briam elk afzonderlijk door het land peddelde. Ik heb het over de 96 bladzijden tellende hardcover Jachthuis Sint Hubertus van Hein van Beek en Menno Haanstra uitgegeven door W Books met de ondertitel ‘En andere monumentale objecten in Het Nationale Park De Hoge Veluwe’. Het motto voorin zet voor u en mij de toon, want ontlokt aan Helene Kröller-Müller ‘Spiritus et materia unum’, ‘Geest en materie zijn één’.

Als ik met de zoons vanuit Otterlo, Hoenderloo of Schaarsbergen de Hoge Veluwe via de magnifieke fietspaden doorkruiste was het immer vaste gewoonte onder een lommerrijk geboomte langs een verre heide van de fiets te stappen en te wandelen naar een duidelijk aanwezig zijnde stenen man op een hoog stenen podium. Vol ontzag keken wij naar de stoer naar de zuidelijke einder blikkende man en kerfden wij in een zwerfsteen onze initialen. Met iets van een historische sensatie zochten wij de fietsen weer op om koers te zetten naar het Jachthuis Sint Hubertus. In het gelijknamige boek van W Books lezen u en ik in het chapiter ‘De andere monumenten’ het volgende  onder het kopje ‘Generaal De Wet’. Ik citeer: ‘Op het Otterlose Zand staat een machtig monumentaal standbeeld van generaal Christiaan De Wet, de boerenleider van Oranje Vrijstaat. Joseph Mendes de Costa vervaardigde het in 1915 en het werd in 1921 geplaatst. Generaal De Wet kijkt, met de linkerhand op zijn hart en de rechterhand gebald, richting Zuid-Afrika. Het landschap lijkt op het weidse Zuid-Afrikaanse landschap. Anton Müller ontmoette De Wet tijdens zijn Zuid-Afrikaanse reizen. Hij bood De Wet onderdak tijdens zijn fondswervingreizen naar Nederland. De generaal staat op een kunstmatig stuifzandkopje. Zodoende wordt de toeschouwer eraan herinnerd dat de strijd in Zuid-Afrika in de heuvels is gevoerd. In de sokkel van het monument zijn acht maal twee gezichten afgebeeld, onder andere die van de boerenpresidenten Paul Krüger en Martinus Steyn.’ Ik haast mij te zeggen: wanneer ik toen met de jongens over deze tekst uit Jachthuis Sint Hubertus beschikt had, was onze tocht over de Hoge Veluwe nog boeiender geweest.

Eenzelfde gedachte kwam in mij op toen ik in ons W Book op blz. 26-27 het stukje ‘De legende van Sint Hubertus’ tot mij nam. Natuurlijk had ik met Muel, Time en Briam de raampartijen op de binnenplaats van het Jachtslot in ogenschouw genomen. Wij vonden de kleuren fascinerend maar het verband in de ramen ontging ons. In ons album staat het volgende waardoor wij bijgepraat zijn: Jachthuis Sint Hubertus kent diverse verwijzingen naar de legende van de heilige Hubertus. In het jaar 683 ging Hubertus, een woeste jager, op jacht. En wel op Goede Vrijdag, wat in die tijd als zeer oneerbiedig en zelfs provocerend werd gezien. Hubertus trok zich hier niets van aan en ontdekte een prachtig hert in de bossen. Op het moment dat hij wilde aanleggen, keerde het dier zich naar hem toe. Tussen de geweistangen van het hert verscheen een lichtend kruis, terwijl een stem Hubertus opdroeg naar bisschop Lambertus van Maastricht te gaan en zich aan God te wijden. Hubertus kwam tot inzicht en werd later zelf bisschop van Maastricht en Luik. Nog altijd staat Sint Hubertus bekend als beschermheilige van de jacht. Op de binnenplaats van het Jachthuis zijn reliëfs te zien van Joseph Mendes de Costa. Zij verbeelden taferelen uit de legende van Hubertus. Ook de glas-in-loodramen in de entreehal van het Jachtslot, ontworpen door de Duitse kunstenaar Arthur Henning, verwijzen naar de legende. Al in de jaren dertig van de twintigste eeuw werd het Jachthuis geopend voor publiek. Helene schreef de rondleiders voor hoe zij de legende van Sint Hubertus in hun verhaal moesten opnemen.’

Een volgende keer wil ik met u door Jachthuis Sint Hubertus een tocht maken om kennis te maken met Anton en Helene Kröller-Müller. Mijn optie is nu te illustreren hoe van gewicht informatie is. Meer weten is meer genieten! Voorlopig tot slot geef ik de tekst op de omslag.
Jachthuis St. Hubertus vertelt het verhaal van een onwegdenkbaar monument. Uitrijzend boven Het Nationale Park de Hoge Veluwe maakt het gebouw jaren later nog steeds de herinnering aan Anton en Helene Kröller-Müller tastbaar. Het jachthuis werd gebouwd door het echtpaar: Helene bouwde hier haar kunstverzameling op en Anton ging jagen. Het verhaal van de totstandkoming van het jachthuis, de tumultueuze opdrachten aan de architecten, het ontwerp, de verwijzingen naar de legende, het Gesamtkunstwerk - het is allemaal even bijzonder. Maar het is het dagelijks leven van het echtpaar op deze plek dat het huis een ziel geeft. De gesprekken die hier zijn gevoerd, de belangrijke beslissingen die er werden genomen, de diners die er werden gehouden. Het is een huis waarin écht geleefd werd. Dit boek geeft een rondleiding door dit bijzondere gebouw, tot aan de meest minutieuze details. In korte hoofdstukken, aangevuld met scherpe foto's, komt het jachthuis duidelijk in beeld: van de legende die haar naam inspireerde tot het door H.P. Berlage ontworpen tafelzilver.’

ZULAJKA OPENT HAAR OGEN

 

Een roman leg ik voor u op de leestafel die veel meer is dan zomaar een verzonnen verhaal. Het levensverhaal van het hoofdpersonage is namelijk ontleend aan een gepasseerde realiteit. Ik heb het over de 480 bladzijden tellende paperback Zulajka opent haar ogen van de Tataarse Guzel Jachina en van uitgeverij Querido. U weet van mij dat ik al jaar en dag veel geef om non-fictie. Op voorwaarde dan dat het thema mij gerieft en dat de stijl mij bekoort. Waarover Zulajka opent haar ogen gaat zegt vertaler Arthur Langeveld op de finish van zijn Nawoord en uitgever Querido op de omslag. Hoe sterk de stijl is van Guzel Jachina laat ik u waarnemen door haar eerste bladzijden aan u door te geven. Ik stel u voor dat wij over een paar weken hier met elkaar onze leeservaringen met elkaar uitwisselen over de roman die non-fictie subliem verwoordt. De openingszin van Zulajka opent haar ogen verklaart meteen de titel! Het verleden wordt door Jachina indringend opgerakeld!
Arthur Langeveld: ‘Het totale aantal slachtoffers van de ‘collectivisatie van het platteland’ in 1950-’52 is moeilijk te schatten. De hongersnood heeft ongeveer 7 miljoen levens gekost, de deportaties troffen 2,5 miljoen mensen, van wie er een kwart binnen drie jaar zijn omgekomen. De Sovjet-Unie had zo reeds in de jaren dertig haar eigen Holocaust, waarover achteraf een diep stilzwijgen werd bewaard. Dat is dan ook een van de oorzaken van het succes van Zulajka opent haar ogen in Rusland: het geeft een indrukwekkend beeld van een tijd en van gebeurtenissen waaraan miljoenen mensen nog steeds herinneringen bewaren uit de verhalen van ouders of grootouders, maar waarover officieel maar het liefst wordt gezwegen.’

Querido: ‘In 1930 wordt een Tartaars dorp binnengevallen door de communisten. Ook Zulajka wordt op transport gesteld naar Siberië, nadat haar man, die haar onderdrukte, is doodgeschoten. De erbarmelijke treinreis in de veewagon duurt een halfjaar, en uiteindelijk belanden enkelen op een stuk tajga waar ze zelf moeten zien te overleven. Zulajka weet zich staande te houden, dankzij een krankzinnige Duitse arts, die haar helpt bij de bevalling van haar zoon, en Ignatov, de moordenaar van haar man op wie ze verliefd wordt. Maar het is vooral haar eigen ontwikkeling die haar sterk maakt, en ervoor zorgt dat ze in 1946 haar zoon kan uitzwaaien die op reis gaat, een beter leven tegemoet. Guzel Jachina schrijft in een heldere en geserreerde stijl, en baseerde zich op het ware verhaal van haar grootmoeder.
Guzel Jachina: ‘Zulajka opent haar ogen. Aardedonker.  Achter het dunne gordijn klinkt zachtjes het gezucht van de ganzen, Het één maand oude veulen smakt met zijn lippen, op zoek naar de uier van zijn meester. Door het raampje bij het hoofdeinde klinkt het doffe geloei van de januarisneeuwstorm. Maar het tocht niet – voor de kou inviel heeft Moertaza alle kieren bij de ramen dichtgemaakt. Moertaza is een goede man. En een goede echtgenoot. Hij ligt in de mannenafdeling daverend en sappig te snurken. Slaap maar lekker, voor zonsopgang is de slaap het diepst. Het is tijd. Almachtige Allah, laat het plan lukken – laat niemand wakker worden. Geruisloos laat Zulajka één voet op de grond zakken, dan de tweede. Ze steunt op de kachel en staat op. De kachel is ’s nachts koud geworden, de warmte is weg, de ijskoude vloer brandt haar voetzolen. Maar schoeisel is uit den boze, geluidloos lopen in haar vilten kota’s lukt niet, er is altijd wel een plank die gaat kraken. Geeft niet, Zulajka redt het wel.

Met haar hand tegen de ruwe zijkant van de kachel steunend sluipt ze naar de uitgang van de vrouwenhelft. Het is hier smal en nauw, maar ze kent ieder hoekje, ieder treetje, haar halve leven glijdt ze hier al heen en weer, als de slinger van een klok, dagenlang, van de kookpot naar de mannenhelft met volle, hete schalen, van de mannenhelft weer terug met lege en koude schalen. Hoelang is ze nu al getrouwd? Vijftien van haar dertig jaren? Dat is vast wel meer dan de helft van haar leven. Dat moet de Moertaza vragen,wanneer die in een goede bui is, die kan het uitrekenen. Niet over het vloerkleed struikelen, Niet met haar blote voet tegen de beslagen kist rechts bij de muur stoten. Over de krakende plank bij de ronding van de kachel stappen. Geluidloos langs het sitsen tsjarsjaoe glippen, dat de vrouwenhelft van hun huisje van de mannenhelft scheidt… Daar is de deur al. Moertaza’s gesnurk klinkt dichterbij. Slaap, slaap om Allahs wil. Een vrouw dient geen geheimen voor haar man te hebben, maar wat doe je eraan – nood breekt wet. Nu het voornaamste: zorgen dat de dieren niet wakker worden. Meestal slapen die in de winterstal, maar als het heel erg koud is haalt Moertaza de jonge dieren en de vogels in huis. De ganzen verroeren zich niet, maar het veulen heeft al met zijn hoefjes geschraapt en zijn hoofd geschud; die is wakker, de rakker. Dat wordt een goed, slim paard. Ze steekt haar hand door het gordijn en raakt zijn fluwelen snuit aan: rustig maar, goed volk. Het dier blaast dankbaar door zijn neusgaten op haar hand, hij kent haar. Zulajka veegt haar natte vingers af aan haar onderhemd en duwt met haar schouder zachtjes tegen de deur. Die is zwaar, voor de winter met vilt bekleed, en geeft moeizaam mee. Door de kier vliegt een wolk prikkelende vrieskou naar binnen, Eén stap en ze is over de hoge drempel – het ontbrak er maar aan dat ze er juist nu bovenop stapt en de boze geesten wakker maakt, oj, oj! – en ze staat in het voorhuis. Ze doet de deur dicht,steunt ertegen met haar rug. Allah zij dank, een deel van de weg is afgelegd, In het voorhuis is het even koud als buiten, je huid brandt, het hemd geeft geen warmte. IJskoude stromen lucht slaan door de kieren tegen haar blote voeten. Maar daar is ze niet bang voor. Bang is ze voor wat achter de andere deur is.

Oebyrly kartsjyk – Vampiria. Zo noemt Zulajka haar voor zichzelf. De allerhoogste zij dank woont haar schoonmoeder niet met hen in één woning. Het huis van Moertaza is groot, het biedt plaats aan twee woningen, verbonden door een gemeenschappelijk voorhuis. Op de dag dat de vijfenveertigjarige Moertaza de vijftienjarige Zulajka zijn huis binnenvoerde, verhuisde Vampiria zelf met een gezicht als een donderwolk haar talrijke kisten, balen en vaatwerk naar het gastenverblijf, dat ze helemaal in beslag nam. ‘Afblijven!’ beet ze haar zoon toe, toen die probeerde haar met de verhuizing te helpen. Twee maanden lang sprak ze niet met hem. Datzelfde jaar begon ze snel en onherstelbaar blind te worden en nog enige tijd later werd ze doof. Na een paar jaar was ze stekeblind en zo doof als een kwartel. Wat haar niet verhinderde onophoudelijk aan het woord te zijn. Niemand kende haar precieze leeftijd. Zelf zei ze dat ze honderd was. Kortgeleden had Moertaza geprobeerd het uit te rekenen, en na lang gepuzzel kwam hij tot de conclusie: moeder heeft gelijk, ze is echt bijna honderd. Toen ze hem had gekregen was ze al niet jong meer, en zelf was hij nu ook al bijna een oude man. Meestal is Vampiria het eerste wakker en zet dan haar zorgvuldig gekoesterde schat in het voorhuis een fraai bewerkte nachtspiegel van melkwit porselein met teerblauwe vergeet-mij-nietjes op de zijkant en met een barok deksel (Moertaza had het ding op een keer als geschenk uit Kazan meegenomen). Zulajka’s taak is het om bij de eerste kik van haar schoonmoeder op te springen, het kostbare vaatwerk te ledigen en zorgvuldig om te wassen, als allereerste, nog voor ze de kachel aanmaakt, het deeg in de oven zet en de koe naar de kudde brengt. Wee haar gebeente als ze dit ochtendappel verzaakt. In vijftien jaar was ze daar maar tweemaal doorheen geslapen, en aan wat er toen was gebeurd, daar dacht ze maar liever niet aan terug. Achter de deur is het nog stil. Vooruit, Zulajka stomme trien, opschieten. Stomme trien – zjebegan tavyk -, zo had Vampiria haar als eerste genoemd. Zulajka had niet in de gaten gehad dat ze na enige tijd zichzelf zo was gaan noemen. Ze glipt het voorhuis door, naar de zoldertrap. Ze voelt de gladgeschaafde trapleuning. De trap is steil, de halfbevroren planken kreunen nauwelijks hoorbaar. Van boven komt de lucht van ijskoud hout, bevroren stof, gedroogde kruiden en het nauwelijks te onderscheiden aroma van gezouten ganzenvlees.

Zulajka klimt de trap op; het geloei van de storm komt dichter bij, de wind rukt aan het dak en jammert in de hoeken. Ze besluit over de zolder op handen en voeten te kruipen. Als ze gewoon loopt gaan de planken vlak boven het hoofd van de slapende Moertaza kraken, Maar op handen en voeten maakt ze geen geluid, ze weegt bijna niks. Moertaza tilt haar met één arm op, net als een lammetje. Ze trekt haar nachthemd omhoog tot haar borst, draait een punt aan de stof, neemt het uiteinde in haar mond – sluipt op de tast tussen de kisten, kratten en het houten gereedschap door en kruipt netjes over de dwarsbalken heen. Tot ze met haar hoofd tegen de want stoot. Ze is er. Ze komt half overeind en kijkt door het kleine zolderraampje naar buiten. In de donkergrijze ochtendschemering zijn de sneeuwbedekte daken van haar geboortedorp Joelbasj nog nauwelijks te onderscheiden. Moertaza heeft ze zelfs eens geteld, op meer dan honderd huizen kwam hij uit. Een groot dorp, dat is een ding dat zeker is. Als een rivier stroomt de dorpsweg regelmatig kronkelend tot voorbij de einder. Hier en daar branden al lichten in de huizen. Voortmaken, Zulajka.’


 

KINDEREN VAN ZWARTE BEVRIJDERS

 

Een in decennia gepasseerde historie en in hedendaagse actualiteit gedropt kijk -en leesalbum  heb ik voor u dat een broos brok levensverhaal oprakelt. Titel en ondertitel ervan liggen in elkaars verlengde. Het gaat om de 192 bladzijden tellende, rijk geïllustreerde paperback Kinderen van zwarte bevrijders van Mieke Kirkels en van uitgeverij Vantilt met de subtitel ‘Een verzwegen geschiedenis’. In mijn loftuitingen voor dit opzienbarende en onthullende boek sta ik niet alleen. Niemand minder dan Ad van Liempt  (o.a. auteur van oorlogsboeken) schreef een waarderend voorwoord en de site Go2 War2 herbergt ook lovende woorden. Ik geef beide stukken aan u door maar eerst reik ik de tekst op de omslag van de uitgever aan.

Vantilt: ‘Al vroeg in 1945 worden in Limburg de eerste bevrijdingskinderen geboren. Een zeventigtal van hen is duidelijk herkenbaar als ‘Amerikaantjes’ – ze hebben een donkere huidskleur en hun biologische vaders zijn zwarte Amerikaanse soldaten. In het witte katholieke Limburg zijn ze de eerste groep die er opgroeit met een afwijkende huidskleur. Vragen over hun biologische vaders blijven lang onbeantwoord. Een boek over een zwarte grafdelver die in 1944 in Limburg werkte, brengt twaalf van hen ertoe met hun verhaal naar buiten te komen.
Vanuit Limburg zorgden zwarte servicetroepen voor bevoorrading van de fronttroepen, maar in de militaire geschiedenis komen de 900.000 zwarte Amerikanen die hielpen bij de bevrijding niet aan bod. Ooggetuigen vertellen over de stationering van de zwarte bevrijders en over de vernederingen die hun door de witte Amerikanen ten deel vielen. Door Limburgers werden ze als bevrijders omarmd, maar de acceptatie van de kinderen die ze verwekten, verliep minder vlekkeloos. Kinderen van zwarte bevrijders beschrijft deze aangrijpende en te lang verzwegen geschiedenis, die is geïllustreerd met een grote hoeveelheid onbekende foto’s uit de bevrijdingstijd.

Van Liempt: ‘De loop van de geschiedenis is vaak verrassend. Maar soms geldt dat ook voor de loop van de geschiedschrijving. Het boek waarin u zojuist bent begonnen is daar een voorbeeld van. In november 2014 verscheen Van Alabama tot Margraten, het door Mieke Kirkels geschreven levensverhaal van de Amerikaan Jefferson Wiggins. Hij was in het laatste oorlogsjaar als 19-jarige ingezet op de militaire begraafplaats in Margraten, voor het ter aarde bestellen van gesneuvelde soldaten uit de V.S. Wiggins was een zwarte man, hij maakte deel uit van een Afro-Amerikaanse compagnie die uitsluitend blanke militairen begroef: zo lagen de verhoudingen in het Amerikaanse leger, waar een strenge rassenscheiding heerste. Mieke Kirkels kreeg veel reacties op haar boek. Er zaten ook bijzondere bij afkomstig van mensen die in 1945 en 1946 in Limburg zijn geboren met een donkere huidskleur. Er zijn destijds ongeveer zeventig kinderen verwekt door een Afro-Amerikaanse vader. Ze besloot de geschiedenis van die kinderen, en ook van hun vaders en hun moeders op te tekenen. We kennen meer van dit soort geschiedenissen. Kinderen van Canadese vaders, geboren in het jaar na de bevrijding – hun aantal wordt op wel zevenduizend geschat. Er zijn verhalen over kinderen in Indonesië die een Japanse vader bleken te hebben. En we weten dat er tussen 1946 en 1950 heel veel kinderen zijn geboren in Indonesië met een Nederlandse soldaat als vader – zie het boek Liefde in tijden van oorlog van Annegriet Wietsema en Stef Scagliola. Maar Kinderen van zwarte bevrijders beschrijft een paar heel bijzondere aspecten, die tot dusver nooit eerder aan het licht kwamen: donkere kinderen die opgroeiden in het roomblanke Limburg. Iedereen wist dat ze voortkwamen uit de bevrijdingseuforie in Zuid-Nederland, maar zelf wisten ze lange tijd van niets en ze kregen hun vragen maar zelden beantwoord. Dat heeft hun leven in hoge mate getekend. Ook de verhalen van hun vaders zijn opmerkelijk: sommige zwarte Amerikaanse soldaten waren hoogst verbaasd dat ze bij blanke Limburgers thuis worden uitgenodigd – dat was in hun eigen land toen onbestaanbaar. Hun positie in een op racisme gebaseerd leger was velen van ons onbekend. Zo werpt dit nieuwe boek van Mieke Kirkels licht op een aantal kwesties die we niet kenden of die we ons in ieder geval niet realiseerden. Dichtbij en ver weg. Het is een boek dat ons verrast en aan het denken zet.’

Go2 War 2: ‘Dat er in de periode dat Nederland bevrijd werd betrekkingen zijn ontstaan en geconsumeerd tussen geallieerde soldaten en Nederlandse vrouwen, is algemeen bekend. Naar schatting zijn daar zo’n 8.000 ‘bevrijdingskinderen’ uit voortgekomen. Ongeveer 1 procent van die kinderen kwam met een donkere huidskleur ter wereld. Hun verwekkers dienden in één van de legeronderdelen die uitsluitend bestonden uit soldaten van Afrikaans-Amerikaanse afkomst. In het destijds nog gesegregeerde Amerikaanse leger waren daar enkele gevechtseenheden bij, maar het ging grotendeels om ondersteunende troepen. In de periode van bevrijding zijn er in Limburg rond de 250.000 Amerikaanse militairen aanwezig geweest. Een deel daarvan verbleef er langere tijd, waaronder ook de gekleurde soldaten die transport verzorgden, vliegvelden en begraafplaatsen aanlegden en meer van dergelijk ondersteunend werk verrichten. Net als andere soldaten kwamen zij met de lokale bevolking in aanraking, en in de regel werden zij als bevrijders met open armen ontvangen. In sommige gevallen werd dat contact seksueel van aard. Over de kinderen die daar soms uit voortkwamen gaat het boek van Kirkels. Ad van Liempt omschrijft ze in zijn voorwoord zo: "Donkere kinderen die opgroeiden in het roomblanke Limburg." Want dat is natuurlijk een aspect waarin deze groep bevrijdingskinderen verschilt van de rest: hun donkere huidskleur.

Het boek van Kirkels gaat ook over de totaal andere dynamiek die dit in de levens van de gekleurde bevrijdingskinderen met zich meebracht. Van twaalf van die mensen wordt in Kinderen van zwarte bevrijders’ het verhaal verteld. Eerst schetst Kirkels in enkele inleidende hoofdstukken de situatie in Limburg en het Amerikaanse leger ten tijde van de bevrijding. In dat leger was nog sprake van een strikte rassenscheiding. De Amerikaanse soldaten werden in Nederland als bevrijders ontvangen, en dat gold voor de gekleurde soldaten evengoed. Van beide kanten was het even wennen: de soldaten waren niet gewend op gelijke voet met blanke mensen om te gaan, en die laatsten hadden in de regel nog nooit een gekleurd persoon gezien. Maar het boek laat zien dat de onderlinge contacten goed en soms zelfs intensief waren. Niet zelden ontstonden er huiselijke situaties. Al die kinderen van toen zijn nu inmiddels vroege zeventigers. Hun verhalen worden in dit boek verteld. Hun huidskleur viel in de tijd dat ze opgroeiden veel meer op dan in het gemêleerde straatbeeld dat Nederland anno 2017 heeft. Dat hebben de gekleurde bevrijdingskinderen allemaal ervaren, de één meer dan de ander. Het ene kind wordt stilzwijgend onderdeel van het een al bestaand gezin, de ander belandt in een tehuis. Hoe moeilijk of makkelijk hun levens zijn verlopen, verschilt per persoon. Vrijwel allemaal groeien ze op in de wetenschap anders te zijn dan de andere kinderen in het gezin en de omgeving. Het is duidelijk dat zij van een andere vader afkomstig zijn, maar onbekend wie die vader is. En in veel gevallen is dat ook onbesproken en onbekend gebleven.

Iets minder prettig leesbaar is een deel van het inleidende verhaal. Dit bestaat uit de tekst met de rode draad, aangevuld met kaders waarin ooggetuigen aan het woord komen en fragmenten uit brieven en andere documenten. Op zich inhoudelijk goed en relevant, maar je moet als lezer soms erg je best doen om het overzicht niet kwijt te raken. De getuigenissen hadden wellicht beter in de hoofdtekst verwerkt kunnen worden, al is dat natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan. In deze hoofdstukken is de vormgeving ook wat ouderwets, met de kaderteksten afgedrukt tegen een grijze achtergrond en veel kleinere foto’s. Maar de teksten zijn goed geschreven, ter zake zonder te zakelijk te zijn en bovendien met slechts zeer incidenteel een tikfoutje dat door de eindredactie is geglipt.

Kinderen van zwarte bevrijders is een interessant, lezenswaardig en soms aangrijpend boek. Elk persoonlijk verhaal over de oorlog en de periode daarna voegt iets toe aan de geschiedschrijving. De combinatie van de factoren huidskleur en onbekende afkomst maakt de verhalen van deze twaalf bevrijdingskinderen nog eens extra de moeite van het opschrijven waard, omdat ze een tot op heden (grotendeels) onbekend gebleven aspect van het grotere verhaal onthullen. Het mooie van een boek als dat van Kirkels: zodra het verschenen is, kan de ondertitel ‘een verzwegen geschiedenis’ eigenlijk worden gewist. Natuurlijk is deze geschiedenis grotendeels verzwegen. Maar het boek maakt daar ook weer deels een einde aan. Kirkels zet in haar boek uiteen dat dit geldt voor het aandeel van de gekleurde Amerikaanse soldaten aan het geheel van de oorlogsinspanning. Daar zijn wel wat boeken de documentaires over, maar met name in de eerste decennia na de oorlog werd er vooral het zwijgen toe gedaan.
Dat geldt ook voor de verhalen van de kinderen die sommige van deze soldaten verwekten. Toen zij ter wereld kwamen, waren hun biologische vaders al lang verder getrokken met het leger, zich waarschijnlijk niet bewust van het bestaan van hun kinderen. Deze kinderen werden, los van de manier waarop dat gebeurde, onderdeel van de samenleving waarin ze geboren werden. Voor hun eigenlijke herkomst was doorgaans geen aandacht en zelf gingen ze ook pas later op zoek naar hun vader, of zelfs helemaal niet. Maar het is hoe dan ook een bijzondere omstandigheid waarin deze mensen ter wereld kwamen en opgroeiden.’

DE OVERLOPER

 

Ik wil u de eerste drie bladzijden doen proeven van groot schrijver die weet wat een goed verhaal vertellen is. Ik reik u niet alleen deze intro aan maar eerst ook de tekst van de uitgever op de omslag en zijn antecedenten volgens Wikipedia.  Opdat u de titel kunt plaatsen en het gezegde op de voorzijde van de omslag, namelijk ‘De ontdekte roman’. Het gaat om de 238 bladzijden tellende paperback De overloper van Siegfried Lenz en uitgeverij Van Gennep. Als u het een en ander tot u genomen hebt, wisselen wij hier onze leeservaringen met elkaar uit. Ik weet overigens gewis dat wij een prachtig verhaal in boeiend proza gaan ontdekken. Mijn optie is nu vooral te illustreren hoe Siegfried Lenz ons dwingt zijn roman verder te lezen.
Van Gennep: ‘Walter Proska, een 28-jarige soldaat in het Duitse leger, heeft zojuist verlof gehad en is op weg naar zijn eenheid aan het front. Als de trein stopt in Prowursk vlak voor de uitgestrekte moerassen van Rokitno vraagt een jonge vrouw, Wanda, om hulp. Ze heeft een kruik bij zich met de as van haar broer die ze naar zijn weduwe in het volgende dorp zegt te willen brengen. Walter, die op slag door Wanda betoverd is, helpt haar zijn wagon binnen. Maar de trein bereikt het dorp niet. Wanda moet vluchten voor een patrouille en de trein loopt op een mijn die partizanen daar gelegd hebben. Walter overleeft de aanslag en gaat deel uit maken van een handjevol soldaten dat onder leiding van een onberekenbare korporaal de partizanen - die in de uitgestrekte moerassen kat en muis spelen met de Duitsers - moet zien te overleven. Als Walter tijdens een patrouille Wanda weer tegenkomt, is dat het begin van een (liefdes)geschiedenis waarbij Walter geconfronteerd wordt met zichzelf en zijn geweten.

De overloper is de tweede roman van Siegfried Lenz die pas na zijn dood werd ontdekt en in 2016 voor het eerst werd uitgebracht. De ontdekking bleek een sensatie en van het indrukwekkende boek werden meer dan 100.000 exemplaren in Duitsland verkocht. Net zoals later in ‘Duitse les’ vertelt meesterverteller Lenz op de voor hem kenmerkende wijze ook in deze roman een meeslepend en universeel verhaal over een individu dat verwikkeld is in de strijd tussen loyaliteit en geweten, liefde en verraad.
Wikipedia: ‘Siegfried Lenz (1926 – 2014) was een Duitse schrijver. Tot 1951 werkte hij als journalist. Lenz was een zoon van een douanier. Op 13-jarige leeftijd kwam hij bij de Hitlerjugend. In 1943 werd hij soldaat in de marine. Hij weigerde een opstandige medesoldaat dood te schieten en deserteerde. Nadat hij door de Britten krijgsgevangene gemaakt was, ging hij als tolk aan het werk. Na een korte tijd werd hij weer vrijgelaten door de Britten. Na de oorlog studeerde Lenz in Hamburg Engels, literatuurwetenschap en filosofie. Hij maakte deel uit van de Gruppe 47, die na de oorlog de Duitse literatuur wilde bevorderen. In 1948 kwam hij bij de krant ‘Die Welt’. Toen in 1951 zijn eerste roman Es waren Habichte in der Luft verschenen was, nam hij bij de krant ontslag. Hij besloot om daarna als schrijver in zijn onderhoud te voorzien. Net zoals schrijver Günter Grass voelde Siegfried Lenz zich sterk met de politieke partij SPD verbonden. Siegfried Lenz kreeg talrijke literaire prijzen. In 1988 werd hij met de Vredesprijs van de Duitse Boekhandel (Friedenspreis des Deutschen Buchhandels) onderscheiden. Samen met Heinrich Böll en Gunther Grass wordt hij in Duitsland gerekend tot de Grote -naoorlogse- Drie.

Siegfried Lenz: ‘Niemand deed open. Proska klopte nog een keer, harder, vastberadener, met ingehouden adem. Hij wachtte, boog zijn hoofd en keek naar de brief in zijn hand. Er zat een sleutel in het slot, er moest iemand thuis zijn. Maar er werd niet opengedaan. De man liep langzaam bij de deur vandaan en wierp een blik door een half geblindeerd raam, waarbij de zon recht op zijn achterhoofd scheen, maar dat deerde hem niet. Plotseling begonnen Proska’s knieën, de knieën van deze vijfendertigjarige, stevig gebouwde assistent te trillen. Hij deed zijn lippen van elkaar, waarbij een dunne sliert speeksel ontstond. Twee meter van hem vandaan zat achter het raam een oude man op een stoel, een bejaarde man die zijn linkerarm – een magere, gelige, al half verwelkte tak van zijn lichaam – had ontbloot en op een overdreven voorzichtige manier een injectiespuit vulde. Hij liet de lege ampul achteloos op de grond vallen. Proska meende vaag een brekend geluid te horen; maar hij vergiste zich, de ruit liet het zachte geluid niet door. De oude man legde de spuit voorzichtig op een laag tafeltje, trok met zijn vleesloze vingers een plukje uit een dot watten, draaide er trillend een propje van en hield dat op een fles. Daarop keerde hij de fles langzaam om. De vloeistof doordrenkte het propje watten, dat onverzadigbaar leek en verkleurde. Geen enkele beweging, zelfs niet de geringste, ontging Proska. Hij had de man pas vier of vijf keer in zijn leven gezien, hem pas vier of vijf keer in zijn leven gegroet. Het enige wat Proska van hem wist, was dat hij apotheker was. Op het deurplaatje stond Adomeit – meer niet. De man wreef met het propje watten over een plekje op zijn onderarm en wachtte even. Terwijl hij wachtte, gluurde hij over de metalen rand van zijn bril naar de injectienaald, die onschuldig in de zon glinsterde. Wat gaat hij nu doen? Gaat hij hem in zijn arm steken? In een ader? Waarom doet hij dat? Proska’s mondhoeken trilden. Adomeit pakte de spuit en hield hem vlak voor zijn brillenglazen. Voorzichtig drukte hij de plunjer in en er spoot een dun straaltje bruine vloeistof uit de naald. Het instrument functioneerde naar behoren. Daarop stak de bejaarde man de naald zo abrupt in zijn arm dat Proska als verlamd voor het raam bleef staan. Hij kon niet schreeuwen, niet zijn hand optillen, niet wegrennen. Terwijl hij naar de man keek die daar met zijn lichaam bezig was, meende hij zelf een spitse, diepe pijn te voelen, spits als een haarwortel en diep als de bron van een menselijk oog. De wijsvinger van de bejaarde man drukte de vloeistof in zijn bloed, geleidelijk en zonder aarzeling. Toen de man de naald met een ruk uit zijn arm trok, voelde Proska zich weer in staat om te bewegen. Hij liep vlug terug naar de deur, sloeg op het hout en wachtte. Maar er werd niet opengedaan. Voorzichtig duwde hij de klink omlaag; de tegenstribbelende deur bewoog krakend en liet hem passeren.

‘Hallo,’ zei Proska. Zijn stem klonk hees. De oude man antwoordde niet. Hij had blijkbaar nog niet gemerkt dat er iemand was binnengekomen. ‘Ik wilde vragen …’ zei Proska met stemverheffing. Hij maakte zijn zin niet af en zag dat Adomeit met het propje watten de plek op zijn arm schoonwreef waar hij net de injectienaald uit had getrokken. Daarop stond de man op en liep naar het raam. Hij hield zijn gele arm in het zonlicht en mompelde: ‘Hier, aflikken, vlug, droogmaken.’ Boven een van de aders zag Proska een rood puntje: het door de naald veroorzaakte wondje. ‘Meneer Adomeit!’ De man draaide zich niet om. ‘Hallo, meneer Adomeit!’ De man keek uit het raam en rolde zijn mouw naar beneden. Toen schreeuwde Proska: ‘Ik wens u een mooie dag!!!’ De apotheker draaide zich langzaam om, zag de bezoeker en keek hem vriendelijk met verbaasde, grijze oogjes aan. ‘Dag, u bent meneer Proska, nietwaar?’ ‘Ja. Ik wilde vragen of u me een postzegel kunt lenen.’ Proska stak de envelop omhoog. ‘Een brief voor mij,’ vroeg Adomeit. ‘Wie schrijft mij een brief?’ ‘Nee,’ zei Proska, ‘ik wilde vragen …’ ‘U moet harder praten,’ onderbrak de apotheker hem, ‘ik hoor heel slecht.’ Hij ging op de stoel zitten, maar liet zijn bezoeker staan. ‘Hebt u misschien een postzegel voor mij, meneer Adomeit?’ ‘Geeft u de brief maar, ik heb geen idee wie me schrijft.’ ‘De brief is niet voor u,’ schreeuwde Proska. ‘Ik wilde alleen vragen of u me een postzegel kunt lenen. Tot morgen misschien.’ ‘U wilt een postzegel hebben?’ ‘Ja. Morgen krijgt u er een terug.’ ‘Ik heb postzegels genoeg,’ zei de bejaarde vriendelijk. ‘Ik kan u er wel meer dan één geven. Mensen als ik hebben ze toch niet meer nodig. Wie zou ik moeten schrijven? Ik heb nog een vriend, die in de buurt van Braunschweig woont. Die ken ik al zestig jaar. Vroeger waren we buren, zoals wij nu buren zijn. In die zestig jaar hebben wij elkaar alles verteld wat twee mensen elkaar kunnen vertellen. – Hoeveel postzegels hebt u nodig?’ ‘Twee!’ ‘Hoeveel zei u? U moet harder praten, ik hoor slecht.’ ‘Ik heb twee postzegels nodig,’ schreeuwde Proska, ‘tot morgen.’ ‘Kunt u krijgen,’ mompelde Adomeit, terwijl hij opstond. Hij trok de la van een commode open, pakte er een schrift uit en liep met trippelpasjes naar zijn bezoeker toe. ‘Hier, pakt u ze maar.’  De assistent sloeg het schrift open, bladerde er vluchtig in en vond een strookje van tien zegels. ‘Daar zijn ze,’ zei de oude man, ‘pak er maar zoveel als u nodig hebt.’ Er hing een onaangename ziekenhuislucht. Proska voelde een lichte pijn links achter zijn slaap en snakte naar frisse lucht.’

TIEN TITELS VOOR DE ZOMERMAANDEN


Ik ga u de tekst op de omslag van een tiental boeken voorleggen met als uitnodiging aan u te achterhalen wat het thema van de tien is. De komende weken zullen voor velen van u in het teken staan van heerlijk lui liggen lezen. Thuis in de tuin, diep in het bos, dicht aan zee, hoog in de bergen, De tien werken hebben met elkaar gemeen dat ik ze nog niet zo lang in huis heb. Ik stel dan ook voor dat wij hier in de loop van de vakantie onze leeservaringen met elkaar uitwisselen. U en ik kennen de uitgerijen: kwaliteit gegarandeerd! Titel, schrijver, ondertitel of genre, uitgeverij en tekst volgen op een rij. 

1) Geraakt - Hans Münstermann – Roman – De Kring
Dubbel drama: een medische misser en een onmogelijke verliefdheid Het zal je maar gebeuren: je gaat het ziekenhuis in voor een routineoperatie maar er gaat iets faliekant fout. Het overkomt de schoonvader van Andreas Klein, het literaire alter ego van Hans Münstermann. Klein is bezig met een biografie over Robert Eden, een stervende blueszanger die hem ooit heeft verteld over een onstuimige liefdesaffaire. Het schrijven wordt overschaduwd door het familiedrama, dat alles en iedereen ontregelt. Geraakt is een prachtige, indringende roman van AKO-Literatuurprijs-winnaar Hans Münsterman.








2) Thérèse – François Mauriac – Roman – Bint
In deze dubbelroman staat het dramatische leven van de fascinerende en intelligente jonge vrouw Thérèse Desqueyroux centraal. In de stille dennenbossen van Landes wordt het leven van een paar rijke families beheerst door hebzucht, egoïsme en familie-eer. Door haar huwelijk versterkt Thérèse haar positie. Maar al snel raakt ze verbitterd door het harnas van de familiegewoonten. Als ze de kans krijgt haar man te vergiftigen, voltrekt de tragedie zich plotseling en onafwendbaar. Met een inleiding van Jan Siebelink.









3) Pensioen – Willem Elsschot – Roman - Polis
Pensioen (1937) is een vlijmscherpe roman over tragische moederliefde. Willem Verstappen komt tijdens de Eerste Wereldoorlog terecht in een Duits krijgsgevangenkamp. Al die tijd strijkt Willems moeder zijn militiegeld op. Op het einde van de oorlog blijkt Willem, die tewerkgesteld was op een boerderij bij een 'levenslustige' Duitse boerin, overleden te zijn. Willems vriendinnetje Bertha, die kort voor zijn vertrek bevallen is van een zoon, Alfred, trouwt met een zekere Wouters. Door een administratieve vergissing geeft hij zijn naam aan Alfred, waardoor Alfred geen aanspraak maakt op het pensioen van zijn overleden vader. Later, als Alfred volwassen is en wil trouwen, wordt de administratieve vergissing ontdekt, wat alles verandert.




4) Zondeval – Marian en Theo Hoogstraten – Literaire thriller – De Crime Compagnie
Emilie heeft de verloren gewaande brieven van Michelangelo in haar bezit. Maar er zijn meer mensen die deze brieven - vanwege hun explosieve inhoud - in handen zouden willen krijgen. Al snel beseft Emilia dat de jacht op haar geopend is. Florence 1526 Mire heeft Angelina en Michael, haar twee kinderen, allebei iets nagelaten waarmee ze hun een bezorgde toekomst dacht te bezorgen. Niet lang na haar dood reizen de twee samen naar Rome om Michaels vader te zoeken. Daar blijken de laatste geschenken van hun moeder kostbaarder dan ze dachten... Marianne en Theo Hoogstraaten leggen in hun boeken op een prachtige manier de link tussen heden en verleden. Inmiddels hebben ze negen veelgeprezen thrillers op hun naam staan, waaronder Bloedlink en De verleidsters.



5) Geen idee – Jan Warndorff – Levensfilosofie – Lemniscaat
De populariteit van levenskunst en mindfulness laat zien dat steeds meer mensen zoeken naar houvast in het leven zelf. Maar opvallend genoeg stellen zelfs levenskunstfilosofen niet de cruciale vraag: wat bedoelen we precies met 'het leven zelf'? Voortbouwend op het denken van Ortega y Gasset en inzichten uit het boeddhisme ontwikkelt Jan Warndorff een vernieuwende filosofie die het alledaagse leven centraal stelt. Deze 'filosofie van het boerenverstand' staat geheel in het teken van de moraal: 'Zie van zoveel mogelijk, zoveel mogelijk te houden.' Warndorff wisselt analytische hoofdstukken af met praktische intermezzo's, rijk aan doorleefde voorbeelden, en zo komt hij tot een filosofische innovatie die zowel het leven als het denken op een ander spoor zet. 'Mijn leven vindt niet plaats in de maatschappij, maar de maatschappij vindt plaats in mijn leven.'  - Jan Warndorff


6) Liefde in tijden van luiers – Jancee Dunn – Zo houd je je relatie leuk tijdens het ouderschap –Maven Publishing
Kersverse ouders komen er meestal snel achter: niet alleen je leven, maar ook je relatie verandert enorm. Veel ouders willen hun partner dan ook regelmatig achter het behang plakken. Maar is dit onvermijdelijk? Hoe hou je je relatie eigenlijk leuk?  Journaliste Jancee Dunn doet verslag van haar soms hilarische missie om haar post-babyhuwelijk te redden. Ze duikt in het recentste relatieonderzoek, raadpleegt relatie- en sekstherapeuten en gaat zelfs te rade bij een gijzelingsonderhandelaar van de FBI. Wat blijkt: als je een veeleisende derde partij aan je gezin toevoegt, moet je je relatie opnieuw uitvinden. Het goede nieuws? Het kan!
Door Dunns eerlijke (en geestige) stijl biedt dit boek herkenning én erkenning, ook voor de partner achter het behang.


7) Het mysterie van de liefde – Jonah Lehrer – Wetenschappelijke zoektocht – Atlas Contact
Liefde is de emotie die ons leven regeert, een altijd aanwezige kracht, de basis van al onze bindingen, van romantische tot vriendschappelijke en religieuze. Mensen kunnen niet zonder, ze moeten zich hechten. Tegenover liefde staan uitsluiting, onthechting, haat. Niets roept sterkere emoties op dan het verlies van liefde. JonahLehrer, vermaard schrijver die wetenschap toegankelijk maakt, richt zich in dit boek op liefde in al haar vormen, niet alleen de romantische en gepassioneerde, maar ook die tussen ouders en kinderen, vriendschap, de liefde voor God, voor huisdieren en overledenen. Het mysterie van de liefde verkent de psychologische, biologische, neurologischeen evolutionaire feiten van de liefde. Lehrer maakt de lezer deelgenoot van het wetenschappelijk onderzoek op dit gebied. Hij schenkt een wereld aan kennis – maar het mysterie blijft intact.



8) Ober, er zit natuurkunde in mijn soep – Natuurkunde begrijpen aan de hand van het dagelijks leven – Maven Publishing
Wetenschapper en tv-presentator Helen Czerski legt de mooiste ideeën uit de natuurkunde uit aan de hand van alledaagse voorbeelden. Met humor en aanstekelijke nieuwsgierigheid laat Czerski zien hoe vertrouwde zaken als koffievlekken en ketchupflessen een licht kunnen werpen op valwinden, medische tests en onze energiebehoefte in de toekomst. Want juist in de dingen waar we normaal gesproken niet over nadenken zitten de principes verstopt die verklaren hoe het menselijk lichaam, de wereld en zelfs de wetten van het universum werken. Als je eenmaal weet welk natuurkundig principe betrokken is bij een ei koken of een magneet op de koelkast plakken, zullen de stukjes van een veel grotere puzzel op hun plek vallen. Dit prachtig geschreven en toegankelijke boek maakt dat je zelf overal natuurkunde in herkent, je nooit meer om een goed verhaal verlegen zit én je eindelijk te weten komt waarom eenden nooit last van koude voeten hebben.


9) De infiltrant – Alex Berenson – Spionagethriller – Karakter
Angstaanjagend actuele spionage thriller over de reële dreiging van jihadisme. Winnaar van de Edgar Allan Poe Award! Spionage thriller voor de fans van David Baldacci en John Grisham. De ergste nachtmerrie van de directeur van de CIA lijkt werkelijkheid te worden: een topspion doet het ondenkbare en stuurt berichten door aan IS om hen te waarschuwen voor geplande operaties. Het achterhalen van de identiteit van deze mol zonder hem te alarmeren, zal buitengewoon moeilijk worden. Om deze verrader binnen de eigen gelederen uit te schakelen, zal topspion John Wells in een rol moeten kruipen waarvan hij hoopte dat hij die voor altijd achter zich had gelaten. Hij heeft geen andere keus dan zijn vorige gefabriceerde identiteit van Al Qaida-jihadist weer aan te nemen en zich tussen de meest wantrouwende en gewelddadige mensen ter wereld te begeven.


10) De brand in de Innovation – Siegfried Evens – Een reconstructie – Witsand
Op 22 mei 1967 voltrekt zich, op het drukste moment van de dag, in het commerciële hart van onze hoofdstad, een van de grootste rampen die België ooit heeft gekend: de brand in de Innovation. 251 mensen, die op het verkeerde moment op de verkeerde plaats zijn, komen daarbij om het leven. De brand nestelt zich meteen in het collectieve geheugen van de inwoners van dit land. De brand in de Innovation is het allereerste diepgaande historische onderzoek naar de achtergronden en de impact van de brand. De auteur van dit boek kreeg als eerste onderzoeker toegang tot het gerechtelijk dossier over de ramp. Hij bestudeerde twee jaar lang alle beschikbare archieven en sprak langdurig met tientallen bevoorrechte getuigen. Met dat materiaal in de hand biedt hij voor het eerst een antwoord op de vraag wat de wetenschappelijk vastgestelde oorzaak was van de brand. Wat gebeurde er precies op 22 mei 1967? Hoe zag de Innovation er eigenlijk uit voor de brand? Wie was verantwoordelijk voor de ramp? Hoe verliepen de reddingswerken en welke mensen speelden daarbij een belangrijke rol? En wat was de politieke impact achteraf?