15-02-2016

HET GROTE KLUITMAN KINDERKOOKBOEK

 

Het geschiedde vorige week zaterdag; onze jongste kleindochter Fien stond in de voortuin met een papieren bakje met daarin een bruin gebak, een heuse appetijtelijk ogende brownie. Voor de klok in de kamer elf slagen had laten klinken, was het heerlijke maaksel al verorberd. Ik moest aan dit prettige voorval denken, toen de man van de post mij een boek aanreikte met daarin een chapiter met de titel ‘Brownies’, Het ging om de 128 glimmende bladzijden tellende, kleurrijk geïllustreerde Het grote Kluitman Kinderkookboek van Katharine Ibbs en Howard Shooter en van uitgeverij Kluitman. Heel recent had ik het in deze rubriek met u over de smaakmakende boeken Kleine geschiedenis van de Nederlandse keuken van Jacques Meerman, Diner Pensant van Valerie Granberg en Familie Recepten van Felux Wilbrink. Uw reacties na de presentatie hier van dit trio waren doorgaans lovend, maar wel passeerde de notitie waarom ik geen vrij baan maakte voor een boek in de keuken dat speciaal bestemd zou zijn voor onze kids. Uitgeverij Kluitman schoot mij nu te hulp in deze impasse. Om u de kindvriendelijke smaak van Het grote Kluitman Kinderkookboek geef ik de tekst op de omslag: ‘Vind je het leuk om iets lekkers klaar te maken? Wil je iedereen wel eens verrassen met een supertaart? Met dit boek leer je koken als een echte topkok. Ook als je nu nog geen ei kunt bakken... * Mega-grote chocoladekoekjes *Overheerlijke hamburgers * Pittige pizza's en pasta's *Zomerse salades Om je vingers bij af te likken!’ De hamvraag is nu natuurlijk of de samenstellers van dit kookboek hun verwachtingen zelf waarmaken. Ik denk van wel maar opnieuw leg ik het gastronomische werk voor aan onze kookgrage schoondochter Bonnie in Voorburg.

For the time being zeg maar geef ik u de opgave van de inhoud met enkele specimina van recepten. Na de inleiding met een uitleg over gezond eten, hoe dit boek te gebruiken en aanwijzingen voor hygiëne en veiligheid volgen de items ontbijt, kleine gerechten, hoofdgerechten, toetjes en lekker bakken. De rij wordt gesloten met keukengerei, woordenlijst en register. Per een of twee pagina's is een recept uitgewerkt. In een kader staan kleine fotootjes van de benodigdheden met opgave van de hoeveelheid en een lijstje van keukengerei. Bij elke (genummerde) handeling is een kleine werkfoto opgenomen, met daaronder de beschrijving. Tips en weetjes zijn weer cirkelvormig omrand. Zo als ontbijt roereieren, als klein gerecht toast met pesto, als hoofdgerecht kip op de barbecue, als toetje yoghurtijs. Die van lekker bakken geef ik met een knipoog naar Fien alle door: naast brownies, knapperige muffins, chocoladekoekjes, bananencake, zelfgebakken brood, naan brood, pizza, aardbeienkoekjes, sinaasappelkoekjes, hartige taart, appels onder een dekentje en chocoladetaart.

Om de toegankelijkheid en kindvriendelijkheid van dit kookboek te illustreren geef ik de intro van het recept brownies op de bladzijden 98-99. ‘Als je brownies gaat bakken, kun je de chocola het beste boven een laag vuur laten smelten. Zorg dat de schaal het water in de pan eronder niet raakt. In stap 5 moet je het mengsel voorzichtig spatelen, niet roeren, De bakvorm moet je altijd bedekken met bakpapier, anders kleven de brownies vast tijdens het bakken.’ De kaders ‘Dit heb je nodig voor 12-16 brownies’, ‘Keukengerei’ en ‘Handige tip’ zijn de opmaat voor de zes fases die 20-25 minuten werk verschaffen: invetten, bedekken, smelten, zeven, kloppen en spatelen, Als ik naar het eindresultaat met drie bruine lekkernijen kijk, mag ik met vreugde zeggen dat onze Fien van acht lentes jong met een gelijkwaardig baksel die ochtend voor de deur stond. Als haar tante Bonnie haar oordeel over dit lekkere werk aan ons verwoord heeft, kom ik nog eens met Het grote Kluitman Kinderkookboek bij u langs!

HET TUMULT VAN DE TIJD

 

Ik was meteen in de ban van het proza waarin het thema van deze fictieve biografie vervat. De proloog ervan had mij direct bij de kladden. Het gaat om de 224 bladzijden tellende hardcover Het tumult van de tijd van de Engelse auteur Julian Barnes en van uitgeverij Atlas Contact. Op de wikkel wordt het genre van dit door Ronald Vlek subliem vertaalde werk omschreven als ‘roman’, maar ik haast mij te zeggen dat de in 1946 geboren Barnes de werkelijkheid op heterdaad betrapt door in het hoofd van zijn hoofdpersonage te verkeren, de Russische componist Dmitri Sjostakovitsj. Het tumult van de tijd kent een proloog en epiloog. Daartussen klemde Barnes het barre levensverhaal van de gevierde musicus (1906-1975) die doorwerkte onder het bewind van Stalin en daarom door velen ook verguisd werd. De jaren van Sjostakovitsj werden veelal beheerst door oorlog, angst, armoede, terreur, verraad, tyfus, wanorde, smerigheid maar boven dit tumult van de tijd klinkt een brok muziek op, een drieklank; het enige wat ertoe uiteindelijk ertoe doet. De titel van deze grote en grootse biografie heb ik nu een verklaring gegeven. Het voorwerk geef ik ook door. ‘Voor Pat’ luidt de opdracht en staat voor de literaire agent Pat Kavanagh met wie Julian Barnes gehuwd was en die in 2008 overleed. Het motto voorin, dat een volkswijsje is, voorin gaat als ‘Een van het horen Een van het herinneren En een van het drinken’. Deze zinspreuk wordt een context gegeven in de proloog die ik aan u doorgeef. Maar eerst doe ik dat met de tekst op de wikkel aan. U begrijpt dat wij het hier over Het tumult van de tijd nog enkele keren zullen hebben!

De uitgever: ‘Eind jaren dertig staat een jonge man - aanstormende componist, toegewijde huisvader - met een ingepakt koffertje bij de lift van een flatgebouw in Leningrad. Hij wacht er de hele nacht, nachtenlang, in de overtuiging dat hij opgepakt zal worden en afgevoerd naar het Grote Huis. Geen enkele beroemdheid die hij in de afgelopen tien jaar heeft ontmoet, kan hem nu helpen. En weinig mensen die naar het Grote Huis worden afgevoerd, komen ooit terug. Aldus begint de eerste roman van Julian Barnes sinds zijn met de Man Booker Prize bekroonde Alsof het voorbij is. Een verhaal over de botsing tussen Kunst en Macht, en de compromissen die een kunstenaar moet aangaan om zijn stempel op de wereld te drukken - dit allemaal aan de hand van de fictionele biografie van een van de grootste componisten van de twintigste eeuw, Dmitri Sjostakovitsj. Het tumult van de tijd is Barnes' meest diepgaande werk tot nu toe, het werk van een literaire grootmeester.’

De proloog: ‘Het gebeurde midden in de oorlog, op een perron, even vlak en stoffig als de eindeloze steppe die het omringde. De wachtende trein was twee dagen geleden uit Moskou vertrokken, in westelijke richting; nog twee of drie dagen te gaan, afhankelijk van kolenvoorraad en troepenbewegingen. Het was kort na zonsopgang, maar de man – in werkelijkheid maar een halve man – was al bezig zich op een platte lorrie met houten wielen naar de slaaprijtuigen te stuwen. Er was geen andere manier om het geval voort te bewegen dan aan de voorkant te wrikken, en om te voorkomen dat hij zijn evenwicht verloor had hij een touw onder de lorrie door gehaald en door zijn broeksband gestoken. De handen van de man waren omzwachteld met smerige repen stof en zijn huid was gehard door het bedelen op straten en stations. Zijn vader was een overlevende geweest van de vorige oorlog. Hij was vertrokken met de zegen van de dorpspriester om te gaan vechten voor het vaderland en de tsaar. Toen hij terug was gekomen waren de priester en de tsaar inmiddels verdwenen, en was zijn vaderland niet meer hetzelfde geweest. Zijn vrouw had gegild toen ze zag wat de oorlog met haar man had gedaan. Nu woedde er opnieuw een oorlog, en was dezelfde indringer weer terug, al waren de namen veranderd; de namen aan beide kanten. Maar verder was er niets veranderd: jonge mannen werden nog steeds door kanonnen aan flarden geschoten en vervolgens door chirurgen ruw opengesneden. Zijn eigen benen waren afgezet in een veldhospitaal te midden van kapotgeschoten bomen. Allemaal voor een hoger doel, zoals dat de vorige keer ook het geval was geweest. Het liet hem koud. Laat anderen daar maar over twisten; zijn enige zorg was het einde halen van de volgende dag. Hij was verworden tot een techniek om te overleven. Beneden een bepaald niveau werden alle mannen dat: een techniek om te overleven.

Enkele passagiers waren uitgestapt om zich even te vertreden in de stoffige lucht; andere zaten met hun gezicht voor de ramen van de rijtuigen. Terwijl de bedelaar naderbij kwam, hief hij luidkeels een obsceen soldatenlied aan. Sommige passagiers zouden hem misschien een paar kopeken toewerpen als dank voor het vertier; andere hem betalen om zich te verwijderen. Sommige gooiden munten die ze met opzet op hun kant terecht lieten komen zodat ze wegrolden, en lachten dan als hij er achteraanjoeg, zijn vuisten hard tegen het betonnen perron. Dat zou andere, uit medelijden of uit schaamte, er misschien toe bewegen hem rechtstreeks geld toe te stoppen. Hij zag slechts vingers, munten en jasmouwen, en was ongevoelig voor hoon. Dit was degene van het drinken.

De twee mannen die eerste klas reisden zaten bij een raam, probeerden te raden waar ze zich bevonden en hoelang ze zou  den blijven staan: minuten, uren, misschien de hele dag. Er werd geen informatie verstrekt, en ze wisten dat ze er niet naar moesten vragen. Navraag doen naar de loop van de treinen – ook al was je zelf een passagier – kon je als saboteur brandmerken. De mannen waren ergens in de dertig, ruimschoots oud genoeg om dat soort lesjes te hebben geleerd. Degene van het horen was een magere, nerveuze vent met een bril; om zijn nek en polsen droeg hij knoflookamuletten. De naam van zijn reisgenoot is voor de geschiedenis verloren gegaan, al was hij degene die gedacht. De lorrie met de halve man kwam nu ratelend hun kant op. Vrolijke regels over een of andere dorpsverkrachting werden hun toegebruld. De zanger stopte even en maakte het eetgebaar. De man met de bril stak ten antwoord een fles wodka omhoog. Het was een overbodige geste van beleefdheid. Wanneer had een bedelaar ooit wodka afgeslagen? Even later voegden de twee passagiers zich bij hem op het perron. En zo waren ze met hun drieën, het traditionele aantal bij het wodka drinken. De man met de bril had nog steeds de fles, zijn metgezel drie glazen. Die werden min of meer volgeschonken, en de beide reizigers bogen zich naar voren en prevelden de gebruikelijke heilwens. Terwijl ze klonken, hield de nerveuze het hoofd scheef – de ochtendzon schitterde even in zijn brillenglazen – en mompelde iets. Zijn vriend lachte. Toen sloegen ze de wodka in één teug achterover. De bedelaar hield zijn glas alweer op. Ze schonken hem nog eens in, namen het glas terug en stapten weer in de trein. Dankbaar voor de vloed van alcohol die zijn verminkte lichaam doorstroomde, wrikte de bedelaar zich naar het volgende groepje passagiers. Toen de twee mannen weer op hun plaats zaten, was degene van het horen al bijna vergeten wat hij gezegd had. Maar die van het herinneren stond pas aan het begin van zijn herinneren.
 

ZOEKTOCHT NAAR HET PARADIJS

 

Ik nodig u uit met mij een virtuele tocht te paard te maken door een oord dat eigen is aan Kazachstan, China, Mongolië en Rusland. Onze reisgids is daarbij van de hand van een bevlogen, gedreven auteur. Het gaat om het 320 bladzijden tellende, met kaarten geïllustreerde Zoektocht naar het Paradijs van Arita Baaijens en van uitgeverij Atlas Contact met de ondertitel ‘Een onderzoek naar waarheid en werkelijkheid in het hart van Centraal-Azië’. In mijn jonge jaren werd mij door leraar De Groot op de HBS in het kader van diens lessen over de romantiek de slogan ‘beautiful isle of somewhere’ aangereikt. Het wegzweven naar het  droomland, naar het land van belofte bleek naar mijn idee later het land van verbeelding te zijn. Dat er toch een eldorado (sowieso voor de geest) moet zijn, deed mij dit weekeinde Arita Baaijens aan de hand. Voor onze tour in haar sporen geef ik u nu de tekst van de omslag, het interview dat Pam van der Veen met haar in AD dit weekeinde had en de proloog. Met de invitatie aan u dat wij elkaar hier in Shambala ontmoeten!

De uitgever: ‘Na een persoonlijke crisis reist Arita Baaijens af naar het Altajgebergte in het zuidwesten van Siberië, waar het legendarische Shambhala te vinden zou zijn, een aards paradijs in een doolhof van gletsjers en ravijnen. Onvermoeibaar trekt de reizigster te paard over besneeuwde bergen en door donkere wouden waar wolven en beren wonen. Onderweg ontmoet ze keelzangers, stoere herders, biologen, sjamanen, kluizenaars, professoren en profeten, maar het paradijs blijft onvindbaar, zelfs na jaren zoeken. Ze raakt geïntrigeerd door het geloof van lokale bewoners in de heilige natuur en vraagt zich af hoe landschap en geest elkaar beïnvloeden. Hoe fantasie zich van de werkelijkheid onderscheidt. En of wetenschap het monopolie op waarheid bezit. De zoektocht naar het paradijs zet het leven van de ontdekkingsreizigster weer op de rails.’

Het interview: ‘Behalve een overweldigend natuurgebied is het Siberische Altaj-gebergte een spirituele trekpleister. Mythische ervaringen, persoonlijke inzichten, een magische connectie met het landschap, het zou er allemaal te vinden zijn. Met Shambala als epicentrum. Arita Baaijens ging er naar op zoek en zwierf jarenlang door het gebied. Worstelend met barre omstandigheden, uitbundig genietend van de natuur. Hoe ze haar eigen paradijs uiteindelijk vindt, beschrijft ze in ‘Zoektocht naar het Paradijs – een onderzoek naar waarheid en werkelijkheid in het hart van Centraal-Azië’. ‘In de jungle voelt ze zich opgesloten, daar kan ze de horizon niet zien. Ze wil vooruit kunnen kijken, het landschap overzien, de weidsheid voelen. Dan gaat haar borstkas open, wordt haar schedel gelicht en krijgt ze vleugels. ‘Dat de natuur groter is dan je als mens kunt behappen, die dimensie zoek ik.’ En die vond ze, eerst in de woestijn, en later op de Siberische hoogvlakte. Arita Baaijens, schrijver en bioloog, beschrijft het in Zoektocht naar het Paradijs. Waarom verruilde je na twintig jaar de woestijn in voor Siberië? ‘De liefde was voorbij. De woestijn was een obsessie, ik moest er elke winter heen. Ik heb er veel voor opgegeven, vaste baan, lange relatie, oudedagsvoorziening, maar dat deed ik met volle overtuiging. En toen veranderde de fascinatie in irritatie, zonder dat ik het wilde. Alsof ik uit een rijdende trein werd gedonderd. Mijn doel en drive waren verdwenen, mijn levensvervulling eigenlijk. Na drie jaar voelde dat nog steeds zo. Dus toen zat er niets anders op: ik moest een nieuwe obsessie zoeken. Kijkend op de kaart kon dat alleen maar Siberië worden, dat over dezelfde leegheid als de woestijn beschikt. Een barre leegte waarin ik kan verdwijnen, afgesloten van de rest van de wereld.’ En waar het ook gevaarlijk is: een extreem klimaat, steile bergpassen, woest kolkende rivieren… Bang ben je niet. ‘Ik vind het juist leuk om iets te doen waarvan ik de afloop niet ken. Als ik de controle uit handen geef, me overlever aan het landschap, voel ik de vreugde in me opborrelen. Tegelijkertijd gebruik ik natuurlijk wel mijn gezonde verstand. Ik sta met beide benen op de grond en met mijn hoofd in de wolken.’ Je bent op zoek gegaan naar Shambala, het mythische boeddhistische paradijs dat zich in dat gebied zou bevinden. Wat hoopte je daar aan te treffen? ‘Het doel van mijn reis was het Altajgebergte, waar de lokale bevolking een grote spirituele kracht aan toekent. Er zouden geesten zijn, en bergen die informatie uit de kosmos krijgen. Zelf ben ik een wetenschapper, die alleen gelooft wat ‘bewezen’ is. Maar ik hoopte toch dat ook ik zou ervaren waarom de bewoners van de Altaj de natuur als bezield beschouwen.’ En? ‘De westerse wetenschap is ook maar een manier om grip te krijgen op de werkelijkheid. Dat onze kijk op de wereld de waarheid het dichtst zou benaderen, die overtuiging heb ik losgelaten. Net als de opvatting dat de natuur een object is dat buiten ons, de mens staat. Op mijn reizen door de Altaj heb ik ervaren dat ik één was met de bergen, sneeuwkappen, moerassen en gletsjers om me heen. Dat ik dingen niet alleen met mijn verstand, maar met mijn hele wezen kan begrijpen. Hoe ik het moet noemen weet ik niet, maar het was een euforisch gevoel.’ Kreeg je een kijkje in de keuken van God? ‘Dat is mooi gezegd, al vermijd ik het woord ‘God’ liever. Maar sindsdien heeft mijn leven wel een andere wending genomen. Ik voel mij een completer mens.’

De proloog: ‘De adem van de invallende winter bijt in mijn wangen op deze late herfstmiddag. De vrieskou op de Siberische hoogvlakte doet adertjes springen en zal straks, na zonsondergang, een ijslaagje op drassige poelen toveren. Ik ben op zoek naar het legendarische Shambhala, een mythisch koninkrijk waar mensen voorbeeldig leven en heel oud worden. Volgens de overlevering is de toegang tot het utopische oord te vinden in het Altajgebergte in Siberië, het zou gaan om een verborgen vallei omringd door ijzige bergreuzen. Het geloof in een paradijs op aarde is al heel oud, misschien wel zo oud als het scheppingsverhaal. Boeddhisten noemen hun paradijs Shambhala en het vinden ervan staat gelijk aan het bereiken van de hoogste staat van spirituele ontwikkeling. Er bestaan zelfs oude Shambhalareisgidsen in het Sanskriet, maar de routeaanwijzingen zijn zo cryptisch dat alleen een fantast er iets van begrijpt. Zelf geloof ik niet in het bestaan van een mysterieuze vallei waar mensen eeuwig leven; toch ben ik ernaar op zoek gegaan omdat mijn leven één grote puinhoop is. Ik had mijn paradijs gevonden in de woestijn en trok er jarenlang rond met kamelen, tot op een dag de betovering voorbij was. Het verlies van mijn obsessie voor woestijn en kamelen veroorzaakte kortsluiting in mijn hoofd en met de Shambhalazoektocht wil ik orde scheppen in de chaos. Je zou zelfs kunnen zeggen dat ik dwalend op mijn paardje zoek naar verlossing, niet van mijn zonden, maar van het lege gevoel in mijn binnenste.

Mijn relatie met de woestijn duurde een eeuwigheid, geperst in twintig jaren. Zodra Orion in de herfst aan de nachtelijke hemel verscheen pakte ik mijn tassen en vertrok naar Egypte of Sudan, waar mijn kamelen stonden. Dan zwierven we de hele winter door de leegte. Maandenlang. Jaar na jaar. Ik had er veel voor opgegeven, een goede baan, riante oudedagvoorziening, een geliefde. ‘Daar krijg je spijt van,’ waarschuwden collega’s en familie. Want hoe moest dat later als ik oud was? Maar het verlangen naar leegte was sterker en ik vertrok. En toen, op een dag, was het voorbij, merkte ik aan irritaties over zaken die me eerder nooit ergerden of dwarszaten. Zandstormen, dagen die maar niet voorbij leken te gaan, het langzame voortstappen van kamelen, het bekoorde niet meer. Als er in die periode een drankje was geweest dat mij in een rots of plant kon veranderen dan had ik het zonder aarzelen opgedronken. Want hoe moest ik me dat voorstellen, een leven zonder drive en heilig vuur? De somberte die bezit van me nam was niet prettig, maar ach, dacht ik toen nog, gewoon maar in die put zakken en me overgeven aan de vrije val. Een jaartje gaf ik het proces, daarna zou ik als herboren over de rand kruipen en een nieuw leven beginnen. Maar na drie jaar tuimelen was de bodem nog steeds niet in zicht. Van rasoptimist en levensgenieter was ik gedegradeerd tot hulpeloos wezen. De woestijn had me geleerd dat er geen zelf bestaat dat de touwtjes in handen heeft, de hersenpan is een leeg canvas waarop onze gedachten een film projecteren. Maar wie had in het geniep de avontuurlijke kaskraker verwisseld voor de sneue b-film waar ik nu al veel te lang naar keek? Ik zag maar één uitweg: een nieuwe obsessie vinden die mijn leven weer kleur zou geven. Hoe de obsessie eruit moest zien wist ik niet, maar over de mogelijke vindplek had ik wel ideeën. Het moest een gebied zijn met een cultuur, taal en religie die ik nog niet kende, het klimaat moest extreem zijn en het gebied groot genoeg om in te verdwalen en desnoods dood te gaan. Zo kwam ik in 2007 in Siberië terecht.’
U moet nu niet de draad van Ariadne maar die van Arita te pakken hebben!
 

RAVENSBRUCK


 

Een vuistdik boek heb ik voor u dat een verbaal monument wil zijn voor vrouwen die gedwongen werden gebukt te gaan onder het geweld van de nazi’s. Het is ook een postuum eerbetoon aan vrouwen die de terreur in de Duitse kampen niet namen. Het gaat om de 800 bladzijden tellende, van twee katernen authentieke foto’s voorziene hardcover Ravensbrück van de Britse Sarah Helm en van de uitgeverij Ambo Anthos met de ondertitel ‘Geschiedenis van het concentratiekamp voor vrouwen’. De opdracht ‘Voor hen die weigerden’ is u wellicht duidelijk en dat zal ook het geval zijn met het aan Primo Levi ontleende motto, dat gaat als ‘Bedenk of dit een vrouw is, Zonder haar en zonder naam Zonder de kracht nog tot herinneren, Haar ogen leeg, haar schoot koud Als een kikker in de winter. Overdenk dat dit gebeurde: Ik beveel u deze woorden.’ Vorig jaar mocht ik bij u introduceren ‘Een gegeven leven’ van Hanneloes Pen, waarin verhaald wordt van de Zaanse moeder Geertje Pel, die verraden door haar buurman vanwege onderduik van een Joodse baby, het meisje redde en zichzelf aangaf bij de Sicherheitsdienst. Wat haar in de gaskamer van Ravensbrück deed belanden. Mijn optie bij deze eerste introductie is dat u weet dat ‘Ravensbrück’, dat ook gedeelten herbergt over de verzetsstrijdster Corrie ten Boom, van Sarah Helm bestaat. Ik wil u nu de tekst van de uitgever op de site geven, wat ik ook doe met het gezegde op wikipedia onder de titel van ‘Die Hölle der Frauen’ en met de slotfrase van de proloog. Voor een goed begrip; de auteur Sarah Helm doet in haar voorwoord verslag van een tocht naar het vroegere concentratiekamp. Wij komen met elkaar hier nog over ‘Ravensbrück’ te spreken!

De uitgever: ‘Ravensbrück’ van Sarah Helm is het standaardwerk over het grootste en beruchtste concentratiekamp voor vrouwen. In de Tweede Wereldoorlog hebben 160.000 vrouwen van alle standen en nationaliteiten gevangen gezeten in dit kamp. Zij werden gruwelijk en onmenselijk behandeld en velen van hen vonden er de dood door ondervoeding, zware dwangarbeid, medische experimenten en executies. Op basis van interviews, ooggetuigenverslagen en onderzoek in archieven vertelt Sarah Helm het volledige verhaal van Ravensbrück, van de oprichting van het kamp in 1939 tot aan de bevrijding door het Rode Leger in 1945. Helm gaat daarbij niet alleen in op de gruwelijkheden die er hebben plaatsgevonden, maar vertelt ook de heroïsche verhalen van vrouwen die de kracht vonden om deze hel te overleven.

Wikipedia: ‘Ravensbrück, zo’n 120 kilometer ten noorden van Berlijn, was tot 1945 het enige grote concentratiekamp op Duitse bodem waar hoofdzakelijk vrouwen waren geïnterneerd. Het waren merendeels 'politieke gevangenen', verzetsvrouwen dus, hoewel er in het begin ook afdelingen joodse gevangenen en sinti/roma waren. Tussen 1939 en 1945 waren in Ravensbrück in totaal zo’n 132.000 vrouwen en kinderen, 20.000 mannen en 1000 vrouwelijke minderjarigen gedetineerd. Zij vertegenwoordigden meer dan 40 nationaliteiten. Het sterftecijfer in Ravensbrück was net als in andere kampen schrikbarend. Tienduizenden werden vermoord of stierven door ziekte, honger of medische experimenten. Na de bouw van een gaskamer aan het eind van 1944, vergaste de SS nog tussen de vijf- en zesduizend gevangenen; daarmee was Ravensbrück dus letterlijk een vernietigingskamp geworden. Ook werden talloze vrouwen overgeplaatst naar andere concentratiekampen waar ze de dood vonden. In dit kamp Ravensbrück, ook wel “die Hölle der Frauen” genoemd, hebben zo'n 850 Nederlandse vrouwen gevangen gezeten. De eerste Nederlandse gevangenen arriveerden in 1941, de laatsten in het najaar van 1944. Dit betrof een zeer groot 'transport' uit kamp Vught, geëvacueerd in verband met Dolle Dinsdag, dus in het zicht van de bevrijding. Van de ongeveer 850 Nederlandse gevangenen werd een groot aantal weer doorgevoerd naar andere kampen als Auschwitz, Mauthausen, Reichenbach en Dachau. Het precieze aantal Nederlandse slachtoffers in Ravensbrück is nooit vastgesteld. Er zijn wel lijsten van gestorvenen, maar die beslaan niet de laatste twee maanden, toen er bijzonder veel vergassingen en fusillades plaatsvonden. Maar volgens een ruwe schatting stierven in Ravensbrück tussen de 200 en 300 Nederlandse vrouwen en kinderen.

Sarah Helm: ‘Buiten de muren van het kamp trof ik andere, intiemere gedenktekens aan. Bij het crematorium was een lange, donkere passage met hoge muren: de schietgang. Er lag een bosje rozen; als ze niet bevroren waren geweest, zouden ze al verwelkt zijn. Er zat een kaartje aan met een naam. In het crematorium lagen drie boeketjes op de ovens en op de oever van het meer lagen her en der rozen. Sinds het kamp weer toegankelijk is, komen er voormalige gevangenen om hun dode vriendinnen te herdenken. Ik moest nog meer overlevenden zien te vinden nu het nog kon. Ik besefte op dat moment wat voor boek dit moest worden: een biografie van Ravensbrück, beginnend bij het begin en eindigend bij het einde; ik moest de stukken van het gebroken verhaal zo goed mogelijk in elkaar proberen te passen. Het boek zou licht moeten werpen op de misdaden die de nazi’s tegen vrouwen begingen en tegelijkertijd laten zien dat begrip van wat er in het kamp voor vrouwen gebeurde tot een breder begrip van het algehele verhaal van de nazi’s kan leiden. Er is een geweldige hoeveelheid bewijsmateriaal verloren gegaan, ontzettend veel is vergeten of op een vertekende manier weergegeven. Maar er is ook veel bewaard gebleven en telkens duikt er nieuw bewijsmateriaal op.

De Britse transcripten van de processen zijn al lang geleden vrijgegeven en bevatten een schat aan gegevens; ook zijn veel documenten van processen die achter het IJzeren Gordijn werden gehouden inmiddels toegankelijk. Sinds het einde van de Koude Oorlog hebben de Russen hun archieven gedeeltelijk opengesteld, en in verschillende Europese hoofdsteden zijn getuigenissen opgedoken die nooit eerder zijn onderzocht. Overlevenden uit Oost en West zijn begonnen met het delen van herinneringen. Kinderen van gevangenen stelden vragen en vonden verborgen brieven en verborgen dagboeken. Het belangrijkst voor dit boek dienden de stemmen van de gevangenen zelf te zijn; ze zouden mij als gids moeten dienen voor wat er werkelijk gebeurd is. Enkele maanden later, in de lente, keerde ik terug om de ceremonie bij te wonen ter herdenking van de bevrijding van het kamp, en ontmoette ik Valentina Makarova, de vrouw die de dodenmars uit Auschwitz had overleefd en die me vanuit Minsk geschreven had. Haar haar was blauwwit en haar gelaatstrekken als gebeiteld zo scherp. Toen ik haar vroeg hoe ze had weten te overleven, antwoordde ze: ‘Omdat we in de overwinning geloofden’, alsof dit iets was dat ik had moeten weten. De zon brak even door terwijl ik bij de schietgang stond. In de toppen van de linden koerden houtduiven, wedijverend met het lawaai van langsrijdend verkeer. Een bus met Franse schoolkinderen was gestopt; ze stonden nu buiten te roken. Ik keek over het bevroren meer naar de torenspits van Fürstenberg. In de verte waren mannen op een werf aan het werk; ’s zomers varen toeristen hier het meer op, zich niet bewust van alle as die op de bodem ligt. Een rode roos werd door de wind over het ijs geblazen.’

OP DIT MOMENT ZIJN ER WERELDWIJD 45 MILJOEN MENSEN DRONKEN

 

Een boek boordevol waardevolle weetjes heb ik voor u dat u uit de brand kan helpen wanneer u met de mond vol tanden staat. Sympathieker gezegd: wanneer u een plots ontstane leegte in een gezelschap dient op te vullen. Het gaat om het 300 bladzijden tellende Op dit moment zijn er wereldwijd 45 miljoen mensen dronken samengesteld door John Lloyd, John Mitchinson en James Harkin en uitgegeven door Boekerij met de ondertitel ‘En 1338 andere nutteloze feiten.’

Op verjaardagen van familie en kennissen, bij vergaderingen van soos en club, tijdens ontmoetingen van vertier en vakantie, met speeches bij welke gelegenheid dan ook kunnen er gaten in de wisseling der woorden komen. Als wethouder placht ik die tijd te doden met het citeren van een gedicht vol nonsens, waarbij het succes bij de hoorders niet altijd te signaleren was. Had ik dit razend onderhoudende en vermakelijke vademecum in mijn bagage gezeten dan was ik die dans ontsprongen. Om u de smaak, de kracht, de originaliteit, de veelzijdigheid, de amusementswaarde van deze redder uit de nood aan te reiken, citeer ik de eerste rij van zogenoemde nutteloze feiten die toch waardevol zijn omdat ze aan de realiteit ontleend zijn. Maar eerst is hier de tekst van de uitgever: ‘De BBC zendt al jaren de hilarische en populaire quiz QI uit, gepresenteerd door Stephen Fry. Maar we kunnen nu thuis en op borrels ook weer leuke wetenswaardigheden oplepelen, want na het succes van de vorige QI-boekjes keert het QI-team terug met een nieuwe voorraad feiten die verbazen en die je wijzer maken. Je raakt er verslaafd aan – eenmaal aan het lezen hou je niet meer op. Wist je bijvoorbeeld dat Saoedi-Arabië zand importeert, dat Wagner altijd roze ondergoed droeg, dat je niet kunt fluiten als je een ruimtepak draagt, dat J.K. Rowling geen tweede voornaam heeft en dat de eerste computermuis van hout was? Na het lezen van dit vermakelijke en informatieve boek kun je op feestjes alle vervelende, frustrerende betweters van deze wereld weer eens lekker op hun nummer zetten, en zelf gevat en slim uit de hoek komen.’

Nu de eerste rits van fijne feiten.
Dit boek telt 1339 feiten
Peru telt 1339 bankfilialen.
Onder de Texaanse buitenlucht staan 1339 beeldhouwwerken.
In de Chinese havenstad Wenzhou staan 1339 christelijke kerken.
Er zijn 1339 illegale fabrieken in Samanabad, Pakistan
Pakistan betekent ‘Land der reinen’ in het Urdu en het Perzisch.
Wasmiddel wordt in het Urdu gewoonlijk surf genoemd.
Op de Chinese televisie mag onder etenstijd geen reclame voor aambeienzalf worden vertoond. Op 1 op de 7 bankbiljetten kunnen sporen van anale bacteriën worden aangetroffen.
Baby’s worden zonder bacteriën in hun lichaam geboren.
In Spanje en Portugal is een infant een prins van den bloede die geen troonopvolger is.
In het Latijn betekent infant zoveel als ‘kind’ of ‘kan niet spreken’. In het Nederlands verwijst ‘infantiel’ naar kinderlijk en ‘infanterie’ naar voetvolk, waarbij de betekenis is verschoven van kind naar jonge man en knecht.
‘Bow-wow’, ‘Ding-dong’, ‘Pooh-pooh’ en ‘La-la’ zijn theorieën over de oorsprong van taal.
De echte naam van Winnie de Poeh is Beer Edward.
IJsberen en grizzlyberen zijn in de verte aan elkaar verwant en kunnen paren. Een jong dat daaruit voortkomt wordt een ijsgrizzly of een pizzly (een samentrekking van polar bear en grizzly bear) genoemd.
Flappers waren in de jaren twintig zelfbewuste vrouwen die hun haar kort knipten en de regels aan hun laars lapten.
Kakkerlakken bestonden al 120 miljoen jaar voordat de dinosauriërs op het toneel verschenen.
De Himalaya is pas 25 miljoen jaar na het uitsterven van de dinosauriërs ontstaan.
Alle bergen op Titan (een van de vele manen van Saturnus) zijn genoemd naar bergen in ‘In de ban van de ring’.
J.R.R. Tolkien en Adolf Hitler hebben allebei gevochten in de Slag aan de Somme.
Tijdens de jaren dat Hitler aan de macht was, kreeg elk pasgetrouwd stel een exemplaar van ‘Mein Kampf’.
Mussolini zei over ‘Mein Kampf’: ‘Een slaapverwekkend boekwerk waar ik nooit doorheen ben gekomen.’
En dan te bedenken dat er 1315 van deze vermakelijke weetjes volgen!