18-12-2017

JONGKIND & VRIENDEN

Ik leg een kijk- en leesalbum voor u neer dat een tot en met 13 mei lopende tentoonstelling tot nog meerdere bloei brengt. Mijn introductie van nu laat ik bepalen door het doorgeven aan u van een reisimpressie van een Dordtenaar die al vele malen zijn opwachting bij ons maakte: fellow traveller Frits Baarda. Ik heb het over de 226 grote bladzijden tellende, doorlopend geïllustreerde paperback Jongkind & vrienden van o.a. Saskia de Bodt en van uitgeverij Thoth en Dordrechts Museum met de ondertitel ‘Monet Boudin Daubigny en anderen’.
De omslag zet Jongkind & vrienden meteen te kijk, want daarop een grandioze reproductie van het schilderij ‘Le port de Dordrecht’ dat Johan Barthold Jongkind in 1869 vervaardigde. Op blz.154 zien wij het in blauw, grijs en bruin gehulde schilderij terug: ‘a thing of beauty is a joy for ever’ riep John Keats een halve eeuw daarvoor in het gedicht ‘Endymion’ en zou het ook zeker  bij dit havengezicht uitgeroepen hebben. In de jaren van mijn bestaan heb ik immer mogen vaststellen dat de blik van een toeschouwer en de verwoording ervan de eigen kijk op een kunstwerk dimensies meer geeft.

Om één voorbeeld te noemen: de leraar P.A.J. Steinz uit Rotterdam heeft mijn ogen geopend in Boymans Van Beuningen. De fijnbesnaarde man wees mij op de schoonheid van de kunst, hij leerde mij kijken. En daardoor begrijpen. Een gelijke ervaring onderging ik bij het lezen van het stuk ‘In de voetsporen van Jongkind’ in AD De Dordtenaar van 2 december. Ik reik u delen uit zijn artikel aan dat de intro kent van ‘Met een grote tentoonstelling brengt het Dordrechts Museum eer aan Johan Barthold Jongkind. Vanuit Frankrijk reisde hij regelmatig naar ‘de mooiste stad Dort’. Waar raakte hij in verrukking en schetste hij naar lieve lust? Ik moest ervoor naar de overkant.’ Frits Baarda stak als Dordtenaar het water over om aan den lijve te ondervinden waar en hoe Jongkind in 1870 tot zijn ‘Gezicht op Dordrecht kwam. Voordat ik Baarda citeer geef ik de tekst van de uitgever op de omslag. Een volgende keer trek ik met u door de zalen van Dordrechts Museum! 

Thoth: Johan Barthold Jongkind (1819-1891) is een sleutelfiguur in de schilderkunst van de negentiende eeuw. Een pionier van het impressionisme. Hij werd geboren in Nederland, maar woonde het grootste deel van zijn leven in Frankrijk. Daar raakte hij bevriend met kunstenaars als Monet, Sisley, Boudin, Daubigny en Pissarro. Geregeld keerde Jongkind terug naar Nederland waar hij de havens van Rotterdam en Dordrecht en het Hollandse rivieren polderlandschap schilderde. Jongkind vond Dordrecht de mooiste stad van Nederland en spoorde andere Franse kunstenaars aan om ook naar het schilderachtige Dordt af te reizen.’
Frits Baarda: […] ‘In het museum openbaart zich de schilder zich met losse penseelstreken, waarmee hij de stad en de rivier in een hemels licht laat baden. Wolken draperen de lijn waarop oude huizen, gebouwen en poorten staan. Streng geblokt ook de Grote Kerk. Stralen van de doorbrekende zon spatten op het water uiteen, te midden van een willekeurig geordende vloot van schepen.
Er hangen veel mooie schilderijen, ook van Jongkinds vrienden, maar dit ‘Gezicht op Dordrecht’ trof me het meest. De stad is verzonken in een geweldige, druk bevolkte ruimte. Er lijkt meer te zijn dan in het echt, ook meer drama – het meesterschap van de kunstenaar Jongkind maakt van Dordrecht een magische stad. Vandaag wil ik hem in zijn voetsporen volgen. Ik ga hem achterna in omgekeerde volgorde, van het museum naar de plek waar hij de schets maakte waaruit dit fenomenale schilderij ontstond. Jongkind, een Hollandse schilder die vereerd werd in zijn land Frankrijk, reisde meerdere keren naar ‘de mooiste stad Dort’.

De langste tijd verbleef hij er in de jaren tussen 1866 en 1869. In gezelschap van zijn toeverlaat Joséphine Pesser naderde hij de stad altijd vanaf het water –treinen waren er nog niet. De aanblik betoverde hem: deze stad werd volledig omringd door rivieren. Licht kwam van overal. Het was een ultiem beeld van de Hollandse stad, verrassend en toch vertrouwd, want zo hadden zijn grote voorgangers Cuyp en Van Goyen de stad al in de 17de eeuw vastgelegd. Johan Jongkind moet zich na aankomst met een sloepje naar de overkant hebben begeven. Papendrecht of Zwijndrecht, hij zal beide oevers hebben verkend. Maar wat is de plek waar hij het ‘Gezicht op Dordrecht zag en de eerste lijnen zette? Ik besluit ook over water te reizen. Terwijl vanuit een grijsblauw wolkendek een regensluier over de rivier neervalt, koerst de Waterbus richting Veerdam. Papendrecht. De watervlakte is leeg, de zondag doet verkeer over water verstommen. Bij Willaerts, schilder en naamgever van een groot-café, zijn stoelen en tafels nog onbezet. Niemand die me kan vertellen waar Jongkind zat. Ik loop langs de oever richting Noord, in een vlagerige novemberregen, onderlangs appartementen waar bewoners behaaglijk het schouwspel van Dordrecht ondergaan. Zonder te hoeven betalen, krijgen ze eeuwige schoonheid voorgeschoteld. Nog een paar passen en ik sta bij een stalen frame op poten, dat een schilderij moet voorstellen. Een tekstbord zegt dat hier Adam Willaerts heeft gezeten. Op deze oever is dat andere beroemde ‘Gezicht op Dordrecht’ geboren. Jongkind en zijn vrienden moeten er ook zijn geweest, het is een lustoord voor kunstenaars. Die rij van daken en torens boven het machtige water van rivieren, die de stad omklemmen. Monet en Daubigny komen, in navolging van Boudin, die schrijft over de wording van een ‘artistieke kolonie’. Ineengedoken onder waaiers van regen kijk ik recht over het water richting stad, en zie achter de skyline de toren van de Grote Kerk, half verscholen. Verkeerde plek! Jongkind was niet hier om de kerk te schilderen, maar aan de andere oever, die van Zwijndrecht.’
 

JONGKIND & VRIENDEN

TIJL

Het is niet raar en wel waar: volgers van mij op radio en tv vroegen mij het begin van een door DWDD onderscheiden roman integraal door te geven, opdat zij de smaak van het proza zouden proeven. En zij het thema alvast in het vizier zouden krijgen. Ik leg voor u op de leestafel de 352 bladzijden tellende paperback Tijl van de Duitse auteur Daniel Kehlmann en van de door ons zo geliefde uitgeverij Querido. Op mijn exemplaar van Tijl staat de sticker met de annonce ‘DWDD Boek van de maand’. Om het thema nog meer te vatten reik ik u de tekst van de uitgever op de omslag aan en daarna pluk ik de eerste drie bladzijden van Tijl, Na de feestdagen wisselen wij hier met elkaar onze leeservaringen uit! 
Querido: ‘Tijl Uilenspiegel, legendarisch entertainer en provocateur, staat er alleen voor wanneer zijn vader in conflict komt met de Kerk en door de fanatieke jezuïeten Tesimond en Kircher ter dood veroordeeld wordt. De jonge Tijl, rebels, tegendraads en met een groot gevoel voor rechtvaardigheid, verlaat zijn geboortedorp, vergezeld door bakkersdochter Nele. Op hun reizen door Europa jut Tijl mensen hilarisch op en wordt hij de nar van de naar Den Haag gevluchte koning Frederik van Bohemen. Samen met diens vrouw Liz trekt Tijl ten strijde.
Na zijn internationale megabestseller ‘Het meten van de wereld’ schreef Daniel Kehlmann jarenlang geen historische romans. Nu is hij teruggekeerd naar die grote liefde: Tijl is een meesterwerk over een wereld die kraakt onder het gewicht van de geschiedenis – en die desondanks vrolijk doordraait.

Daniel Kehlmann: ‘Schoenen - De oorlog had ons tot nog toe niet bereikt. We leefden in vrees en hoop en probeerden te voorkomen dat we Gods toorn afriepen over onze stevig ommuurde stad met zijn vijfhonderd huizen, zijn kerk en zijn kerkhof, waar onze voorvaderen wachtten op de dag van hun wederopstanding. We baden veel om de oorlog op een afstand te houden. We baden tot de Almachtige en tot de goedmoedige Maagd, we baden tot de Heerseres van het woud en tot de kleine middernachtelijke wezens, tot de Heilige Gerwinus, tot Petrus de poortwachter, tot de evangelist Johannes en voor de zekerheid ook nog tot de Oude Mela, die in gure nachten, als de demonen vrij mogen rondlopen, voor haar gevolg uit door de hemelen dwaalt. We baden tot de hoorndragers van weleer en tot Sint-Maarten, die de helft van zijn mantel aan een bedelaar gaf die het koud had, zodat ze daarna allebei God behaagden en het allebei koud hadden, want wat heb je in de winter aan een halve mantel, en natuurlijk baden we tot de Heilige Mauritius, die met een heel legioen de dood koos om zijn geloof in de ene ware God niet te verloochenen.

Twee keer per jaar kwam de belastinginner, die altijd verrast leek dat we er nog waren. Af en toe kwamen er kooplui, maar omdat we niet veel kochten trokken ze snel verder en dat vonden wij best. We hadden niets nodig uit de grote wijde wereld en dachten er ook niet aan, tot er op een ochtend een door een ezel getrokken huifkar door onze hoofdstraat reed. Het was op een zaterdag in het begin van de lente, de beek zwol van het smeltwater en de akkers die niet net op dat moment braak lagen, waren ingezaaid. De huif was van rood zeildoek. Ervoor hurkte een oude vrouw. Haar lichaam zag eruit als een buidel, haar gezicht als leer, haar ogen als twee piepkleine zwarte knoopjes. Een jongere vrouw met zomersproeten en donker haar stond achter haar. En op de bok zat een man die we herkenden, ook al was hij hier nog nooit geweest, en toen de eersten het weer wisten en zijn naam riepen, wisten ook de anderen het weer en zo klonk er algauw van alle kanten uit vele monden: 'Tijl is hier!', 'Tijl is gekomen!', 'Kijk, Tijl is er!' Hij moest het wel zijn.
Zelfs wij kregen strooibiljetten. Ze kwamen door het bos, de wind voerde ze mee, kooplui hadden ze bij zich; in de grote wijde wereld werden er meer gedrukt dan iemand kon tellen. Ze gingen over het narrenschip, over paapse dwaasheden en de slechte paus in Rome, over de duivelse Maarten Luther in Wittenberg, over de tovenaar Horridus, over doctor Faust en de held Walewein van de Ronde Tafel, en ook over hem, Tijl Uilenspiegel, die nu zelf naar ons was gekomen.

We kenden zijn bonte wambuis, we kenden zijn met ezelsoren versierde kap en zijn jas van kalfshuid, we kenden zijn lange magere gezicht, zijn kleine ogen, zijn holle wangen en zijn konijnentanden. Zijn broek was van goede stof, zijn schoenen waren van mooi leer, maar zijn handen waren dieven of klerkenhanden, die nooit gewerkt hadden; zijn rechterhand hield de teugels vast, zijn linker de zweep. Zijn ogen vlamden en hij groette naar links en naar rechts. 'Hoe heet jij?' vroeg hij aan een meisje. Het kind zei niets, want ze begreep niet hoe het kon dat iemand die beroemd was met haar praatte. 'Ik vraag je iets!' Toen ze hakkelde dat ze Martha heette, lachte hij alleen even, alsof hij dat allang wist. Daarna vroeg hij aandachtig, alsof hij het belangrijk vond: 'En hoe oud ben je?'  Ze schraapte haar keel en vertelde het. In de twaalf jaar dat ze leefde had ze nog nooit ogen gezien als de zijne. Dat soort ogen had je misschien in de vrije steden in het Rijk of aan de hoven van de groten der aarde, maar bij ons was nog nooit iemand met zulke ogen geweest. Martha wist niet dat een mensengezicht zoveel kracht en geestelijke bezieling kon uitstralen. Later zou ze haar man vertellen, en nog veel later haar ongelovige kleinkinderen, voor wie Uilenspiegel een wezen uit oude sagen was, dat ze hem met eigen ogen had gezien. De wagen was al verder gereden, zijn blik had zich al verplaatst naar anderen aan de kant van de weg. 'Tijl is bij ons!' werd er langs de weg weer geroepen en 'Tijl is hier!' uit de ramen en 'Tijl is er!' toen zijn wagen het kerkplein op reed. Hij liet de zweep knallen en ging staan.

Bliksemsnel veranderde de wagen in een podium. De twee vrouwen vouwden de huif op, de jongste van de twee bond haar haar in een knot, zette een kroontje op en hing een paarse doek om haar schouders. De oude vrouw ging voor de wagen staan, verhief haar stem en begon een verhalend lied. Haar dialect klonk zuidelijk, naar de grote steden van Beieren, en ze was niet gemakkelijk te verstaan, maar we begrepen toch dat het ging om een vrouw en een man die van elkaar hielden en niet bij elkaar konden komen, omdat ze door een meer werden gescheiden. Tijl Uilenspiegel pakte een blauwe doek, knielde, slingerde hem van zich af terwijl hij hem aan een kant vasthield, zodat hij flapperend uitrolde, trok hem terug en slingerde hem weer weg, trok hem terug, slingerde hem weg, en door de manier waarop hij aan de ene en de vrouw aan de andere kant knielde en het blauw tussen hen golfde, kreeg je het gevoel dat er echt water was, en de golven gingen zo woest op en neer dat ze onbevaarbaar leken. Toen de vrouw overeind kwam en met een van angst verstard gezicht naar de golven keek, zagen we opeens hoe mooi ze was. Zoals ze daar stond en haar armen uitstrekte naar de hemel, hoorde ze opeens niet meer hier en we konden onze ogen niet van haar afhouden. Alleen vanuit onze ooghoeken zagen we haar geliefde springen, dansen, razen, met zijn zwaard zwaaien en met draken, vijanden, heksen en kwade koningen vechten op zijn moeilijke weg naar haar.’
 

TIJL

LINGUA

Ik wil u een boek inlokken door de visitekaart van de auteur af te geven. Het epistel gaf hij voorbije zaterdag af in de rubriek ‘Vandaar dit boek’ in het dagblad ‘Trouw’. Het gaat om de 360 bladzijden tellende, adequaat geïllustreerde paperback Lingua van Gaston Dorren en uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep met de ondertitel ‘Dwars door Europa in 69 talen’. Ooit verkeerden wij in Joegoslavië, Hongarije, Tsjecho-Slowakije en Rusland en konden de voertaal aldaar niet tot ons nemen. Wel werden geconfronteerd met het bewuste taaleigen van de landgenoten aldaar. Dat elke taal op ons continent de eigen ins en outs kent leert ons dit boek, dat een gewild present zal zijn in de einddagen van december. Als neerlandicus hecht ik aan de taal van mijn moeder, maar de overige 68 talen in Europa mogen er ook zijn. Dat leert ons Gaston Dorren met zijn Lingua. Ik geef als opwarmer voor een cadeau voor uzelf of een door u beminde integraal de tekst van de uitgever op de omslag en  de visitekaart van Dorren. Natuurlijk gaan wij nog een keer hier door Lingua!

Athenaeum-Polak & Van Gennep: ‘Wat is het verband tussen Jan Smit en een Ferrari? Waarom spreken de Zwitsers zulk raar Duits? Welke taal stierf uit door een explosie, en welke had een bijna-doodervaring? Lingua voert je mee op reis langs meer dan zestig Europese talen. Hoe? "Geestig' (The Wall Street Journal). "Amusant en erg leesbaar' (El País). "Geleerd en aangenaam ironisch' (The Guardian). En NRC Handelsblad concludeerde: "Heerlijk boek. [...] Erg goed gedaan.' Lingua gáát niet alleen over de talen van Europa, het is ook verschenen in veel ervan. Eerst in het Nederlands (als Taaltoerisme), toen in het Engels (als Lingo – 50 000 exemplaren verkocht), Spaans, Noors en Zweeds (Lingo), Russisch (Lingvo) en Duits (Sprachen). Met elke versie werd het boek rijker, en de allerrijkste is deze aangevulde, herziene, verbeterde, uitgebreide, kortom definitieve editie: Lingua.

Wist u trouwens dat het woord ‘fetisj’ uit het Portugees komt, en het Engelse woord ‘tackle’ uit het Nederlands? Dat ‘fappeln’ Luxemburgs is voor "voortdurend van het onderwerp afdwalen' – een woord dat wij best zouden kunnen overnemen. Van zulke ontleende, uitgeleende en levenswaardige woorden bevat Lingua er tientallen.’

Gaston Dorren : Lingua bestaat uit korte portretten van 69 Europese talen en ik belicht in elk portret op één aspect van die taal, waardoor je al lezend een redelijk overzicht krijgt van het Europese taallandschap. Aan het Frans valt me op dat het zo dicht mogelijk bij het Latijn wil blijven en hard zijn best doet om de sporen ervan zichtbaar te houden met allerlei medeklinkers die je niet uitspreekt maar wel schrijft – een geval van ongezonde moederbinding, vind ik. Een ander voorbeeld is de vraag waarom de Zwitsers een heel ander Duits spreken dan de Duitsers. Dat blijkt een historische en ook politieke kwestie te zijn, want dat zijn ze eigenlijk pas gaan doen om zich zo duidelijk mogelijk te onderscheiden van het Duitse militarisme van de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Ze willen niet dat de buitenwereld hen daarmee zou verwarren.

MOOI - Het Nederlands vind ik mooi omdat ik die taal het allerbeste spreek en me er het nauwkeurigste in kan uitdrukken, van heel plechtmatig tot heel populair, voor iemand van 50 dan. En als ik Limburgs praat, voelt dat heel eigen, want dat is de taal van mijn familie en mijn vriendjes op het schoolplein. Duits vind ik heel mooi om de grammatica. Jazeker, er bestaan mensen die Duits mooi vinden! En het Engels heeft een grote woordenschat en veelmogelijkheden om je uit te drukken. Als het op de klank aankomt, vind ik Portugees en Italiaans het mooiste. GAGAOEZISCH – Heel vreemd is het Gagaoezisch, een Turkse taal uit Moldavië. Maar dan niet zozeer vreemd als taal, maar omdat de naam zo naar Kuifje en Lady Gaga klinkt en ik er nog nooit van had gehoord. Ik vermoed dat ik de enige niet ben. Grammaticaal gezien zijn Keltische talen behoorlijk raar, dat zijn de buitenbeentjes in de familie van Indo-Europese talen. Hetzelfde geldt aan de andere kant van Europa voor het Armeens. En de tientallen Europese gebarentalen wijken heel sterk af van de gesproken talen, dat spreekt vanzelf.
SMRÅTSÅTSANO – Ik heb uit al die vreemde talen woorden verzameld die wij niet hebben, maar wel zouden moeten hebben, maar wel zouden moeten hebben: ze zijn nuttig omdat ze bondiger of beeldender zijn. Neem het Scandinavische woord voor grootmoeder van moederskant: ‘mormor’. Of het Bulgaarse woord voor ‘slecht gemaakt’: ‘smratsafratsano’. Het Duits heeft een mooi woord voor praten als een vakidioot; ‘fachsimpeln’; dat werkwoord misik echt vaak in het Nederlands. Verder maken veel talen zoals het Galicisch handig onderscheid tussen volle neven en nichten in de zin van oom- en tantezeggers; het Nederlands is daar nogal raar in. OPRUKKEND ENGELS – Er verdwijnen veel talen, maar het Nederlands heeft nog eeuwen en het zal ongetwijfeld de taal van het dagelijkse leven blijven. De vraag is welke status het Nederlands houdt en of het een rol blijft spelen in het hoger onderwijs. Ik was laatst bij de Universiteit van Tilburg, waar men zich tot twee keer toe verontschuldigde dat een bepaalde bijeenkomst in het Nederlands werd gehouden. Ik vind dat misplaatst. Het oprukkende Engels in het hoger onderwijs baart me zorgen: uit internationaal onderzoek blijkt dat de kwaliteit van dat onderwijs daalt als mensen het in een vreemde taal genieten, ook al kennen ze die taal vrij goed. Ook merk ik dat de jongere wetenschappers niet zo goed meer in het Nederlands over hun eigen vak kunnen praten en veel Engelse woorden gebruiken. Ik zou het slecht vinden, als de intellectuele elite haar activiteiten en deskundigheid straks niet meer kan uitleggen in de taal van de rest van de samenleving.’
 

LINGUA

DE SIGARENFABRIEK VAN ISAY ROTTENBERG

Het geschiedde die donderdagmorgen 14 december. Ik kreeg een boek in handen waarover ik van collega-recensenten al veel positiefs vernomen heb. De immer voorkomende en voortvarende Yvette Cramer van de door ons zo beminde uitgeverij had mij op verzoek het uit de non-fictie gegrepen verhaal opgestuurd  en meteen was ik in de ban ervan. Ik pakte de spanning op, de drang tot verder lezen. Het gaat om de 272 bladzijden tellende, authentiek geïllustreerde paperback De sigarenfabriek van Isay Rottenberg van Hella Rottenberg en Sandra Rottenberg van Atlas Contact met de ondertitel ‘De verborgen geschiedenis van een joodse Amsterdammer in nazi-Duitsland’.

U weet het van mij al jaar en dag: ik geef de voorkeur aan uit het werkelijke leven geplukte relazen, op voorwaarde dat ze in literair getint proza verpakt zijn. Voor de meesten van u breekt er in de nabije toekomst een periode van vrij zijn aan en zij kunnen die dagen vullen met een goed boek. En De sigarenfabriek van Isay Rottenberg is dat in optima forma. Ik toon dat aan door niet alleen de tekst van de site over te nemen, maar ook door het eerste stuk u aan te reiken. Het spreekt voor zich dat wij elkaar na de break van december en januari elkaar rond deze bestseller ontmoeten!

Atlas Contact: ‘Isay Rottenberg neemt in 1932 een sigarenfabriek over in het stadje Döbeln nabij Dresden. Niet zomaar een fabriek, maar de modernste van Duitsland, waartegen de concurrenten een felle campagne voeren. Waarom stapt hij in dit avontuur? En waarom blijft hij als Hitler een half jaar later aan de macht komt? Hella en Sandra gaan op zoek naar het verhaal over zijn verblijf in nazi-Duitsland waarover hun geliefde grootvader, die ze goed hebben gekend, nooit een woord heeft losgelaten. Ze vinden de fabriek terug en binnen ontwaren ze de oude machines. Het stadsarchief bevat een schat aan documenten, zelfs woordelijke verslagen, waarin te lezen is hoe Isay onverschrokken strijd levert om zijn bedrijf te behouden, een strijd die hij tenslotte verliest. Het lukt ze het politieke en economische steekspel om de fabriek, waarin hoge nazi’s zijn betrokken, te reconstrueren. Tijdens het onderzoek leren ze hun grootvader van een onbekende kant kennen. Zij raken ervan doordrongen dat zijn ervaring in nazi-Duitsland cruciaal was voor het besluit zijn gezin te laten vluchten uit bezet Nederland. Een even aangrijpende als boeiende speurtocht: geschiedenis en familieverhaal in één.’

Hella en Sandra Rottenberg: ‘Isay Rottenberg - ‘Bezittingen tijdens het Holocausttijdperk in voormalig Oost-Duitsland. Deadline 31 december 2014’, stond er vet gedrukt in een advertentie in het ‘Nieuw Israëlietisch Weekblad’. Daaronder volgde een uitleg over een ‘Claims Conference’ die voor erfgenamen van vervolgde en beroofde joden een compensatiefonds had ingesteld. Er was 50 miljoen euro beschikbaar voor ‘late aanvragers’, dat wil zeggen voor mensen die alle eerdere oproepen hadden gemist en die nu nog één kans kregen. Zij hadden nog precies een maand om zich te melden en een claim in te dienen. Bij toeval zagen onze neef Sacha en Hella’s broer Menno de oproep. Ze herinnerden zich ooit iets te hebben gehoord over een fabriek van onze grootvader in Duitsland, die door de nazi’s was geroofd. Ook wij hadden die fabriek weleens door een ouder horen noemen, maar verder wisten we helemaal niets, nada, niente. Niet wat het bedrijf maakte of waar het zich bevond, laat staan wanneer, hoelang en waarom onze grootvader in Duitsland had gewerkt. De advertentie verwees naar een website van de organisatie, voluit geheten The Conference on Jewish Material Claims Against Germany. Daarop stond een lijst met de namen en adressen van voormalige eigenaren en bedrijven. Sacha klikte de lijst open. Tussen de duizenden namen stond de naam van onze grootvader Isay Rottenberg en op dezelfde regel naam en adres van een fabriek: Deutsche Zigarren-Werke, Industriestrasse 2, Döbeln. Een paar woorden slechts, maar ze gaven ons het eerste bewijs dat die fabriek in Duitsland werkelijk bestaan had. De ontdekking zorgde voor opwinding in de familie. Binnen een maand, zo begrepen we, moesten we aantonen dat Isay Rottenberg de eigenaar was geweest, dat hij onteigend was en dat wij, zeven kleinkinderen, zijn erfgenamen waren.

Met de luttele gegevens gingen wij aan de slag. Om de claim te kunnen indienen natuurlijk, maar vooral uit brandende nieuwsgierigheid. ‘Isay Rottenberg’ in combinatie met ‘Döbeln’ en ‘Deutsche Zigarren-Werke’ op internet gaf meteen een resultaat. Het was een bericht uit Der Stürmer, waarin het blad zijn lezers ‘met vreugde’ meldde dat de jood Isay Rottenberg niet meer de leiding had bij de Deutsche Zigarren-Werke in Döbeln en dat bij deze onderneming geen enkele jood meer werkte. Hiermee hadden we een staartje te pakken van de Duitse geschiedenis van onze grootvader, maar wij hadden geen idee waar we het begin moesten zoeken. Onze ouders konden we het niet meer vragen, ze waren overleden. En in de papieren van hun nalatenschap waren we nergens iets tegengekomen dat enig aanknopingspunt bood.

Aanvankelijk leverde de zoektocht weinig op, maar toen we eenmaal in Döbeln waren, maanden later, troffen we een schat aan materiaal. Dat er zoveel documenten waren, kwam door een conflict dat minutieus bleek te zijn vastgelegd. Concurrenten uit heel Duitsland stelden vanaf 1933 alles in het werk om de Deutsche Zigarren-Werke uit te schakelen, terwijl onze grootvader zich koppig bleef verzetten. Burgemeesters, ambtenaren en ministers van het Derde Rijk in Saksen en Berlijn bemoeiden zich ermee, de Handelskamer, industrieverenigingen, de nsdap en de nationaalsocialistische vakbond kozen positie. Er lagen brieven, notities, verslagen, foto’s, krantenen tijdschriftartikelen in Döbeln, evenals in de archieven van Berlijn, Dresden, Leipzig en Chemnitz, allemaal over de Deutsche Zigarren-Werke en de ruzie over het voortbestaan van de fabriek. Vrijwel van week tot week konden we volgen hoe het conflict verliep, wie aan de winnende hand was en wie er een vuile streek uithaalde. We vonden zelfs stenogrammen van vergaderingen waar onze grootvader de degens kruiste met nsdap-leiders, stadsbestuurders en ondernemers. Bij de vondst van de stenogrammen bedachten we dat het mooi zou zijn als we zouden achterhalen wie de mannen waren met wie onze grootvader om de tafel zat en hoe zij zich tot hem, een joodse fabrikant, en tot het touwtrekken om zijn bedrijf verhielden. Dit is gelukt. Ook wie in 1935 de roof van de fabriek voorbereidde en hoe dit zijn beslag kreeg bleek keurig te zijn geadministreerd.

Door het conflict om de sigarenfabriek konden we het vergrootglas leggen op een doorsnee Duits stadje in de eerste jaren van het nationaalsocialisme. We zagen de omslag van rood naar bruin bestuur gebeuren, we leerden de profiteurs, de meelopers en de slachtoffers van de nieuwe orde kennen, we merkten hoe snel alles gewoon leek door de schijn van wettigheid. En waar belangen en ideologie botsten, wonnen meestal de belangen. Döbeln in de jaren dertig kwam tot leven, we zaten op de eerste rang, alsof we er zelf bij waren. We leerden onze grootvader van een onbekende kant kennen. We kwamen achter een episode waarover de Rottenbergs het zwijgen hadden bewaard, maar die het leven van de familie op zijn kop moet hebben gezet. We zagen wat een eigenzinnige, onverschrokken en onverzettelijke man onze grootvader was. We verbaasden ons erover dat hij in Hitler-Duitsland bleef, strijdlustig, maar ook overmoedig, roekeloos welhaast, blind voor het gevaar.

Waarom wij zo weinig over het verblijf in Duitsland van onze grootvader hoorden, vroegen we ons in onze jeugd niet af. Er werd over zoveel gezwegen. Het vooroorlogse leven bleef in mist gehuld. Als er al iets verteld werd, waren het wat losse anekdotes, een coherent verhaal viel er niet van te maken. Hella’s moeder, die de geschiedenis uit de tweede hand kende, had af en toe laten vallen dat de nazi’s opa’s fabriek hadden afgepakt en dat hijzelf in Duitsland gevangen was gezet. Verdere details wist of gaf ze niet. Hella’s vader Alfred sprak er nooit over, Sandra’s vader Edwin evenmin. Door de oproep in het joodse weekblad schoot het Sandra te binnen dat er één keer iets meer over die fabriek was losgelaten. Dat was bij de begrafenis van haar vader Edwin, in 1997, toen zijn zuster, onze tante Tini, haar jeugd in de jaren dertig ophaalde. Van de toespraken is een opname bewaard en toen we die beluisterden, hoorden we de geëmotioneerde stem van onze tante: ‘Omstreeks 1935 waren er nog maar weinigen in Nederland die zich bezighielden met wat er zich in Duitsland afspeelde. Ons gezin werd echter toen al met een groot drama geconfronteerd. Plotseling was vader verdwenen en wij wisten niet waar, hoe of waarom. Wij rekenden er niet meer op dat hij nog in leven was.’

DE SIGARENFABRIEK VAN ISAY ROTTENBERG

VOOR ONDER DE KERSTBOOM

Het klinkt als een cliché dat voor onder de kerstboom maar de titel is geheel gepast en toch origineel. De volgende boeken hebben met elkaar gemeen dat het nieuwkomers zijn en dat ik ze nog niet geheel tot mij genomen heb. U en ik kennen de uitgevers die verantwoordelijk zijn voor de volgende kerstboomtips, want hoe vaak hebben wij al met elkaar over hun uitgaven van gedachten gewisseld. Kwaliteit is dus gegarandeerd. Het thema geef ik u nu door met de belofte dat ik na de feestdagen op de tips terugkom. Nu reik ik u aan: titel, schrijver, ondertitel of genre en uitgever. De tekst op de omslag maakt u wijs over het onderwerp. Ik wens u goede kerstdagen toe. Hier zijn de dertien kerstnummers!
 
1) Hoera, sneeuw! – Hans de Beer e.a. – Vijf betoverende winterverhalen – De Vier Windstreken
Als het buiten sneeuwt, is het binnen extra knus. Een perfecte tijd om voor te lezen. Hoera, sneeuw! bevat vijf mooie winterverhalen, waarmee je lekker kunt bijkomen na het sneeuwballen gooien. En trouwens: deze bundel is ook leuk als er geen sneeuw ligt! Deze lekker dikke winterbundel bevat: - Kleine IJsbeer en de bange haas (Hans de Beer) - Onderweg naar... (Julie Wintz-Litty en Brigitte Weninger) - Felix in de sneeuw (Marcus Pfister) - Alina, Aluna en de Hoeders van de Twaalf Maanden (Maja Dusíková en Peter Grosz) - Het allerkleinste sneeuwvlokje (Bernadette).

2) Het grote Winter Knutselboek – Sabine Lohf – Voor kleine en grote handen - De Vier Windstreken
Wintertijd is knutseltijd. Een zelfgemaakte adventskalender, de gulle Sinterklaas en zijn paard, een bontgekleurde notenslinger en een bos vol rendieren - in dit boek heeft Sabine Lohf meer dan 100 knutselideeën voor de hele familie verzameld die passen bij de winter. Door haar uitnodigende voorbeelden krijg je meteen zin om ook schaar, lijm en dennentak te pakken en aan de slag te gaan. Waren de kortste dagen van het jaar maar langer... * Kleurrijk doeboek met meer dan 100 knutselideeën voor de winter * Met stapsgewijze instructies en duidelijke voorbeelden * Softcover.

3) Familiestukken – Alice Munro – Haar mooiste verhalen  - De Geus
Hoe kies je het állermooiste van een schrijfster die alleen maar geweldige verhalen heeft geschreven? In goed overleg, wat in ons geval wil zeggen: door elkaar te bestoken met lijstjes en daarover met elkaar te mailen. We waren benieuwd of de trouwe fan een andere keuze zou maken dan de kersverse lezeres. Of je je als moeder gemakkelijker identificeert met de twijfelende vrouwen van Munro dan als dochter. Of dat dat juist andersom is. We kwamen tot verrassende inzichten! En moesten met pijn in het hart door ruimtegebrek een paar verhalen laten vallen. Maar wat is het een mooi geheel geworden. En wat zijn we jaloers op degenen die deze verhalen voor het eerst lezen. Geselecteerd door Marja Pruis & Greta Le Blansch.

4) De 13 geboden voor ouders – Amy Morin – 13 dingen die mentaak sterke ouders niet doen –Karakter
Mentaal sterke mensen vermijden negatief gedrag, zoals zelfmedelijden, jaloezie en het spijt hebben van genomen keuzes. In plaats daarvan richten ze zich op het positieve en gaan ze de uitdagingen aan om het beste uit zichzelf te halen. In De 13 geboden geeft Morin praktische richtlijnen om haar lezers te helpen voorkomen in de 13 grootste valkuilen te vallen. De combinatie van aansprekende voorbeelden en de nieuwste psychologische inzichten, biedt strategieën voor het voorkomen van destructieve gedachten, negatief gedrag en neerslachtige emoties voor iedereen, zodat de weg naar geluk en succes vrij is en je op een positieve manier werkt aan de kansen die je geboden worden.

5) Het mes ging erin – Theodore Dalrymple – Bespiegelingen van een gevangenisarts – Nieuw Amsterdam
In dit scherpzinnige boek vol droge humor dringt Theodore Dalrymple diep door in het gedachteleven van moordenaars om te ontdekken waarin ze verschillen van de rest van de mensheid. Als gevangenispsychiater en arts, eerst in Oost-Londen en later in het centrum van Birmingham, heeft hij meer Engelse moordenaars gekend en behandeld dan de meesten van ons ooit zullen zien, zelfs in tv-series. Aan de hand van die fascinerende ontmoetingen toont hij ons de kloof die hen van ons scheidt en laat hij zien op welke punten we meer op ze lijken dan we willen toegeven.

6) Maanlicht op het laar – Rob Barnhoorn –Taal en wereld van de Bommelsaga deel 1 – Personalia
In het eerste boek van de tweedelige reeks 'Taal en wereld van de Bommelsaga' staat Toonders taalvirtuositeit centraal en kijken we ook naar zijn denkwereld. Met name naar de invloeden uit de mythologie, psychologie, wetenschap, magie, fantasy, filosofie, astrologie en religie, de bronnen waar Toonder uit putte bij het schrijven van zijn verhalen. De titel Maanlicht op het Laar verwijst zowel naar het belang van de natuurkrachten in Toonders verhalen, als naar zijn typische taalgebruik waarin buitenissige woorden een niet geringe rol spelen. Deze uitgaven zijn een must voor de vele Bommelfans en laat zien hoe creatief Marten Toonder met de Nederlandse taal omging. Toonder was een geniale taalkunstenaar, die het Nederlands verrijkt heeft met allerlei woorden en uitdrukkingen.

7) Toonder vertaald – Rob Barnhoorn – Taal en wereld van de Bommelsaga deel 2 – Personalia
Toonder vertaald is het tweede boek in de serie 'Taal en wereld van de Bommelsaga'. Hierin komen een aantal Bommelverhalen aan bod die vertaald en als boek gepubliceerd zijn in het Duits, Fries, Gronings, Twents, Latijn en Spaans. Duidelijk wordt wat het betekent om teksten van een dergelijke taalvirtuoos te vertalen. Bovendien komt de vertaling van Toonders beroemde en nog immer zeer actuele verhaal De bovenbazen - Los Altos Mandos aan bod, aangevuld met fragmenten uit andere Bommelverhalen. Deze uitgaven zijn een must voor de vele Bommelfans en laat zien hoe creatief Marten Toonder met de Nederlandse taal omging. Toonder was een geniale taalkunstenaar, die het Nederlands verrijkt heeft met allerlei woorden en uitdrukkingen.

8) Dagboek van een psycholoog – Jeffrey Wijnberg – Meeluisteren in de spreekkamer – Scriptum
Meer dan eens vertelt psycholoog Jeffrey Wijnberg in zijn boeken hoe het in zijn praktijk eraan toegaat. Toch blijven veel vragen onbeantwoord. Hoe denkt hij echt over zijn patiënten, welke gebeurtenissen raken zijn persoonlijk leven? En hoe beïnvloeden zijn persoonlijke belevenissen de manier waarop hij zijn patiënten benadert? In Dagboek van een psycholoog worden al deze vragen beantwoord. Over een periode van een halfjaar beschrijft Wijnberg wat hij dagelijks meemaakt in zijn praktijk. Daarmee krijgt de lezer een exclusieve inkijk in de belevingswereld van de hulpverlener. Dit boek heeft alles te maken met het belang dat Wijnberg hecht aan openhartigheid: 'Alleen als de psycholoog laat zien wie hij zelf is, zal ook de patiënt bereid zijn om zich echt bloot te geven.'

9) De zoon – Els Florijn e.a. – Kerstverhalen – Mozaïek
Een vreemdeling oppikken van een parkeerplaats. Betaalde liefde voor een gehandicapte. Eenzamen en behoeftigen die een vorstelijk maal voorgezet krijgen. Kerst in de schuilkelder, terwijl een bommentapijt op de stad neerdaalt. Een dominee die zijn laatste kerstpreek houdt voor een groep Syriërs. Het is zomaar een greep uit de verhalen in deze bundel. Verhalen horen bij de kersttijd. We vertellen ze elkaar, we lezen ze voor in het gezin, de kerk of een kerstviering. Of we zitten ze stil in een hoekje te lezen. In dit boek zijn achttien fonkelnieuwe verhalen opgenomen, geschreven door een keur aan auteurs, ervaren schrijvers en debutanten. Allemaal laten ze op geheel eigen wijze het licht van Kerst schijnen. Aan deze bundel werken mee: Geertje Bikker, Ria Borkent, Els Florijn, Marianne Florijn, Clasina van den Heuvel, Sytske de Jong, Maria de Jonge, Arie Kok, Sarah van der Maas, Joke Meeuse, Marieke van Meijeren, Rosalyn van Moorselaar, Cees Pols, Roelie Prins, Tineke Smith, Joke Verweerd, Nine de Vries, Helga Warmels.

10) Het Libor-schandaal – David Enrich – Het verbijsterende verhaal over een wiskundegenie, een groep onbetrouwbare bankiers en een van de omvangrijkste bankfraudes ooit - HarperCollins
De Libor is de rentevoet waarop wereldwijd ontelbare leningen zoals bijvoorbeeld hypotheken en creditcardkredieten gebaseerd zijn. In 2006 kwam er een schokkende bankfraude aan het licht: een groep handelaren bleek al geruime tijd de Libor te manipuleren. Dat deden ze door kunstmatig hoge of lage rentestanden door te geven. Daarmee boekten ze zelf enorme winsten, ten koste van ontelbare bedrijven, instellingen en particulieren. Tom Hayes, een ietwat autistische whizzkid, werd naar voren geschoven als de zondebok. Het Libor-schandaal onthult wie er nog meer achter de fraude zaten en hoe het mogelijk was dat de handelaren zo lang hun gang konden gaan. Een fascinerend en meeslepend relaas over hebzucht en menselijk tekort - een waar gebeurd verhaal dat leest als een thriller.

11) De geboorte van Europa – Rolf Falter – Een geschiedenis zonder einde – Polis
Staat de Europese Unie op uiteenvallen? Amper enkele jaren geleden had niemand die vraag durven te stellen. Vandaag ligt ze op ieders lippen. Om goed te beseffen wat er op het spel staat, moeten we het prille begin van de Europese eenmaking opnieuw leren kennen. Op de puinhopen van de Tweede Wereldoorlog hebben Europeanen met de moed der wanhoop (en onder zachte dwang van Amerika) de handen in elkaar geslagen. Vandaag hebben we de indruk dat die eenmaking vanzelf is gegaan, maar niets is minder waar. En voor hetzelfde geld had het heel anders kunnen lopen. Dit ronduit epische verhaal wordt op meesterlijke wijze door Rolf Falter beschreven. Europa is gemaakt door mensen van vlees en bloed. Politici en technocraten die soms het beste met elkaar voorhadden en zich op andere momenten gedroegen als tapijtenhandelaars. De scherpzinnige en meeslepende reconstructie van de kantelmomenten uit onze geschiedenis toont wie we zijn, van hoever we komen en wat ons, ondanks alle sores en meningsverschillen, altijd zal verbinden.

12) De Amsterdamse herberg 1450-1800 – Maarten Hell – Geestelijk centrum van het openbare leven – Vantilt
Denkend aan herbergen doemt een beeld op van benevelde bezoekers, banketten, zakkenrollerij, gokzucht en ontucht, kleurrijk verbeeld op kluchten en genreschilderijen. In het herbergwezen van Amsterdam (1450-1800) was ruimschoots plaats voor zulke excessen, maar de stedelijke drinkhuizen waren ook serieuze bedrijven die essentiële taken vervulden in de samenleving. Burgers en passanten vonden er een warm, droog en veilig onderkomen, een maaltijd, dranken en dikwijls een logeeradres. Herbergen dienden ook als ontmoetingscentra van velerlei soorten volk. Het onderlinge contact en de bijbehorende alcoholconsumptie konden leiden tot vechtpartijen, maar evengoed tot het bijleggen van conflicten en het sluiten van zakelijke overeenkomsten, tot het verstrekken van opdrachten voor kunstenaars, zeelieden en knechten of tot het arrangeren van betaalde seks. Daarnaast boden herbergen een podium voor politieke activiteiten, zoals vergaderingen van opstandige burgers en revolutionairen. Ten slotte vond een belangrijk deel van de koophandel in de gelagkamer plaats. Vanwege deze maatschappelijke functies waren Amsterdamse herbergen in de vroegmoderne periode onmisbaar voor bevolking en bezoekers. Grotendeels op basis van onontgonnen bronnenmateriaal schetst Maarten Hell een beeld van de herberg als centrum van het openbare leven in de vroegmoderne periode.

13) Scrooge - Charles Dickens – Stripversie - Personalia
Charles Dickens  publiceerde A Christmas Carol op 19 december 1843. Deze novelle behoort tot de grote klassieken en is talloze keren bewerkt voor theater, film en televisie. A Christmas Carol is een Victoriaanse allegorie over een oude en verbitterde vrek, Ebenezer Scrooge, die in de nacht voor Kerstmis een aantal dromen heeft en daardoor tot inkeer komt. Scrooge is een financier en geldwisselaar die zich zijn leven lang heeft gericht op het verkrijgen van meer geld en verder niets. Hij veracht andere zaken dan geld, inclusief vriendschap, liefde en de gedachte van het kerstfeest. Dick Matena schetst in dit beeldverhaal het winterse Londen in kleurrijke details en brengt het Victoriaanse tijdperk op bijzondere wijze tot leven. Zijn stripversie van A Christmas Carol is een ode aan Charles Dickens. En een must voor een ieder die op de hoogte is van onze vaderlandse literatuur. In tal van personages zijn figuren uit de literaire wereld te herkennen, zoals Gerrit Komrij als Scrooge, Jan Wolkers als Marley, A.F.Th. van der Heijden als een van de geesten, Peter van Straaten en Hafi d Bouazza. Voor deze uitgave heeft Matena de tekst en het beeld geheel bewerkt, waardoor zowel de leesbaarheid als ook het artwork uitstekend tot hun recht komen. Ook is het verhaal opnieuw geletterd en voorzien van een extra dossier. Kortom: een prachtig album, rijk gedetailleerd, stijlvol en met de respectvolle toewijding die past bij Dick Matena.

VOOR ONDER DE KERSTBOOM