16-11-2015

DE THIGMOFIEL

 

Een behaaglijk boek heb ik voor u waarmee u heerlijk onder de wol kunt kruipen. Om lekker lui te liggen lezen in de cocon van uw slaapstede. Het gaat om de 128 bladzijden tellende, relevant geïllustreerde hardcover De thigmofiel van de meesterlijke bioloog van vaderlandse bodem ‘Midas Dekkers’ en van de immer adequaat opererende uitgever Atlas Contact met de ondertitel ‘Het verlangen naar geborgenheid’.
Op de wikkel zien wij een poes die zich vol stille emotie overgeeft aan de omarmende ruimte van een kartonnen doos. Eigenlijk behoeft Midas Dekkers bij u geen nadere introductie, want u en ik geraakten steeds in de bekoring van zijn boeken, waarin de uit 1946 daterende auteur biologisch-wetenschappelijke thema’s met gevoel voor humor steevast uit de doeken doet. Ook zijn gave voor superbe schrijfstijl traceerden wij aan de lopende band met elkaar, ook toen hij in onze rubriek met het horizonverleggende, geestverruimende, intieme, ontlastende De kleine verlossing op de proppen kwam.

Er zijn voor u en mij locaties op deze aardkloot die zich onderscheiden door wat ik omschrijf als ‘close harmony’. De kleine ruimtes waarin mens en dier zich terug kunnen trekken om zich in alle rust te vermeien in het alleen met zichzelf zijn in eigen domein. Ik noem de water closet in huis, de hut op de hei, het bed boven, de cocon buiten, het nest in de boom, de spleet in de wand. De ondertitel spreekt voor zich, want elk levende wezen kent het verlangen naar geborgenheid. Nu de titel die een neologisme herbergt.
In een interview dat Dekkers onlangs in Hebban weggaf onder de noemer van ‘Laat de thigmofiel in je naar buiten’ zet hij het begrip uiteen. Ook doet hij dat in zijn eerste van de negen chapiters ‘Een innig genoegen’ en uitgever Atlas Contact doet dat met de tekst op de wikkel. Ik reik u de woorden en zinnen aan met het verzoek aan u met mij de volgende keer de nestwarmte van De thigmofiel te gaan voelen. Zo in de stukken ‘‘Het gevoel’ ‘Strikt besloten’, en ‘Aai toe’.

De uitgever: ‘Het is de plezierige tegenhanger van claustrofobie: thigmofilie, de liefde voor de kleine ruimte, het verlangen naar geborgenheid, grond onder je voeten, het gevoel dat wegkruipen de beste oplossing is. De kat doet het wanneer hij in zijn kartonnen doos gaat zitten, de kakkerlak die wegschiet tussen spleten in het hout, en de mens, wanneer hij in foetushouding onder zijn dekbed gaat liggen of zich terugtrekt op de wc. Midas Dekkers heeft begrip voor die kat, die kakkerlak, die mens. In een tochtige wereld vol licht, lucht en kale vlaktes, is het goed om je veilig te voelen. Dekkers schrijft en filosofeert met vertrouwde verve over het tastbare geluk op de vierkante meter.’

Dekkers met zijn Een innig genoegen: ‘Weten poezen dat ze jarig zijn? Jazeker, las ik ooit in Het Parool. Nico Merx, destijds een veelgelezen columnist, gaf zijn Mik vanuit die overtuiging elk jaar een cadeautje. Kaas. Daar zijn poezen dol op, wist hij, want ‘katten houden van muizen en muizen houden van kaas’. Drogredenen zijn de aardigste redenen, maar niet de beste. Het is waar dat poezen hun verjaardag vieren, maar niet eenmaal per jaar. Poezen menen elke dag jarig te zijn. Zij hebben het hele jaar door recht op een cadeautje, vinden ze. Maar kaas hoeven ze niet. Geef poezen geen kaas maar doos. Niets vinden poezen heerlijker dan een kartonnen doos, liefst net iets kleiner dan zijzelf, waar ze zich in moeten wringen tot alleen het kopje er nog bovenuit steekt, een toonbeeld van behaaglijkheid. Hierbij smelt het poezenrepertoire van gezichtsuitdrukkingen tot alleen die van gelukzaligheid en stompzinnigheid overblijven. Dit laat de toeschouwer niet onberoerd. Iets van alle behaaglijkheid wordt ook jou deelachtig. Heb daarom altijd voldoende dozen en poezen in huis. Zelf heb ik veel baat bij drie à vier huis-tuin-en-keukenkatten en evenzoveel dozen van standaardkopieerpapier (MultiCopy, 80-grams). Inmiddels is de weldadige uitwerking van dozen op poezen wetenschappelijk onderbouwd. In 2014 beschreef de Utrechtse gedragsbiologe Claudia Vinke haar ervaringen met nieuwe gasten van een dierenasiel. Sommige kregen meteen bij aankomst een kartonnen doos, andere niet. De tevredenheid van beide groepen werd gemeten met de Kessler & Turner Cat-Stress Score en in het tijdschrift Applied Animal Behaviour Science vastgelegd. Na drie dagen bleken de dooskatten significant minder stressverschijnselen te vertonen dan de controlegroep.

Terwijl de katten aan boord van een doos al in een stadium van aanvaarding en onthechting verkeerden waar zenmeesters eeuwen werk aan hebben, bleef het buiten de dozen nog lang onrustig in het asiel. Het succes van de poezendoos berust op een zelden beschreven, maar diepgeworteld talent van uitverkoren dieren: hun thigmofilie. ‘Filie’ betekent ‘liefhebben’. Een homofiel heeft homo’s lief, een anglofiel houdt van Engelsen en ook een necro- en pedofiel hebben zo hun voorkeuren. Een thigmofiel fielt thigmos, ofwel aanraking. Hij vindt het heerlijk om iets tegen zich aan te voelen. Dan weet hij zich geborgen. Maar het kan niet altijd feest zijn. Meestal blijft het bij een aai. Dan is het de kunst daar alles uit te halen. Terwijl jouw hand de poes aait, drukt hij zich tegen je hand om er het genot tot de laatste druppel uit te persen. Bij gebrek aan mensenhand aait het dier zich tegen stoelpoten en trapleuningen, wat het in de vreemdste bochten dwingt. Een doos is voor zo’n thigmofiel een godsgeschenk – de volst mogelijke aai, van alle kanten, een die van geen ophouden weet. Een iets te kleine doos heeft het voordeel dat hij als vanzelf druk uitoefent en zo de illusie van bezield karton wekt, wat de indruk van wederzijds initiatief aanmerkelijk versterkt. Thigmofilie doorgloeit het hele wezen met welbehagen.’

Deels ‘Hebban’: De bomen verliezen hun bladeren, vogels trekken weer naar het zuiden, dieren eten zich vol aan zaden en besjes om zich dan terug te trekken in een diep hol om een winterslaap te houden, de dagen worden korter, de gordijnen gaan dicht, kaarsjes worden uit de kast opgediept en aangestoken, we maken van ons huis een winterklaar holletje; de thigmofiel in ons ontwaakt. De Thigmofiel is het jongste boek van een van Neerlands bekendste biologen Midas Dekkers. Sorry, thigmofiel? Het woord is in geen enkel Nederlands woordenboek te vinden. ‘Ik heb het zelfbedacht. Dat leek me wel leuk. Het willen wegduiken, de veiligheid in, het verlangen naar verborgenheid is een wijdverbreid verschijnsel dat nog helemaal geen naam had. Fiel is voor iedereen wel herkenbaar; necrofiel, pedofiel, homofiel, anglofiel. Filie betekent liefhebben. Het is iets lekkers wat eigenlijk helemaal niet mag, maar waardoor het nog lekkerder is.’ Het werd thigmofiel. ‘Thigmos is tast. Een thigmofiel heeft een voorliefde voor tast, aanraking. Een thigmofiel vindt het heerlijk om iets tegen zich aan te voelen. Dan voelt hij zich geborgen. Er zijn heel veel dieren die dat doen. Katten bijvoorbeeld. Je kunt een kat geen groter plezier doen dan hem een doos te geven, liefst een die iets kleiner is dan de kat zelf. Aan alle kanten is de kat omringd door de doos. Een toonbeeld van behaaglijkheid. Of een konijn die zijn hol inschiet, de kakkerlak die een spleet induikt, een pad die zijn schild induikt.’ Dan is toch ieder mens een thigmofiel. ‘Ze weten het zelf niet.

Mensen denken dat zien ons belangrijkste zintuig is. Via onze ogen krijg je informatie binnen, maar je ogen zijn in de evolutie pas laat belangrijk geworden. Eerst was er de neus, geur. Maar toen wij mensen apen werden, ging het kijken met je neus niet zo goed meer. Dan zat je daar in een boom en lig je na 2 of 3 springen wel beneden als je je ogen niet gebruikt. De tast is ons oudste zintuig. De tast is rechtstreeks verbonden met het oudste gedeelte in onze hersenen, daar waar je genot ook zit. Iedereen wil zich lekker voelen. Dan heb je niets aan je ogen, oren of neus. Daar heb je tast voor nodig. Kijk maar naar pasgeboren baby’s. Die klampen zich vast aan hun moeder, aan de dekens. Het geeft een gevoel van geborgenheid. Vanuit dat vertrouwen, vanuit die geborgenheid stap je steeds verder weg van je moeder om dapper te kunnen zijn. Om de wereld in te gaan op zoek naar nieuwe avonturen en uitdagingen aan te gaan.’ In ieder van ons zit een thigmofiel, net zoals er in ieder van ons een claustrofoob zit. Dekkers is in ieder geval allebei. ‘Twee zielen in een borst. Thigmofilie is ergens in willen vluchten. Claustrofobie is ergens uit willen vluchten. Je zult daarin een evenwicht moeten vinden.’ Te veel van het een, kan gemakkelijk de ander worden? ‘Als je ergens geborgen zit, maar dat wordt te beklemmend, dan wordt dat vanzelf claustrofobisch. Een arm om je heen kan een ultiem gevoel van troost zijn, maar het ligt er wel aan van wie die arm is. Als soldaat zet je een helm op, graaf je een schuttersputje, ga je in een bunker zitten om je veilig te voelen (tigmofilie), maar als de vijand ook in datzelfde schuttersputje of bunker komt, dan wordt het al snel te veel en verlies je je veilige gevoel (claustrofobisch). Iedereen heeft een ingebouwde angst in zich, maar iedereen heeft ook een ingebouwd plezier en pret in zich.’ Alleen zijn we dat verleerd? ‘Je zou je iedere dag even moeten afvragen hoe je je vandaag je thigmofiel in je kan behagen. Ieder mens is op zoek naar een gevoel van veiligheid.’
 

MARGJE

 

Het geschiedde voorbije dinsdagmorgen; ik ontving een roman van de persman Willem Goedhart en ik vergat alles om mij heen, want zo was ik in de ban van vorm en inhoud ervan. Ik haast mij u nu al deelgenoot te maken van mijn vervoering. Ik heb het over de 284 bladzijden tellende hardcover Margje van Jan Siebelink en van uitgeverij De Bezige Bij. Het motto voorin is ontleend aan het gedicht Het veer van Martinus Nijhoff: ‘Dat wie sterft pas ziet, Hoe dieper het bloed is, Dan de hemel hoog’. In de derde eeuw na Christus werd Sebastiaan door soldaten van de Romeinse keizer Diocletianus gearresteerd omdat hij christen was en op het Marsveld naakt aan een boom gebonden doorzeefd werd met pijlen. Nijhoff laat de martelaar denken dat alle geheimen in de aardse werkelijkheid liggen. Aan ons de uitdaging te traceren of en hoe dit motto werkt in Margje.  Op de wikkel van Siebelinks nieuwe vrucht staat het werk ‘IJsselgezicht’ van Jan Voerman. Dit omslagbeeld brengt mij bij de bestseller van Siebelink Knielen op een bed violen uit 2005 die op de omslag toont de illustratie ‘Witte azalea’s in de pot Augustine’ ook van Voerman. En dit gezegd hebbende arriveer ik bij de drie sessies die ik met de plaatselijke predikant Piet van Die en de schrijver uit Ede Jan Siebelink mocht beleven in de Morgensterkerk. Ik mocht op de eerste avond de literaire aspecten van de roman belichten, Van Die op de volgende de religieuze en Siebelink was verzocht de opgeroepen vragen te beantwoorden. In de volle kerkzaal werd toen in 2007 opnieuw heel manifest hoe graag en gul Knielen op een bed violen bij de lezers in goede aarde gevallen was. Hoewel weinigen op die avonden bevroed zullen hebben dat het boek met het motto ‘…en had de liefde niet…’ uit 1 Cor.13 de meest succesvolle roman van na de Tweede Wereldoorlog zou worden. Er werden, alleen in Nederland, ruim 700.000 exemplaren van verkocht. In 2009 verscheen de vijftigste druk. Ik mag mij verheugen in de eerste druk als paperback.

Sinds ik in 1975 het debuut van Jan Siebelink, de verhalenbundel Nachtschade, tot mij genomen heb, ben ik hem in deze rubriek met zijn pennenvruchten blijven volgen. Ik noem u De herfst zal schitterend zijnDe overkant van de rivierSuezkadeHet lichaam van ClaraDe blauwe nacht en hopelijk bent u in the picture. Het verhaal ‘Witte chrysanten’ uit Nachtschade las ik overigend met mijn leerlingen havo/atheneum alle schooljaren en ook de lui in de klas waren in de greep ervan. Een van stukken van Siebelink die ik steevast opnieuw lees is de proloog van Knielen op een bed violen. Met de openingszin ‘Wie vanuit het oosten komt, van bij de Duitse grens, ziet ten slotte, over het onafzienbare veen, een grijze streep aan de horizon, en wie voor de eerste keer die weg aflegt en de rivier wil oversteken, denkt dat hij voetveer en Veluwezoom al nadert.’ De proloog van Margje kent dezelfde setting. Ik geef het beginstuk aan u door en ook het interview dat Ab Zagt in AD eind oktober met Siebelink had en dat mij op de aanstaande geboorte van Margje bracht. Wij komen met elkaar nog te spreken over Margje.

De entree: ‘De laatste week van februari begon het te sneeuwen. De sneeuw viel onafgebroken, kwam ten slotte tot aan de lage, rieten dakrand van de boerderij. Daarna begon het te vriezen. Het wasgoed hing verstijfd aan de lijn. Op de hooizolder kraakte het kaf van het koren. De koeien – roodbont IJsselvee – verplaatsten hun hoeven op de gladde deelvloer, legden hun kop over het houten schot en keken je smekend aan. In het woonhuis rook het naar lampolie en hars van spaanders hout. Het was in 1906. De ochtend van de eerste maart verscheen aan de horizon een verre, roze streep. Later kwam een vuurrode zon op, die geen warmte gaf. Het licht breidde zich uit over de hemel. In het weiland achter de wal tekenden de veehekken zich scherp af. De schapen stonden twee aan twee achterwaarts tegen elkaar aan. De dokter uit Doesburg kon de boerderij niet bereiken. Om halftien werd Margaretha Anne Proosdij geboren. Haar roepnaam was Margje. De vaste, ongetrouwde knecht die inwoonde en een kamer, afgeschoten op de hooizolder had, zorgde voor warme kruiken. Margjes vader deed de bevalling. Er was geen telefoon. Het voetveer Bahr-Velp was ook via de bandijk onbereikbaar. Toch wist de veerman een uur later dat in het jonge gezin Proosdij een eerste kind geboren was.’

Het interview: ‘Wist je dat,’ zegt Jan Siebelink op samenzweerderige toon in het Edese restaurant Buitenzorg, ‘dat hier vroeger premier Colijn kwam met zijn vaste liefje? Ze zaten daar in een hoekje en dan werden ze even later met een koetsje opgehaald om naar de hei te gaan.’ Het is geen toeval dat Siebelink (77) deze locatie heeft gekozen voor het interview. Het etablissement doet dienst als zijn tweede kantoor. De schrijver heeft een vaste tafel, bezit zelfs een eigen sleutel van het pand en schrijft hier in alle rust - met een vulpen - grote delen van zijn oeuvre als er thuis te veel afleiding is. Ook zijn nieuwe boek Margje ontstond hier deels. Het is een vervolg op zijn bekroonde bestseller Knielen op een bed violen, dat onlangs is verfilmd door Ben Sombogaart, met Barry Atsma in de hoofdrol. De auteur heeft al een ruwe versie van de film gezien. ‘De zaal zat vol met lezers en publiek dat het boek niet had gelezen. Het was er dood- en doodstil. Ik probeerde vooral te letten op de reacties van de mensen. Maar ik ga de film volgend jaar, als hij echt af is, weer bekijken.’

Knielen op een bed violen was een fenomenaal succes in de Nederlandse literatuur. Het verhaal volgt een kweker die door een oudtestamentisch geloofsgenootschap wordt ingepalmd en zich daardoor steeds meer vervreemdt van zijn gezin. Lag in dit boek de nadruk op de vaderfiguur, in het vervolg Margje dat dezer dagen verschijnt, verschuift de aandacht naar de moeder. Gezien door de ogen van de oudste zoon Ruben, op wie de schrijver veel van zijn eigen jeugdherinneringen heeft losgelaten.
‘Het was nooit mijn bedoeling om een opvolger van Knielen... te schrijven,’ beklemtoont Siebelink. ,,Ik had eerst een verhaal in gedachten met andere namen voor de personages. Maar 10 jaar na het schrijven van Knielen... kwamen er toch weer beelden naar boven die ik niet van me af kon zetten. Ik had nog zoveel te vertellen. Zeker over mijn moeder. In Knielen... kwam ik amper aan haar toe. Wie was zij? Wat voor teleurstellingen heeft zij in haar leven moeten slikken? Zij was toch getrouwd met een man die overspel pleegde met God.’ Siebelink haast zich om te benadrukken dat de ouders en de broers in zijn boeken geen letterlijke reproducties zijn. ‘Als ik alleen de werkelijkheid zou hebben weergegeven, zouden het zielloze boeken zijn geworden. Ik moest chargeren. De boeken moeten een waarheid tonen die voor iedereen herkenbaar was. Het zijn daarom geen letterlijke verslagen van de gebeurtenissen van destijds.’

In Margje fantaseert de oudste zoon over zijn moeder, die hij idealiseert en zelfs met de wulpse filmster Ava Gardner vergelijkt. De vondst van een foto waarop zij met haar oudere oom op de tribune van het tennistoernooi Roland Garros staat afgebeeld, doet hem mijmeren over een mogelijke affaire. ‘Ik denk dat ik nog nooit zo ver gereikt heb in de vrouwelijke ziel als met Margje’, concludeert de auteur. ‘Een trotse, mooie vrouw die moest knokken om het gezin ondanks alle armoede op de rails te houden, maar die tegelijkertijd intelligent genoeg was om een opleiding te volgen. Maar zij kreeg die kans nooit omdat er thuis geen geld voor was. Ik denk dat Margje om die reden model staat voor veel vrouwen uit haar sociale klasse. Het is de tragiek voor veel vrouwen uit die tijd.’

Net als in zijn andere boeken beschrijft Siebelink zeer gedetailleerd en nauwgezet het leven op de kwekerij en de gezinssituatie. Hoewel zijn vader 40 jaar geleden overleed en zijn moeder 10 jaar later kan de schrijver hen nog haarscherp voor de geest halen. ‘Als ik schrijf heb ik geen foto's nodig om uit mijn herinneringen te putten. De beelden die ik van ze heb zijn extreem scherp. Ik leef als het ware nog met hen mee. Ze zitten nu mee te luisteren aan deze tafel.’ Ondanks het harde bestaan als kwekerszoon wil Siebelink niet spreken van een ongelukkige jeugd, voor veel schrijvers toch een goudmijn. ‘Ik had geen ongelukkige jeugd, maar wel een zorgelijke. Mijn vader die om 4 uur 's nachts opstond en tot 8 uur 's avonds werkte, was altijd aan het ploeteren. Maar hij had geen commercieel inzicht. Soms liep ik met een smoesje de lagere school uit om te kijken of hij wel werkte op de kwekerij. Maar ik ben volstrekt loyaal ten opzichte van hem, hoewel hij mijn moeder veel verdriet heeft gedaan, zeker door zijn geloofsbeleving. Als kleine jongen wilde ik dat repareren. Maar ik heb mijn boeken niet uit wrok geschreven. Niettemin was het een heel bijzonder gezin waar ik als schrijver weer telkens op terugkom. Ik dacht vannacht aan Mozes die in de woestijn toen zijn volk niets te drinken had met zijn staf op een rots sloeg, waarna er water tevoorschijn kwam. Ik hoef maar aan het woord tuinderij te denken en de beelden komen weer in me op.’

Is Siebelink, die ook in zijn andere boeken over zijn ouders schreef, nu klaar met dat verleden? ‘Ik denk het niet’, bekent hij. De schrijver is alweer bezig met een volgend boek. ‘Ik zit vol vuur, strijdlust en inspiratie. Als een boek bijna klaar is, ontstaat er een vacuüm. Een gevaarlijke tijd waarin je ziek kunt worden of door de Heer weggenomen kunt worden. Maar als je intens bezig bent met een boek, dan is het onbestaanbaar dat je wordt weggenomen. Dat is mijn bijgeloof. Mijn volgende boek gaat onder meer over de bijzondere buren die wij toen hadden. Toch weer dat verleden. ‘Ik vind de huidige tijd met al die vluchtelingenproblematiek te verwarrend om een boek te schrijven dat de essentie daarvan weergeeft. Het is nu te ingewikkeld. Hoewel Duitse recensenten over Knielen schreven dat het een boek over radicalisering was. Ik kan veel scherper naar het verleden kijken. Dat is mijn ontsnapping.’

HET BESTE VAN ATLAS

 

U weet het al jaar en dag van mij: ik adoreer ten volle non-fictieve werken. Op voorwaarde dan dat de auteurs ervan in goede en mooie, zeg maar literaire taal over zaken en thema’s schrijven die er echt toe doen. Om in de recente tijd te blijven: ik mocht bij u introduceren de boeken van Frank van Kolfschooten, Steven Rosefeld, Marcia Luyten, Chris de Stoop en Ahmed Aboutaleb. Steeds was daarbij mijn slogan dat het ging om door de voorbije werkelijkheid geïnspireerde gewrochten in toegankelijke en tintelende taal vervat. Een heerlijk dik boek, dat een paar weken terug het licht mocht zien, mag ik nu met vreugde voor u op de leestafel leggen. Het gaat om het 448 bladzijden tellende Het beste van Atlas samengesteld door Emile Brugman en uitgegeven door Atlas Contact. De verzamelbundel herbergt een goudmijn aan longreads, new journalism, lange journalistieke verhalen, literatuur in feiten. Ik bepaal de gedachten met twee werken die ook onze rubriek passeerden: Hoe God verdween uit Jorwerd van Geert Mak en De vergelding van Jan Brokken.

Het mag geen toeval  zijn, beter: het lijdt geen twijfel dat Mak en Brokken in Het beste van Atlas ieder met twee stukken vertegenwoordigd zijn. Zij tweeën zijn op voorstel, op aangeven van Emile Brugman present omdat zij via het medium ‘Atlas’ van zich hebben doen spreken. Wellicht begint het bij het tijdschrift met de titel van 'Atlas’ nog niet te dagen en daarom geef ik u de tekst op de site van Het beste van Atlas en de ‘Inleiding’ van Emile Brugmans. Ook geef ik u de opgave van de inhoud, zodat u kunt traceren het belang van deze bundel. Het zit er dik in dat wij elkaar hier om dit eclatante werk nog eens ontmoeten! 

De uitgever: ‘In 1991 verscheen het eerste nummer van Atlas, met bijdragen van onder anderen Jan Brokken, Ian Buruma, Boudewijn Buch, Redmond O’Hanlon, Jan Donkers en Geert Mak. Het ‘tijdschrift in boekvorm’ stond onder redactie van Emile Brugman, Hans Maarten van den Brink, Jan Brokken, Chris van der Heijden, Harko Keijzer en Geert Mak, en was opgericht om langere journalistieke reportages – te lang voor de krant, te kort voor een boek, een soort longreads avant la lettre – onderdak te geven. Daarmee werd in Nederland de basis gelegd voor de literaire non-fictie. Jonge auteurs als Frank Westerman en Christine Otten debuteerden erin, boeken als Hoe God verdween uit Jorwerd en De graanrepubliek vonden er hun oorsprong. Emile Brugman stelde een ruime bloemlezing samen uit het inmiddels legendarische tijdschrift.’

Emile Brugman: ‘Het meest ontspannen literaire festival moet de Étonnants Voyageurs in Saint-Malo zijn, bedacht door Michel Le Bris, die ook aan de basis stond van het tijdschrift Gulliver, het Franse zusje van Granta en Atlas. Het festival bestaat dit jaar 25 jaar en is dus ongeveer even oud als Atlas. Dat is geen toeval. Saint-Malo veranderde gedurende enige dagen in een groot literair café, waar van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat gediscussieerd werd met schrijvers uit de hele wereld. Gediscussieerd en gedronken. En dus kon je ’s nachts een naakte, woedende Eric Newby, op dat moment waarschijnlijk de beroemdste Engelse reisschrijver, op de hotelkamerdeur van de al even beroemde Patrick Leigh Fermor horen timmeren, om hem mee te delen dat hij een snob was. En dat trouwens alle Engelsen snobs waren. En dat hun tijd voorbij was. Dit alles onder het toeziend oog van Redmond O’Hanlon, vertegenwoordiger van een nieuwe generatie reisschrijvers. De volgende morgen smeerde Lieve Joris op het strand voor iedereen broodjes. ‘Vandaag ben ik de moeder van alle reisschrijvers.’ Het waren de hoogtijdagen van het literaire reisverhaal, dat eindelijk ook buiten de bakermat Engeland algemeen erkenning vond. De Engelsen hadden een lange traditie op dit gebied. In Frankrijk en Nederland gold dat veel minder. Mede door tijdschriften als GrantaGulliver en Atlas werd die waardering al snel uitgebreid tot non-fictie in het algemeen. Zo ontstond een nieuw elan, een nieuw enthousiasme onder auteurs, die het gevoel hadden deel uit te maken van een groot avontuur. Het tijdschrift Atlas werd opgericht om de ruimte te geven aan die nieuwe, ‘literaire’ non-fictie. Want er mocht wel nieuwe waardering zijn, het was (en is) niet makkelijk om stukken te publiceren die te lang zijn voor een krant, maar (nog) te kort voor een boek. Atlas bood die publicatiemogelijkheid aan auteurs en daarmee ook de mogelijkheid om te experimenteren, om ideeën uit te werken. Ongeveer tegelijkertijd werd het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten opgericht om het schrijven van langere verhalen financieel mogelijk te maken. Dat Fonds bestaat nog steeds en is een groot succes. Zelden is belastinggeld beter besteed. Het nooit gesubsidieerde tijdschrift Atlas voorzag duidelijk in een behoefte. De oplage schommelde tussen de vijf- en tienduizend, het Vader-nummer werd zelfs nog als pocket herdrukt. Het enthousiasme straalde van de bijdragen af, het zou dan ook niet erg moeilijk geweest zijn om deze bloemlezing twee keer zo dik te maken.

Atlas is ook de kraamkamer geweest voor inmiddels klassieke boeken als Hoe god verdween uit Jorwerd van Geert Mak en diverse boeken van Frank Westerman, die in het blad debuteerde. Er zijn maar een paar teleurstellingen: Tracy Metz heeft haar verhalen nooit uitgebreid tot een bundel (al blijf ik hopen). En waar blijft dat boek van Hans Bleumink? (Eind 2016, eindelijk.) Mijn enthousiaste mederedacteuren waren Hans Maarten van den Brink, Jan Brokken, Chris van der Heijden, Harko Keijzer en Geert Mak.’

De inhoud:
Geert Mak - Het eiland
Redmond O’Hanlon – Kongo
Jan Brokken – Kruispunt Djedda
H.M. van den Brink – Hoort gij den donder niet?
Jonathan Raban – Amsterdam
Tracy Metz – De woestijn
Tracy Metz – Dear Daddy
Koos van Zomeren – Stoomcursus Engelsmanplaat
Ian Buruma – Auschwitz
Christine Otten – Waiting for Jack 
Geert Mak – Een vreemde tijd in Jorwerd
Henk Blanken – Hotel Almere
Benno Barnard – Een ommetje in Pruisen
Frank Westerman – Mansholt, Marx en de dikke boeren
Hans Bleumink – Vonnis in Canudos
Rudi Rotthier – Een perfect moment  
Jan Brokken – De held van Curaçao

P.S. U weet met mij nu wat de credits zijn van een long read: zo’n 25 pagina’s in een paperback die te groot zijn voor een servet en te klein voor een tafellaken!

 

NEGEN TIPS UIT BELGIE VOOR DE SINT


Sint Nicolaas maakt met zijn gevolg dit jaar zijn officiële entree in Meppel. Maar ook in Vleuten en Voorburg, waar onze kleinkinderen Fien, Daaf en Guus hun domicilie hebben, zal de heilige op leeftijd een gepaste binnenkomst maken. Om de kids met hun ouders daar en elders te gerieven noem ik negen titels van boeken, die voorbije dinsdag door de postman Ruud in een lijvig pakket aangereikt werden. Met dank aan de immer voorkomende en voortvarende persdame Sarah Claeys, want alle negen geschenken komen van haar uitgeverij De Eenhoorn uit het Vlaamse Wielsbeke! Hier zijn ze met de tekst van de site. En ook de aanbevolen leeftijden.

Een dier bij de boer – Liesbeth Van Bogaert
Een uniek weetboek voor beginnende lezers. Weet jij welke dieren op de boerderij leven? En wat ze daar doen? Maak kennis met de kip, de koe, het varken, het schaap, de pauw en de bij. Wat eet een pauw graag? Wat doet een bij op de boerderij? Hoe draag je zorg voor het varken? Wat gebeurt er met de wol van het schaap? Dit boek geeft antwoord op al je vragen. Vanaf 6 jaar.

Wat ik het liefste doe – Moniek Vermeulen
Een informatief boek over populaire hobby's van kinderen. Ben je op zoek naar een nieuwe hobby? In dit boek kom je alles te weten over zeven boeiende hobby's. Wat dacht je van tekenen, drummen, jongleren of tuinieren? Of hou je meer van bakken, voetballen of paardrijden? Over elke activiteit vind je twee pagina's met informatie. En zeven interviews met kinderen die deze hobby's beoefenen. Inspiratie verzekerd! Vanaf 6 jaar.

Koffertje voor wakkere kinderen – Isabelle Chauvet
Het koffertje voor wakkere kinderen bevat vier kartonboeken vol belangrijke ontdekkingen en nieuwe woorden. Vier dieren vertellen over hun familie, gevoelen, het weer en de plek waar ze zijn. Vanaf 3 jaar.

Ik zie jou, zie jij mij? – Siska Goeminne
Zie je de oude mevrouw en de man met de strik? En de hond met het grappige haar? En de jongen met de boekentas? Zie je ze? Blijf jij soms staan, zomaar op een plein, midden in de stad? Kijken naar wie en wat voorbijgaat? Langzaam of snelsnel? Een oude mevrouw, een bange man, een kindje, een hond, een vis ... het leven ... Bijzonder, sfeervol prentenboek voor jong en oud.

Verstoppertje – Hector Dexet
Een stevig boek met meer dan 30 doorkijkgaatjes. Speel je mee verstoppertje met ons? Kijk goed en zoek. Wat zie je door de gaatjes? En is wat je ziet wel echt? Kleine kinderen ontdekken wonderlijke dingen met dit gaatjesboek. Met kleurrijke, grafische tekeningen. Vanaf 2 jaar.

Kalfje. Veulentje – Edward van de Vendel
Kalfje, veulentje, net geboren. Slijm in hun bekje en ogen en oren. In wondermooie realistische beelden toont schilderes Marleen Felius hoe Kalfje en Veulentje met de hulp van hun mama op eigen benen leren staan. Edward van de Vendel vertelt in een speelse, rijmende tekst hoe kwetsbaar en blij dat prille begin van het leven is. Een prachtig, speels én informatief prentenboek. Vanaf 3 jaar.

Achter de heuvels – Hans Vanacker
Een aangrijpende verhaal over kinderhandel en kinderarbeid in Afrika. Het verhaal ontstond na een bezoek van de auteur aan zijn Plan-kind in West-Afrika. Innocent woont in Afrika. Kort na elkaar sterven zijn grootvader en vader. Hoe zal Innocents moeder nu de eindjes aan elkaar knopen? Innocents oom stelt voor dat de jongen naar de stad gaat om te werken. Ondanks Innocents protest, zet zijn oom hem 's nachts op een vrachtwagen. Vanaf 11 jaar.

- Prinses Arabella’s schattige, grappige, grote, enge dierenboek - Mylo Freeman
Prinses Arabella en haar vrienden - prins Mimoen, Prinses Ling en Prinses Sofie, zijn dol op dieren in alle maten en soorten. Ze houden van dieren die ze kunnen knuffelen, maar ook van dieren die een beetje eng of raar zijn. In dit dubbeldikke Arabellaboek krijgen lezers een wonderlijke opsomming van de meest uiteenlopende dieren, met telkens een beetje informatie. En traditiegetrouw heeft ook dit boek een verrassende en plezierige pointe. Vanaf 3 jaar.

- Assepoester – Valeria Docampo
Het romantische verhaal van Assepoester verteld in bijzondere beelden en met een luxueuze vormgeving! Illustratrice Valeria Docampo is bekend van de prachtige illustraties uit Het land van de grote woordfabriek. Nu overweldigt ze ons met haar beelden voor dit bekende sprookje. Met achterin het boek een blik achter de schermen, op de werktafel van de illustratrice. Vanaf 4 jaar.

U hoort nog van mij hoe Fien, Daaf en Guus dit negental beoordelen! U bent in ieder geval getipt.

DE BOSATLAS VAN AMSTERDAM

 

Een lust voor het oog, een streling van het gemoed, een must read, een must see, een boost voor de kennis, een verrijking voor de geest, een el dorado, een scala is het kijk- en leesalbum dat ik voorbije dinsdag door de postman Ruud aangereikt kreeg. Sindsdien ben ik in de bekoorlijke ban van dit eclatante werk dat in no time de top van de landelijke bestsellerslijsten haalde. Het gaat om het 272 bladzijden tellende, gul geïllustreerde De Bosatlas van Amsterdam onder eindredactie van E. Beukers en uitgegeven door Noordhoff Atlasproducties. Wellicht gaat er bij de naam van E. Beukers een lichtend licht op, want is de doctorandus de man van De Bosatlas van het cultureel erfgoed waarover u en ik een jaar terug bij de binnenkomst ervan zo verheugd en zo geïmponeerd waren. Inderdaad geeft de historicus van naam en faam weer een blijk van vermogen af, daarin ondersteund en geadviseerd door een keur aan adviseurs en adviserende instanties. Zo’n tour de force kan immers niet in je uppie geklaard worden!

Op mijn recensie-exemplaar  ligt een label met daarop: ‘* Honderden kaarten, afbeeldingen en foto’s * Over de stad en haar bewoners, bestuur en onderwijs, pontjes en trams, oude en nieuwe gebouwen, het Leidseplein en de tuindorpen. Het Concertgebouw en de dancescene * paginavullende infographics over o.a. Museumplein, Artis, Centraal Station, Oude Kerk en Zuiden * historische doorkijkjes: VOC,Stelling van Amsterdam, Amsterdamse School * informatie per stadsdeel * complete topografische kaart van Amsterdam en omgeving.’ Deze aanlokkelijke loftuitingen staan onder het kopje ‘Spectaculaire ontdekkingsreis!’ en de kanttekening ‘Nieuw! Euro 29,95’. Ik haast mij te zeggen dat de samenstellers van De Bosatlas van Amsterdam samen met hun uitgever Noordhoff Atlasproducties de belofte op de hardcover geheel nakomen. Na mijn eerste verkenningstocht door dit superbe album achterhaalde ik hun gelijk. Want oogstrelend en kennisvermeerderend zijn de illustraties, horizonverleggend en hartverwarmend de teksten en origineel en toegankelijk de compositie.

In een van mijn archiefdozen, die met paperassen uit mijn persoonlijk leven, weet ik het programma van de Christelijke H.B.S. aan Henegouwenplein in Rotterdam. Naast de lijst met vigerende leraren als De Groot, Pleiter, De Jong, Bakker en Van Alkemade is daar ook de boekenlijst waarin onder het kopje ‘Aardrijkskunde’ voor de klassen 1-5 het item prijkt van ‘P.R. Bos, Schoolatlas der gehele aarde’, 37e druk’. De docenten die ons leerlingen het klassieke plaatwerk lieten gebruiken luisterden naar de namen Kouwenhoven en Verseput. Ik kan mij heel goed herinneren hoe ik met de hand streelde over de landenkaarten om niet een historische maar een geografische sensatie te ervaren. Ik kon als scholier van toen niet bevroeden dat gebieden als Rusland, Hongarije en Kroatië later door mij aangevlogen zouden worden. Met postume dank aan de Groningse schoolmeester P.R. Bos die in 1877 bij gelegenheid van de invoering van het vak aardrijkskunde op de H.B.S. als redacteur van het Nederlandse atlasboek fungeerde en als leidraad hanteerde: slechts het hoognodige op de kaarten te vermelden.

Op een van de schappen van onze boekenkast boven ligt daar als een saluut aan het verleden de Bosatlas uit mijn schoolse jaren. Hij wordt echter niet alleen geflankeerd door een meer moderne versie ervan, maar ook door De Bosatlas van Nederland uit 2007 en door De Bosatlas van de geschiedenis van Nederland uit 2011 en uiteraard De Bosatlas van het cultureel erfgoed. U zult nu traceren dat de drie naslagwerken met de regelmaat van een goedlopende klok in onze Cultuurmix door mij in de hand genomen worden om mijn recensie van ‘side information’  te voorzien. Om maar bij een recente notitie in de zijlijn te blijven: een paar weken terug introduceerde ik bij u het geweldig onderhoudende non-fictieve De Beethovenstraat van Frank van Kolfschooten en uitgeverij De Kring. Met de ondertitel ‘Verborgen geschiedenissen’ en op de omslag een foto van de gewraakte straat uit 1930. Virtueel liep ik met u door die rampplek  die naar analogie van Jodenbreestraat Brede Jodenstraat genoemd werd en waar ooit de nazi’s hun Holocaust botvierden. Met in de hand de Bosatlassen! Meester Bos heeft het leven meer inhoud  gegeven.

Mijn eerste tocht door De Bosatlas van Amsterdam gaf mij het heerlijke idee dat ik niet alleen een historische maar ook een eigentijdse sensatie  ga beleven. Ik wil met uw goedvinden de komende weken hier dat aan gaan tonen door een reis te maken door dit geweldige boek. Nu volsta ik met de notitie dat naar mijn idee op elke bladzijde ervan een voor mij nieuw weetje staat. Met een knipoog naar de biografie van een natie Duitsland van Neil MacGregor waarvan wij onlangs tegen elkaar zeiden dat daar op elke pagina minstens een weetje staat. Om in onze ‘Bos’ die weetjes te illustreren geef ik uit elk van de tien hoofdstukken twee items. Op deze wijze krijgt u ook de aanpak in en de structuur van dit vademecum te pakken.

Chapiter 1 ‘Wording van de stad’: - Kalverstraat. Vernoemd naar de veemarkt die eind 15e eeuw is verplaatst van de Dam naar het Rokin. Daarvoor heet de straat de Bindwijck.
- Duiven. De Dam is bekend vanwege de vele duiven. Het zijn er nu veel minder dan vroeger. De gemeente heeft netten, pinnen en een voerverbod ingezet. De Dam is ook veel schoner geworden, waardoor hij minder vogels aantrekt.

Chapiter 2 ‘Amsterdammers’ - Typisch Mokums. Gleuvenrijder voor trambestuurder, een haarlemmerdijkje maken voor flauwekul verkopen, in de maling nemen geinponum voor grapjas, bijgoochem voor betweter, onhandig persoon enz.
- Van de in totaal 811.185 (peiljaar 2014) Amsterdammers heeft een derde (ook) een buitenlandse nationaliteit.

Chapiter 3 ‘Publieke diensten’ - Paleis op de Dam. Het huidige Koninklijk Paleis op de Dam dateert uit de 17e eeuw en is toen gebouwd als representatieve behuizing van het stadsbestuur. De schepping van architect Jacob van Campen gold als ;het achtste wereldwonder’, zo luxueus waren de opzet en inrichting. - Appie Baantjer. In 2008 opende tv-producent Peter Römer, met wie Baantjer in zijn laatste jaren veel samenwerkte, het Appie Baantjer Museum. Het is gevestigd in de Warmoesstraat, in de kelder van café Heffer, vlak bij het inmiddels gesloten politiebureau.

Chapiter 4 ‘Economie’ Schiphol Airport. Van de 65.000 werkzame personen op Schiphol is 63 % direct betrokken bij het luchttransport. Zij zijn in dienst van luchtvaartmaatschappijen, expediteurs en afhandelingbedrijven. De langste weg die een koffer op Schiphol kan afleggen is 2,5 kilometer. De Zuidas Duurzaamheid. Op de Zuidas is de riolering gescheiden: regenwater gaar naar rivieren en meren. Regenwater van het dak gaat naar binnentuinen en kantoorgroen.

Chapiter 5 ‘Verkeer en vervoer’ Centraal Station. Koninklijke wachtkamer, De koning kan met zijn rijtuig naar binnen en via de staatsietrap naar de wachtkamer. In 2103 werd deze het laatst gebruikt door Willem-Alexander en zijn gezin. Voor een reis naar Lech werd het koninklijk treinstel gekoppeld aan de Alpenexpress.
Metro. Kostbare kilometers. Naar verwachting wordt de Noord/Zuidlijn in 2017 in gebruik genomen. De kosten zullen dan zijn opgelopen tot zo’n 3,1 miljard euro. Chapiter 6 ‘Levensbeschouwing’ Bekende Amsterdamse dominees. Petrus Plancius, Jacobus Arminus, Caspar van Baerle, Gerard Brandt, Jan de Liefde, Jan ten Kate, Allard Pierson, Abraham Kuyper, Johannes Geelkerken, Jan Buskes, Jacobus Overduin, Jan Koopmans, Nico ter Linden, Abeltje Hoogenkamp. Joods Amsterdam. Huis des Levens. De begraafplaats Beth Haim (Huis des Levens) is in 1614 aangelegd door de Portugees-Israëlitische gemeenschap. Het is de oudste nog in gebruik zijnde joodse begraafplaats in Europa.

Chapiter 7 ‘Vrije tijd en vermaak’
Shoppen. Nostalgische gevoelens. Amsterdam heeft zo’n zeventig winkels die al meer dan een eeuw bestaan. De oudste is apotheek W.H. van der Meulen aan de Gelderse Kade. Al vanaf 1696 hebben apothekers op deze plek hun pillen en poeders bereid. Artis. Bomen en planten. Artis beschikt over ruim 700 bomen. Een van de oudste bomen van Artis – en van Amsterdam – is de Heimanseik, circa 275 jaar oud en vernoemd naar een natuurkenner.

Chapiter 8 ‘Cultuur’
Museumplein. Monument Vrouwen van Ravensbrück (1975). Ter nagedachtenis aan de 90.000 vrouwen en kinderen en 20.000 mannen die in concentratiekamp Ravensbrück zijn vermoord.
De stad van Rembrandt. Rembrandtlocaties in Amsterdam. Ergens in het jaar 1644 maakte Rembrandt een wandeling door de stad Amsterdam. In zijn schetsboekje maakte hij een tekening van de Montelbaanstoren. Thuis werkte hij die tekening uit tot een prachtige pentekening. Op dezelfde manier heeft hij talloze locaties in Amsterdam vereeuwigd.

Chapiter 9 ‘Stadsdelen’Centrum. Vetplanten. Groen is schaars in stadsdeel Centrum. Om hun buurt toch op te fleuren met groen hebben veel bewoners bloem- of plantenbakken voor hun raam of op de stoep. Sinds de laatste jaren neemt het aantal groene daken sterk toe. Noord. Een wijk apart. Als enige buurt in Amsterdam stemde Tuindorp Oostzaan in 2014 bij gemeenteraadsverkiezingen in meerderheid op de Socialistische Partij.

Chapiter 10. ‘Stadsplattegrond’ Van Westpoort, Noordelijk Nieuw-West en Noord binnen de ring, het IJ tot Amstelveen, Ouderkerk aan de Amstel tot Zuidoost, Weesp. Met als entree een prachtige view op Prinsengracht-Keizergracht.
In het voorbije ging ik met de ouders per trein naar Amsterdam, op schoolreis, op ziekenhuisbezoek naar broer Jan aan de Prinsengracht, op visite bij broer Ben aan de Herengracht, op wedkamp militaire dienst, op visite bij Ajax met de kids, op theaterbezoek met de echtgenote, op toer door musea met het oog op u, op sightseeing met de leerlingen van De Lage Waard, op excursie met de soos, op de boot door de grachten. Ik kan nog wel even doorgaan, maar wat ik wil zeggen; met De Bosatlas van Amsterdam had ik nog meer van onze hoofdstad aan de Amstel genoten.

P.S. Over een sympathieke surprise voor de Sint gesproken!