20-03-2017

ZINKJONGENS

 

Een triest bericht van het front heb ik voor u, dat nog eens illustreert de dwaasheid en  de zinloosheid van het woeste wapengekletter. Een niets onthullend relaas, daar gaat het om, dat voor de zoveelste keer ons op de neus drukt het domme en stomme van geweld in de oorlog. Het gaat om de 318 bladzijden tellende hardcover Zinkjongens van Svetlana Alexijevitsj en uitgeverij De Bezige Bij met de ondertitel ‘Sovjetstemmen uit de Afghaanse oorlog. Op een sticker op de omslag staat dat de auteur in 2015 de Nobelprijs voor de literatuur kreeg. Het gebeurt mij van tijd tot tijd dat de beginzinnen van een boek mij bij de keel grijpen. Zo ook bij de start van Zinkjongens.
Ik citeer ‘Ik ga m’n weg alleen... en ben nog lang niet klaar... M’n zoon heeft iemand vermoord... met m’n keukenbijl... Toen hij terug was uit Afghanistan... ’s Ochtends heeft hij die bijl weer in m’n keukenkast teruggelegd... Volgens mij heb ik diezelfde dag nog karbonaadjes voor hem gebraden... Een tijdje later meldden de televisie en de krant dat vissers een stukgehakt lijk uit de gemeenteplas hadden opgehaald... Toen belde een vriendin me: ‘Heb je dat gehoord van die moord? Vakwerk, zeggen ze... Typisch ‘Afghaans’...’ M’n zoon lag thuis op de bank een boek te lezen. Ik wist nog niets, vermoedde niets, maar moest toch even naar hem kijken... met m’n moederhart.’ Deze woorden van een radeloze moeder die haar zoon wel thuis kreeg, niet gesneuveld of zwaar gewond maar zo geestelijk diep gekwetst dat hij moordzuchtig werd en in eigen land doorging met doden, staan symbool voor het hele boek dat bol staat van roerende en ontroerend getuigenissen van teloorgang in den vreemde. Om u dit navrante en waarschuwende boek in te loodsen geef ik u integraal de tekst van de uitgever op de omslag en ook de recensie van Kevin Prenger die op de site van Historiek las onder de ‘Zinken doodskisten als symbool van hoogste prijs van zinloze oorlog’.

De Bezige Bij: ‘Niets is waanzinniger dan de werkelijkheid. Van 1979 tot 1989 was een miljoen Sovjetmilitairen verwikkeld in een zinloze en onrechtmatige oorlog in Afghanistan, onder hen vooral jonge jongens. Tallozen van hen kwamen om en werden in een zinken lijkkist teruggezonden naar huis, terwijl de Sovjetstaat het bestaan van het conflict ontkende. De ontroostbare moeders van de ‘zinkjongens’ wilden weten hoe en waarom hun zonen in Afghanistan waren gesneuveld. Toen ze achter de waarheid kwamen waren ze zo ontsteld dat ze weigerden deze te aanvaarden. Zinkjongens presenteert de aangrijpende getuigenissen van officieren en soldaten, verpleegkundigen en prostituees, moeders, zonen en dochters die de oorlog en de blijvende gevolgen beschrijven. Alexijevitsj onthult de schoonheid van het land en de wrede pesterijen in het leger, het doden en de verminking, de overvloed van westerse goederen, de schaamte en de verbrijzelde levens van teruggekeerde veteranen.’
Kevin Prenger: ‘ In zinken doodskisten keerden ze huiswaarts, de in Afghanistan gesneuvelde Sovjetsoldaten. Ze waren de oorlog ingegaan om hun internationalistische plicht te vervullen en de Afghaanse communistische regering te helpen met het verdrijven van de islamitische moedjahedien. De bloedige strijd duurde van 1979 tot 1989 en 14.453 Sovjetmilitairen vonden de dood in het onbarmhartige land. Vanwege de aard van hun verwondingen en de staat van ontbinding van hun lichamen waren hun doodskisten vergrendeld en konden treurende nabestaanden geen laatste blik meer werpen op de resten van hun zoon, man, broer of vader. Zonder militaire eer en soms in het geheim, middenin de nacht, werden ze begraven als slachtoffers die de hoogste prijs betaalden van een zinloze oorlog.

De Wit-Russische schrijfster Svetlana Aleksijevitsj reisde in 1988 naar Afghanistan en sprak daar met mannen en vrouwen uit het Sovjetleger. Ook interviewde ze teruggekeerde militairen en hun moeders. Hun verslagen verwerkte ze tot een “documentaire vertelling” die in 1991 in het Russisch en een jaar later in het Engels en Duits werd gepubliceerd. Het boek is pas dit jaar in het Nederlands verschenen met als titel Zinkjongens. Haar eerste boek, in het Nederlands vertaald als De oorlog heeft geen vrouwengezicht, bracht haar in problemen met het communistische regime van Wit-Rusland en ze verloor hierdoor haar baan. Dit boek met monologen van vrouwelijke Sovjetveteranen uit de Tweede Wereldoorlog was niet in lijn met de communistische, heroïsche visie op de Grote Vaderlandse Oorlog. Haar boek gaf een te eerlijk, onverbloemd beeld van de gruwelen van de oorlog en de onzekerheden, zwaktes en angsten van de vrouwelijke strijders. Ook Zinkjongens geeft bepaald geen romantisch beeld van oorlog. Soldaten van de Afghaanse Oorlog vertellen hoe ze zonder fatsoenlijke opleiding en met slecht materieel als piepjonge vrijwilligers naar het front gelokt werden. Ze zouden er door het Afghaanse broedervolk als bevrijders onthaald worden en er bruggen bouwen en vriendschapslanen beplanten. Maar in plaats van dat hun pantservoertuigen werden bestrooid met bloemen, werden ze bestookt met mortieren of de lucht in geworpen door bermbommen. De moedja’s bestreden de Sovjetbezetters met een wrede guerrillaoorlog, die ertoe leidde dat het trotse Sovjetleger zich in 1989 met de staart tussen de benen terugtrok uit Afghanistan. Het had zich de jaren daarvoor bezondigd aan ernstige oorlogsmisdaden, door bijvoorbeeld ‘kisjlaks’ (Afghaanse nederzettingen) en hun bewoners van de bodem weg te vagen. Het bloedvergieten en de beschamende nederlaag pasten niet bij de rooskleurige berichtgeving over de oorlog in de communistische pers, waardoor de geschiedenis in de doofpot werd gestopt.

Hoewel bij het uitkomen van Zinkjongens in 1991 Wit-Rusland zich al had uitgeroepen tot onafhankelijke, democratische republiek waren er nog steeds communistische partijgetrouwen die de eerlijke verslaglegging van de schrijfster niet waardeerden. Omdat de overheid haar dankzij de persvrijheid niet kon vervolgen, werd ze in 1993 via het civiele strafrecht beschuldigd van de aantasting van de “eer en waardigheid” van een militair en een moeder. Zij waren door figuren uit het vroegere communistische bewind gestimuleerd om een aanklacht in te dienen, zogenaamd omdat hun woorden door de schrijfster niet correct waren weergegeven. De rechtszaak legde een tweedeling bloot in de samenleving tussen enerzijds mensen die trouw bleven aan de communistische leer en anderzijds mensen die het boek als protest tegen oorlog en geweld prezen. Haar criticasters haalden van alles uit de kast om Svetlana Alexijevitsj in diskrediet te brengen, bijvoorbeeld door te roepen dat ze in het westen veel geld verdiende aan de verhalen over andermans leed en rondgereden werd in een dure Mercedes. De rechtszaak resulteerde in een gedeeltelijke veroordeling, maar leidde slechts tot een geldboete. De schrijfster liet zich er niet door ontmoedigen en bleef schrijven over de ernstige gebreken en misdaden van de ineengestorte Sovjetstaat en de communistische ideologie. Zo publiceerde ze in 1997 een boek met getuigenissen van de kernramp van Tsjernobyl, in het Nederlands uitgegeven als We houden van Tsjernobyl. Ze won vele internationale literatuurprijzen met de Nobelprijs voor Literatuur in 2015 als hoogste erkenning. In het juryrapport van het Zweedse Nobelcomité werd haar verzamelde werk een ‘monument voor moed en lijden in deze tijd’ genoemd. ‘Ze biedt ons een geschiedenis van het mensdom, van emoties, van de ziel. Ze bedacht hiermee een nieuw literair genre, en dat is een groot deel van haar succes’.

Wie Zinkjongens leest zal ervaren dat de manier van schrijven literaire en documentaire stijlen combineert. De schrijfster documenteert de ervaringen van betrokkenen, maar doet dat met teksten die soms haast poëtisch aandoen. Gesproken wordt over “violette bergen”, “zuilen prikkend zand” en “grote trotse kamelen, kalm als oude mensen”, maar ook over wormpjes in de gerepatrieerde lijken van soldaten, wrede pesterijen en afranselingen door medesoldaten in legerbasissen en de gruwelijke gevolgen op het menselijke lichaam van het ontploffen van een luchtdrukbom. Aangrijpend zijn in het bijzonder de getuigenissen van de rouwende moeders. Eén van hen vertelt hoe ze hele middagen doorbrengt bij het graf van haar zoon. ‘Ik voel me alleen goed bij m’n zoon’, zo citeert de schrijfster haar, ‘Ik ben op m’n werk of daar. Daar, bij zijn graf… daar woont m’n zoon als het ware… Ik heb uitgerekend waar z’n hoofd lag… Ik ga er vlak naast zitten en vertel hem alles… Hoe m’n ochtend was, wat voor dag ik heb gehad… We halen herinneringen op.’

Het uitstekend vertaalde boek wordt afgesloten met diverse losse fragmenten die verband houden met de Wit-Russische rechtszaak tegen de schrijfster. Geciteerd worden onder andere de aanklachten en de procesuitspraak, maar ook reacties van binnen en buiten de rechtbank van tegen- en medestanders van de auteur. Eén daarvan is afkomstig van de Raad van de Verenigde Democratische Partij van Wit-Rusland en geeft een goede samenvatting van de boodschap van dit huiveringwekkende en ontluisterende boek: ‘De auteur toont aan dat de mens – de voornaamste waarde in dit leven – op misdadige wijze wordt gebruikt als radertje in een politieke machine en als kanonnenvoer wordt ingezet door ambitieuze leiders ontketende oorlogen. De dood van onze jongens op de vreemde grond van Afghanistan is door niets te rechtvaardigen.

Elke bladzijde van Zinkjongens schreeuwt: mensen, zorg dat die bloedige nachtmerrie niet nog eens gebeurt’. Ook in onze eenentwintigste eeuw heeft deze krachtige aanklacht tegen oorlog niet aan betekenis ingeboet.
 

ROTTERDAM, BRUID VAN DE MAAS

 

Het geschiedde op de voorbije woensdag van de verkiezingen. Amice Ruud van de post reikte mij een pakketje aan met daarin een boek dat mij meteen in de ban had. Op het moment van dit schrijven aan u (13.45 uur) is de opkomst van 33 procent van de kiezers een sieraad voor onze democratie. Wellicht dat het chaotische gebeuren in de stad van burgemeester Aboutaleb de gang naar het stemlokaal geïntensiveerd heeft. Ik was echter in de roes van het boek geraakt omdat het ging om Rotterdam, bruid van de Maas van Han van der Horst en uitgeverij Prometheus met de ondertitel ‘Van prehistorie tot nu’. Mijn jonge jaren bracht ik door op de oostelijke buitenschil van de Maasstad, in het dorp  Kralingseveer. Rotterdam was voor mij vaak ‘the place to be’ want er moest in die stede gepeeld , gevoetbald, geschaatst, gezeild, gewinkeld,  familie bezocht, gestudeerd, gewerkt, gekerkt, uitgegaan, kwitanties gelopen, museum bekeken, bibliotheek bezocht worden. 
Ik kan nog wel even doorgaan met het noemen van happenings die ik met of zonder ouders beleefd heb, maar mijn optie is u te zeggen dat de in 1270 ontstane stad mij gevormd heeft. Vandaar dat Rotterdam, bruid van de Maas mij zo verrassend goeddoet, want het licht de doopceel van mijn thuishaven. Liep, fietste, bromde ik met de Kaptein Mobylette, reed ik met de Renault Dauphin door de stad, dan beleefde ik het hier en nu van de Maasstad. In het recente verleden mocht ik het hier met u hebben over Rotterdam frontstad van Gerard Groeneveld, over Rotterdam onbewolkt van Peter Elenbaas en over Rotterdam 1970 – Nu van Eppo W. Notenboom. Rotterdam, bruid van de Maas vertelt het hele verhaal zoals de ondertitel zegt. In het ‘Woord vooraf’ geeft Han van der Horst zijn geloofsbrief af. Ik geef die door ook opdat u niet alleen zijn motivatie tot het schrijven van het levensjournaal van Rotterdam te weten komt, maar ook opdat u zijn toegankelijke en tintelende stijl van redigeren kunt ondergaan. Maar eerst reik ik u de tekst op de omslag van uitgever Prometheus aan. Na de twee citaten noem ik een aantal items die mij aangaande Rotterdam na aan het hart liggen. Velen van u - met eveneens de roots aan de Maas – zullen tot een andere reeks komen. Over een paar weken wisselen wij hier onze leeservaringen met elkaar uit!

Prometheus: ‘Op de Nieuwe Maas waait je altijd een frisse bries in het gezicht, vol energie en inspiratie. Zo is het ook met deze compacte geschiedenis van Rotterdam, de stad die haar lot voor altijd verbonden heeft met de rivier. In Rotterdam, bruid van de Maas vertelt Han van der Horst op beeldende wijze over deze bijzondere en niet altijd gemakkelijke relatie. Van het begin af aan beleefde Rotterdam triomfen en tragedies. De stad ontwikkelde zich met horten en stoten, met vallen en opstaan van onaanzienlijk vissersplaatsje tot de grootste haven ter wereld.
Al die tijd was het niet alleen een vrijplaats voor goederen uit de hele wereld, maar ook voor ideeën. Er hangt een lucht van vrijheid in de straten, die zich door niemand heeft laten verdrijven, niet door de ketterjagers van Alva en evenmin door de bommenwerpers van de Luftwaffe. Of noem het waarachtigheid. Rotjeknor, Roffa. Tegelijk herkenbaar en elke dag anders, want nooit af. Rotterdam, voor altijd bruid van de Maas. Steek je kop in de wind. Voel de energie en de inspiratie.’

Van der Horst: ‘Ik ben een Schiedammer in hart en nieren. Dat is heel wat anders dan een Rotterdammer. Het centrum van mijn wereld is de Koemarkt, waar vroeger het postkoetsje en later de tram vertrok in de richting van de Coolsingel. Nu ben ik er met de metro in tien minuten. Zo’n woonstede biedt een goed uitzicht op de buurstad  vanwaar men altijd met bemodderde schoenen terugkeert omdat er in het centrum steeds weer een of ander bouwproject gaande is. Op deze manier brengt de stad zijn onstuitbare dynamiek tot uiting. Vanuit het rustige Schiedam met zijn soms wat in zichzelf gekeerde mentaliteit vallen dit soort dingen op en daarom is het een ideale plek om het verleden van Rotterdam in ogenschouw te nemen. Rotterdam kent een bijzonder rijke, spectaculaire geschiedenis die niet alleen van lokale maar ook van nationale, in sommige opzichten zelfs van internationale betekenis is. Het kostte dan ook moeite dit boek binnen de perken te houden. Er is te veel dat de aandacht verdient en ik hoop dat de lezers zo nieuwsgierig worden dat zij zich zullen storten op de vele boeken en artikelen over afzonderlijke aspecten van de Rotterdamse geschiedenis. Als dit lukt, heb ik mijn doel bereikt. Tegelijkertijd besef ik dat menig liefhebber onderwerpen zal missen die hem dierbaar of essentieel voorkomen. Rotterdam is ‘beyond compare’ en voor de rest niks. Of in de woorden van de onvergetelijke en met niemand vergelijkbare Jaap Valkhoff, de grootste leidjesschrijver die ooit aan de oevers van de Maas is opgegroeid:

Ik zie de haven al
Lichtjes flonkeren van verre
Zij schijnen op de stad
Waar ik ter wereld kwam
Ik zie de haven al
Lichtjes flonkeren als sterren
Zij schijnen op de schat
Mijn eigen Rotterdam

Het had voor de hand gelegen om dit boek ‘Koningin van de Maas’ te noemen. Zo heet immers ook het officiële volkslied van de stad. Dat geeft echter de verhoudingen niet goed weer. Rotterdam is niet de heerseres van de machtige rivier die haar doorsnijdt. Zij leeft ermee in symbiose. Ze is voor altijd de bruid van de Maas. Ze kan – weer met de grote Jaap Valkhoff zingen:

Diep in m’n hart is ‘r maar een, dat ben jij
Jij bent toch alles voor mij
Zul je dat nooit vergeten
Want jij bent heus niet slecht
Wat ook een ander van je zegt
Liev’ling denk toch eens aan
Saam door ’t leven te gaan
‘k Draag dan jouw liefde voortaan
Diep in m’n hart

Ik blader door Rotterdam, bruid van de Maas en verwoord dan aan u welke stekken in mijn herinnering blijven, omdat ik er in het eertijds verkeerde of in nabije verleden vertoefde. Han van der Horst zet mij in de gang der tijden.  – Het monumentale ventilatiegebouw van de Maastunnel, waar doorheen ik decennia terug met neef Piet Bouter rende  – Molen "de Zandweg" aan de Kromme Zandweg in Charlois, waar ik ooit met  Capelle voetbalde tegen Zwart Wit – De Dordtselaan in Zuid waar ik ooit bij garage Spoormaker mijn Peugeot in onderhoud had
– Het rangeerterrein Waalhaven als belangrijke schakel van de Betuweroute, waarmee ik als wethouder van Papendrecht veel van doen had  – Nieuwbouw Zuidwijk waar naar heen mijn vriendinnetje voor kort Truus van Holst met ouders van Kralingseveer verhuisde  – Het vernieuwde Theater Zuidplein waaruit ik in onze Cultuurmix mocht rapporteren – Het hart van de wijk Oud-IJsselmonde dat sinds 1941 bij Rotterdam behoort en waar wij naar de vrouwelijke tandarts gingen – Voetbalstadion De Kuip, twintig minuten voor de aanvang van het duel Feyenoord-Ajax, waar ik met broer Jan en vader eens op 5 mei een festival vierde – Het voormalige Zuiderziekenhuis aan de Groene Hilledijk, waar ooit de moeder van mijn vrouw verpleegd werd – De SS Rotterdam in de Maashaven, waar vanaf ik u meerdere verslag van happenings mocht doen - De Wilhelminapier op de Kop van Zuid met helemaal vooraan Hotel New York, waar wij Ruud Montijn als voorzitter van de CRP uitaten – De Markthal, waar ik voor u de opening mocht beleven door Koningin Maxima -De Sint-Laurenskerk, die ik voor diensten met mijn eega vaak bezocht – De Euromast die ik vlak na de Floriade van 1960 bezocht en daar naar het ‘kraaiennest’ tuurde – De Avenue Concordia in Kralingen waar ik bij de heer Bakker extra les kreeg voor het Praktijk Diploma Boekhouden – De Kralingse Plas waarop ik ooit met schoolvriend Henk van Schaardenburgh zeilde - met de laan waaraan tante Jans diende - Het Toepad in de Esch met de lommerrijke Joodse begraafplaats en waar wij onze pijl en boog vonden  – De Prinsenmolen aan de Rotte en de Bergsche Voorplas, waar ik met neef Leen schaatste  – De ingang van Diergaarde Blijdorp aan de Van Aerssenlaan, waar vlakbij onze zoon Time een paar jaar zijn domicilie had  – De voormalige gevangenis aan de Noordsingel, waar ik ooit een naaste mocht bezoeken – Het Station Rotterdam Centraal, waar ik elke zondagavond in mijn militaire diensttijd vaarwel zei tegen mijn verloofde Jans  – Het Groot Handelsgebouw aan het Stationsplein waar wij als lui van de H.B.S. rovertje speelden – De Beukelsdijk, waaraan het gebouw van onze H.B.S. stond. – De Henegouwerlaan, waaraan ik in Maison Jordy danslessen volgde  – De Voorhaven in Delfshaven, waar onze zoon Time met zijn Bonnie het huwelijk vierde. De lust van het lezen is voor mij ook de entourage van het eigen leven kleur geven!

ROTTERDAM, BRUID VAN DE MAAS

IN DE BAN VAN EEN BETER VERLEDEN

 

Vorige week vrijdag kreeg ik een boek in handen en een dag later werd mij de actualiteit wel heel manifest. Ik las in mijn dagblad het kopje ‘Erdogan: Nederland is nazi-overblijfsel en fascist’ en ik werd erbij bepaald dat het heden moedwillig besmet kan worden door het verleden. Ik heb het over de 278 bladzijden tellende, gul geïllustreerde paperback In de ban van een beter verleden van Willem Huiberts en uitgeverij Vantilt met de ondertitel ‘Het Nederlandse fascisme 1923-1945’. De intro van het krantenstukje gaat als ‘De Turkse president Recep Tayyip Erdogan heeft in een reactie hard uitgehaald naar Nederland. Hij sprak over 'nazi-overblijfselen en fascisten' omdat Nederland de landingsrechten voor het toestel van de Turkse minister van Buitenlandse Zaken Mevlüt Çavusoglu heeft ingetrokken. Dat betekent dat het bezoek dat Çavusoglu wilde brengen aan Rotterdam, niet doorgaat.’
Ik bespaar u het artikel zelf want het gaat mij over de vreselijke verdachtmaking van een bondgenoot. Ik wil met u de komende weken een tocht maken door dit bij voorbaat spraakmakende, horizonverleggende, opzienbarende, onthullende boek. Als voorbereidend handwerk geef ik u de tekst van de omslag van de door u en mij zo beminde uitgeverij Vantilt en pluk ik van Wikipedia het een en ander over het zeg maar mondiale fascisme. Onze opdracht aan elkaar is vervolgens te traceren wat er overblijft van de beweringen van Erdogan. Onze regering heeft inmiddels protest aangetekend, Hoe zal onze reactie na lezing zijn?

Vantilt: In de ban van een beter verleden biedt een compleet overzicht van opkomst, bloei en ondergang van de fascistische politieke partijen die Nederland heeft gekend in de periode 1923-1945. Vanaf het Verbond van Actualisten (in de jaren twintig), via de Algemeene Nederlandsche Fascisten Bond van Jan Baars en het Zwart Front van Arnold Meijer (in de jaren dertig) tot de ondergang in 1945 van de NSB van Anton Mussert passeren meer dan 60 politieke partijen en partijtjes de revue. In veel gevallen uitgebreid met specifieke biografische aandacht voor de hoofdrolspelers en de media waarin zij zich profileerden. Waarom zagen in het interbellum vele tienduizenden Nederlanders zich als fascist? Voor een goed antwoord richt Willem Huberts zijn vizier op de jaren 1880-1920, waarin de samenleving op haar grondvesten schudde door alle wetenschappelijke en sociale innovaties, die de voedingsbodem van onvrede, onbehagen en ongenoegen vormden waarop het fascisme kon gedijen. Huberts onderzoekt bovendien welke raakvlakken er zijn tussen conservatisme, fascisme en nationaalsocialisme, en waarom het Nederlandse fascisme uiteindelijk in vrijwel al zijn doelstellingen heeft gefaald. Want anders dan in Italië en Duitsland is het Nederlandse fascisme er nooit in geslaagd zichzelf te positioneren als een brede politiek-maatschappelijke beweging.
Tot slot worden het Nederlandse en het generieke fascisme met elkaar vergeleken, met als opmerkelijke uitkomst dat de Nederlandse variant daar duidelijk van afwijkt – een tot dusver onbekend feit. In de ban van een beter verleden is rijk geïllustreerd met veel tot dusver onbekend beeldmateriaal van fascistische politici, activisten en fascistische politieke partijen.

Wikipedia: ‘‘Het fascisme (Italiaans: ‘fascismo’) is een extreme vorm van autoritair nationalisme en is antidemocratisch, anticommunistisch, antiliberaal, antiparlementair en anti-intellectueel. Het is een politiek stelsel dat onder meer werd ingesteld in Italië van 1922-1943. Zo is ook het nationaalsocialistisch bewind van Adolf Hitler en zijn partij de NSDAP van 1933-1945 in Duitsland fascistisch. Eén partij of persoon heeft alle macht. Door middel van partijmilities (in uniform), massademonstraties en verheerlijking van de leider probeerde men het volk tot een eenheid te smeden. Fascisme in strikte zin is Italiaans en omvat niet het Duitse nationaalsocialisme, dat een andere maatschappijopvatting met minder corporatisme   maar meer racisme heeft. Toch duidt men beide stromingen - het nationaalsocialisme en het eigenlijke fascisme - vaak samen aan met; fascisme’. In Italië was het fascisme aan de macht van 1922-1943 onder leiding van Benito Mussolini, die zich 'Il Duce' (de leider) liet noemen.

Heden ten dage heeft het de betekenis gekregen van een regeringssysteem dat op dat van Mussolini lijkt, met andere woorden een systeem dat de natie boven het individu stelt, met als uitvloeisel een in zo'n systeem legitiem gebruik van geweld, moderne  propagandatechnieken en censuur om politieke tegenstand de kop in te drukken en daarmee het bestaan van het systeem te waarborgen. Vaak worden in een dergelijk systeem de economie en de sociale maatschappij verregaand van bovenaf gecontroleerd en gereglementeerd, waarbij nationalisme (en in het bijzonder etnisch nationalisme), wordt omhelsd. De term 'fascisme' is afkomstig van de eerste door Mussolini opgerichte groepering (1919), de Fasci di Combattimento. Het Italiaanse ‘fascio’, kan 'bundel' betekenen in de zin van een politieke groepering. Ook is er verwantschap met de Latijnse term fasces ‘cum securibus’, het Oud-Romeinse symbool van autoriteit (een bundel roeden om een bijl heen, waarvan het blad uitsteekt) en het recht om straf uit te delen. Ambtsdragers in het oude Rome kregen een aantal lictoren, naargelang hun ambtelijke status, toegewezen die zulke roedenbundels voor hem uitdroegen. Het fascistische bewind verwees veelvuldig naar de gloriedagen van het Romeinse Rijk.

Het begrip 'fascisme' is niet eenduidig te definiëren. Het is een complex en gevarieerd verschijnsel dat moeilijk beknopt is te omschrijven. Toch heeft het fascisme een aantal basiskenmerken die het onderscheidt van andere politieke stromingen. Deze zijn:
Het fascisme is de tegenstander van zowel de traditioneel linkse als rechtse politieke partijen. Het fascisme minacht contemporaine conservatieve instellingen. 
Het fascisme vereert machtsvertoon en het gebruik van geweld, voor zover dat is gericht op de omverwerping van de bestaande maatschappelijke orde.
Het fascisme kent een autoritaire structuur met aan het hoofd daarvan een leider aan wie charismatische eigenschappen worden toegeschreven.
Het fascisme streeft naar de instelling van een politieke dictatuur.
Het fascisme streeft naar een totalitaire staat — de volledige controle over het maatschappelijk leven en de sociale en culturele organisaties.
Het fascisme is extreem nationalistisch. 
Het fascisme pleit voor een continue strijd om de eigen natie te kunnen doen overleven te midden van andere staten.
Het fascisme berust in hoofdzaak op de maatschappelijke middenklasse.
Het fascisme streeft naar sociale eenheid en de opheffing van alle bestaande klassen- en belangentegenstellingen.’


 

PROBEER OM TE KEREN

 

Ik wil u etaleren hoe een auteur je in de ban kan krijgen en dat doe ik met een citaat eruit op bijna het kwart van het boek. Om precies te zijn: ik reik de woorden en zinnen aan die aaneenrijgen van blz. 62 tot blz. 67. Het gaat om de 248 bladzijden tellende roman Probeer om te keren van Marijn Sikken en uitgeverij Cossee met voorin het onheilspellende motto ontleend aan De minnaar van Marguerite Duras: ‘Al heel vroeg in mijn leven was het te laat’. Ik wil u in deze aflevering van onze Cultuurmix louter en alleen mede in de roes brengen van het sprankelende en tintelende woord- en zingebruik van de debuterende Marijn Sikken (1990). Als u uit de verbale droom ontwaakt bent gaat u wis en waarachtig de hele roman Probeer om te keren tot u nemen. Als bagage voor die tocht geef ik naast het citaat eerst de inleiding die Boekhandel Athenaeum opdat u ‘in the picture’ komt van moeder Alma. Al jaar en dag verheugen wij ons in het fonds van Cossee: hier is er weer een. Wij komen elkaar nog te spreken over deze nieuwe uitgave.

Athenaeum: ‘De achttienjarige Eline heeft al haar klasgenoten zien uitvliegen: werken, studeren, tussenjaren nemen, reizen. Maar zij is gebleven en heeft een baantje in de plaatselijke Books and More Store, waar ze af en toe een oogje in het zeil houdt op Amy, de enige leeftijdgenoot die nog in de buurt is. Ook Amy is nooit uitgevlogen: ze is laagbegaafd, en sinds een noodlottige avond twee jaar geleden is ze alleen maar achteruitgegaan. De moeder van Amy ziet met gemengde gevoelens aan hoe goed de meisjes met elkaar kunnen opschieten. Zelf kan ze haar dochter soms niet uitstaan: kom op, kind, denkt ze, vroeger kon je zélf nog douchen, kon je je zélf nog aankleden. Ze betrapt zichzelf op jaloezie, op afgunst die ze voelt voor de vanzelfsprekende band die de meisjes lijken te hebben - en houdt des te krampachtiger vast aan haar dochter. De omstanders, haar echtgenoot voorop, dringen al tijden aan op een tehuis. Soms vliegen ze nu eenmaal niet uit, zeggen ze. Een moeder moet ook kunnen loslaten. Op het grote themafeest, het honderdjarig bestaan van het dorp, blijft er tot slot niets meer ongezegd. Daar, op een geïmproviseerd strand, tussen de parasols en ambachtelijke kraampjes, komt alles en iedereen samen. Marijn Sikken debuteert met een messcherpe schets vol mededogen van een kleine, oer-Hollandse gemeenschap, en toont ons hoe dicht liefde en onverschilligheid eigenlijk bij elkaar in de buurt liggen.’

Marijn Sikken: Alma ruimt de tafel af en denkt: als ik een vrolijk mens was, zou ik fluiten, dit is een handeling om bij te fluiten. Het is stil in huis. Het kastje waarin ze hagelslag, vruchtenhagel en chocoladevlokken bewaart heeft sinds kort een sleutel. Michelle heeft de neiging om pakken zoet beleg aan haar mond te zetten, de laatste keer op de weegschaal zat ze tegen de vijfentachtig kilo. Michelle zit aan tafel met haar vuisten op de rand. Witte knokkels. Ook Alma gaat aan tafel, ze neemt de plek die recht tegenover het schildpadje ligt. De volle fruitschaal staat tussen hen in als een berg die ze nog moeten beklimmen. Ze legt een appel voor Michelle neer en pakt een volgende, ze tikt het schildpadje op de vingers als die naar de appels reikt. ‘Even wachten.’ Michelles haar begint voor haar ogen te hangen. Alma hoort de kapper weer in haar hoofd: waarom knip je het niet af? Ze legt nog een appel klaar. De vruchten liggen vrolijk rood en glanzend in een rijtje op tafel. Ze weet niet waarom ze hier ineens op is gekomen. Misschien was het Frank, die volgens Eline niet meedoet met de rest. Frank bepaalt zijn eigen regels. Misschien dacht ze daarom aan het zwembad. In een van haar laatste klasjes zat een heel moeilijk figuurtje, hij ging al voor zijn C, vanbuiten doodnormaal en vanbinnen een blok beton, ook iemand met eigen regels, Alma wist niets van autisme af en zocht op Arthurs trage computer naar informatie. Uit de zwaarste gevallen, de zelfdestructieven, de agressievelingen en de types die de hele dag naar hun vingers staarden, kon nog weleens iemand ‘tevoorschijn’ komen. Als het juiste communicatiemiddel werd gevonden, de trigger, kon de grootste autist zich soms openbaren als iemand met onvermoede gevoelens en kwaliteiten. Misschien geldt zoiets ook voor Michelle en valt er aan haar ook nog iets te openbaren. ‘Michelle? Kijk eens.’ Michelle kijkt op.

‘We beginnen makkelijk. Er liggen drie appels voor je.’ Alma wijst naar de appels. ‘Je geeft er twee aan mama. Hoeveel houd je over?’ Aarzelend pakt Michelle een appel. ‘Heel goed!’ Ha! Zie je wel, daar is ze. Je moet Michelle gewoon de kans geven, op waarde schatten, je moet méér van haar durven vragen. ‘Nee, nog niet eten. We doen een spelletje. Dat is leuk, toch? Ja? Goed zo.’ Ze pakt een vierde appel en legt hem naast de andere. Dan gebaart ze dat Michelle als de sodemieter de hare moet terugleggen. ‘Nu.’ Michelle legt de appel terug. ‘Nog een keer.’ Alma zegt het rustig. Ze haalt diep adem. ‘Het is maar een spelletje, niets aan de hand. Als ik hiervan de helft weghaal, hoeveel appels zijn er dan nog?’ Michelle krabt aan haar kin. ‘Kom op, ik weet dat je het weet.’ Stilte. ‘De helft,’ zegt Alma. ‘Hoeveel is de helft?’ Dan staat Michelle op. De stoelpoten schrapen klaaglijk over de vloer. ‘Zitten.’ Het duurt lang voor Michelle weer op de stoel plaatsneemt. Aanschuiven doet ze niet. ‘Goed dan. Wijs het maar aan, laat het maar zien. De helft van vier, dat weet je wel. Dat heb je op school geleerd, net als iedereen. De helft van deze appels. Laat maar zien.’ Michelle pakt een appel. Alma wacht. Het kan nog. Ze wacht een hele tijd. Ze roept de meest geduldige versie van zichzelf op. Als Michelle een hap uit de appel neemt, pakt ze hem af. Ook de andere vruchten haalt ze van tafel. Het zijn prachtige rode appels. Ze gooit ze allemaal in de prullenbak.

Alma loopt naar het dorp. Ze komt niet vaak op het station – niet vaak en niet graag, maar ze wil het familiebezoek van haar oudste goed beginnen en dan is afhalen wel zo gezellig. Het was beter geweest als Arthur dat had gedaan, vader en dochter zijn twee handen op één buik, maar Arthur heeft nog een vergadering: ‘Altijd maar weer aan het einde van de dag. Alsof ik nog niet genoeg op die school zit.’‘Ik dacht dat je het fijn vond daar,’ zei Alma boven de koffie.‘Niet vandaag.’ En weg was hij. Het is hun trouwdag. Er steekt een krant uit een brievenbus, Alma duwt hem dieper de bus in. Over de straten zijn spandoeken opgehangen waarop het feest wordt aangekondigd. Ze kijkt even naar binnen bij de winkel: bij de kassa kamt Eline Michelles haar. Het ziet er vredig uit, als twee vogels in een nestje. Barbara en Heleen komen de drogisterij naast Barends winkel uit. Nooit verschijnen die twee los van elkaar, het zijn waarschijnlijk de oudste inwoners van het dorp. ‘Een weer, hè?’ begint de een. Haar bril heeft een donkergrijs montuur. ‘Zoveel zon,’ zegt de ander, zonder bril. ‘Nou en of.’ Alma kijkt beide dames aan. Sneeuwvlokken zijn het, uniek van dichtbij maar van enige afstand volkomen identiek. ‘Hoe is het met uw dochter?’ ‘Dat arme meidje.’ Alma wijst naar de winkel. ‘Ze zit nu bij Barend. Er wordt goed voor haar gezorgd.’ De dames knikken, hun monden hangen een beetje open. Met hun rollators pal naast elkaar blokkeren ze de hele stoep. Soms kijkt Alma ernaar uit, het echte oudzijn. ‘En het praten?’ ‘Praat ze weer?’ Ze schudt haar hoofd. Boven haar bloeit een eik. ‘De huisarts heeft goede hoop.’‘Hoop is goed.’‘Hoop is precies wat ze nodig heeft.’ ‘Dat arme kind.’ ‘Zo erg.’ Vragend kijken de dames naar haar op. ‘En het is nooit opgehelderd?’ ‘Wat er precies gebeurd is?’‘Nee.’ Alma slaat haar armen over elkaar. De spoorbomen gaan dicht, ze excuseert zich en steekt vlug de weg over. Met schrille stemmen beloven de dames dat Michelle in hun gebeden zit, hun blikken branden in haar rug. Alma is niet gelovig. Sandra stapt halverwege de trein uit, aan haar rug hangt een grote weekendtas, haar onderbenen zijn vol en wit onder een korte broek. Ze heeft haar haren geknipt en geverfd, het lichte blond heeft plaatsgemaakt voor een vlotte bruine bob. ‘Ha mam.’ Drie droge zoenen. Alma vraagt naar de reis. ‘Verveelde je je niet?’ ‘Welnee.’ Sandra vertelt hoe heerlijk ze het vindt, zo met de trein, naar buiten kijken, gesprekken afluisteren of aanknopen, een beetje lezen.  – ‘Het is altijd genieten!’ Ze steken de straat over. Ook Sandra houdt halt bij de winkel. ‘Ik zie haar niet.’ ‘Dan is ze achter. Daar voelt ze zich prettig.’ ‘Zal ik –’ Sandra is al bijna binnen. ‘Nee,’ zegt Alma. ‘Te veel indrukken. Laat haar maar even, ze wordt thuisgebracht.’ ‘Als jij denkt dat dat beter is.’ In stilte lopen ze naar huis.