Ik haast mij het u te melden: een dorp aan de rivier is voor mij door het lezen van een boek een icoon van het ware leven geworden. Wat om uiteenlopende redenen Schiedam (François Haverschmidt), Rotterdam (Ferdinand Bordewijk), Oegstgeest (Jan Wolkers), Velp (Jan Siebelink) betekenen, is nu ook Herwijnen aan de Waal in de Betuwe geworden. Voorbije weekeinde las ik in één ruk het 240 bladzijden tellende, uit de non-fictie gegrepen Een man als Daan van Rudie van Meurs en uitgeverij Bas Lubberhuizen. En ik was zoals dat heet ‘verkocht’.
Op de omslag van de paperback zien wij de hoofdpersoon Daan van Horssen die het licht zag van 1902 tot 1988. Op de kiek op de binnenzijde staat onze Daan voor zijn dijkhuis in Herwijnen. Onder de opdracht ‘Voor Hanneke’ staat een motto ontleend aan de grande dame die wij een paar weken terug in dezelfde hoedanigheid ontmoetten: Wislawa Szymborska. Was het bij ‘Er is geen leven dat nooit, Al was het maar voor een ogenblik, Onsterfelijk is geweest.’ Nu is het ‘Ook al is het leven lang, het zal altijd kort zijn Te kort om er iets aan toe te voegen.’
Geert Mak en Rudie van Meurs zetten hiermee de toon voor hun magistrale en meeslepende tocht door de levens van de drager van de naam Six en die van de naam Van Horssen. De lezer dient voor ogen gehouden dat het bestaan op aarde kortstondig is, want de negen beschreven Sixen zijn ook gewoon aan hun eindje gekomen. En ook geldt dit voor Daan, want zijn tijdbalk achterin zijn boek etaleert dat. Maar hun vergankelijkheid wordt door Mak en Van Meurs ondervangen.!
Hoe vaak heb ik met de voetballende zonen niet de dijk tussen Gorinchem en Zaltbommel met de auto bereden om op de plaatselijke voetbalvelden hun partij te laten spelen. Zo bij Herovina op het sportcomplex ‘de Kol’ in Herwijnen. Hoe vaak heb ik met mijn echtgenote niet de dijk tussen Dalem en Haaften met de fiets bereden om niet alleen te blikken op de Waal maar ook ons om te verlustigen in de zichten op Vuren, Hellouw, Arkel, Leerdam, Asperen, Acqoy, Gellicum en Beesd. Door Een man als Daan kan ik die locaties een gezicht geven. Mijn vader Leen Kaptein zaliger leefde tussen 1913 en 1990. Daan van Horssen was zijn tijdgenoot. Ons hoofd van het gezin liet bij zijn heengaan 400 getypte foliovellen na waarin hij na zijn pensionering op doktersadvies zijn levensverhaal neerlegde. Van Horssen deed dat ook via een geschriftje. Het grote verschil tussen Leen en Daan was dat de eerste zich vooral beperkte tot het registreren van familieverhalen waardoorheen het wereldgebeuren af en toe trilde en de tweede ook oog had voor het ‘buitengebeuren’. Dat Van Meurs daarbij een hand geholpen heeft zal zo blijken. Maar eerst dit. Ik bemin literaire werken die hun voedingsbodem gevonden hebben ik de realiteit die leven heet. Anders gezegd, ik stel prijs op non-fictie. Hoewel die fictie kan overstijgen.
Zo in Een mens als Daan. Ik citeer ‘Een jaar nadat ze het dode kind baart, ontmoet Sjaan een jeugdliefde uit Hellouw die Arie heet. Zij nodigt hem uit in ’t Rot, biedt hem koffie aan en als Daan binnenkomt zegt ze, dit is Arie, Dat is overbodig want de mannen kennen elkaar al heel lang. De volgende dag is hij er weer en een week later weer. ‘Hij is mijn vriend,’zegt Sjaan tegen Daan, en ze bedoelt dat Arie haar minnaar is geworden. In een moment van grote openhartigheid zegt ze: ‘Je weet hoe ik ben en wat ik wil, maar jij kunt me dat niet geven en helemaal niet meer na wat er gebeurd is. Met Arie is het anders, wat ik voor hem voel is puur lichamelijk. Tussen jou en mij kan alles blijven zoals het is, maar je moet wel weten dat ik Arie wil blijven ontmoeten.’ Daan denkt een paar dagen na en zegt dan dat Sjaan zelf mans genoeg is om te weten wat ze doet, maar hij wil niet dat Arie nog in hun huis komt.Zij antwoordt dat ze dat begrijpt. Vanaf dan wandelt Sjaan op vaste momenten, op dinsdag en zaterdag, over de dijk naar de boerderij bij het veerpad om Arie te ontmoeten, met wie ze over de Zeiving de polder in loopt waar ze zich ergens ter hoogte van de eendenkooi terugtrekken. Hij leert haar fietsen om hun afspraakjes te vergemakkelijken. Zij leert hem hoe hij haar kan behagen.’ De werkelijkheid hoeft niet in een roman bedacht te worden, de werkelijkheid is er gewoon.
Ik was op het bestaan van Een man als Daan attent gemaakt door een verhaal uit mijn lijfblad AD De Dordtenaar van voorbije woensdag 14 september. In het stuk met de titel ‘De weidsheid van Herwijnen’ krijgt een regio- of stadgenoot een spiegel voorgehouden. Het was Rudie van Meurs die, 76 jaar jong, het glaswerk in handen kreeg. Ik pluk uit het interview een voor ons relevante passage. Pr-dame Machteld de Vos stuurde mij het boek ter recensie op en ik reik u de inleiding integraal aan. Overigens: het vooraf geeft een intrigerend lokaal jaaroverzicht van het 1902 waarin Daan van Horssen geboren werd.
AD: ‘U bent 76, maar nog volop aan het schrijven. Deze maand verschijnt uw nieuwste boek Een man als Daan over Daan van Horssen die als Herwijner aan het water van de Waal een hele eeuw meemaakte. ‘Daan was in Herwijnen mijn buurman. We woonden samen aan de Waal. Hij kwam op een dag met een schriftje naar mij toe. ‘Levensloop van een arbeider’ stond er op. ‘Lees dat eens’, zei hij. Daarna heb ik heel veel avonden met hem gepraat. Altijd met één blokje kaas en een half borreltje. Geen hele, want Daan was zuinig. Daan maakte in het rivierenlandschap van Herwijnen enorme veranderingen mee. Grote armoede in z’n jeugd, stakingsleider op de steenfabriek en twee oorlogen die grote gevolgen hadden voor de mensen in de streek. Uiteindelijk werd hij wethouder. Ik ben hem als wethouder opgevolgd. Hij wilde niet zelf in de belangstelling staan. Het ging hem om de omgeving en de omstandigheden waar hij steeds tegenaan liep. Dat maakt het verhaal van Daan bijzonder. Door te beschrijven wat Daan allemaal meemaakte, scheert de wereldgeschiedenis langs deze eenvoudige dijkhuisjes aan de Waal.’
Rudie van Meurs: ‘Daan leeft in de twintigste eeuw. Hij wordt geboren aan het begin en sterft als de eeuw haar einde nadert. Die laatste avond in zijn dijkhuis, als de dood zich aankondigt, probeert hij nog te bellen. Het is laat. en als ik de telefoon opneem hoor ik iemand zwaar ademen en steunen. Ik word in die tijd lastiggevallen door mensen die het in alles met me oneens zijn; ze schelden, dreigen en hijgen. Geïrriteerd leg ik daarom neer. De volgende ochtend wordt Daan gevonden. Hij ligt op de vloer, geveld door een infarct. Hij kan zich niet meer bewegen en is nauwelijks tot spreken in staat. Een ambulance brengt hem naar het ziekenhuis. In het Gasthuis op het Nonnenveld in Gorinchem en later in het bejaardenhuis op het dorp krijgt hij nog enkele maanden respijt. Het is gestolen tijd. Ingrijpender dan de lichamelijke problemen die het infarct veroorzaken, zijn de emotionele gevolgen. Daan, de zachtmoedige, die geloofde in de verheffing van de mens, is ineens een verbitterde man, ontevreden over hoe hij zijn leven geleefd heeft, vervuld van woede.
In zijn dijkhuis is hij nooit teruggekeerd. De woning staat er nog altijd. Nietig weggedrukt tegen de helling. Vaak, als ik er langsga, voel ik spijt omdat ik toen niet geduldiger geluisterd heb naar zijn roep om hulp. Daan is vijftien jaar lang mijn buurman geweest. Een magere, tengere man die overkomt zoals hij geleefd heeft; hardwerkend, voorzichtig, zuinig en bescheiden. Zijn ogen liggen weggezonken in de kassen. Ik zie hem op de schilderijen van Permeke: met grove trekken, afgebeuld, uitgeblust, altijd op de rand van lichamelijke uitputting. Zoveel gegeven, zo weinig gekregen, Op de vroegste foto’s die ik van hem zie is hij al kaal. Op hoogtijdagen draagt hij een hoed, maar nadat zijn vrouw Sjaan is overleden, gaat hij op familiebezoek in Amerika en sindsdien draagt hij een baseballpet. Als hij sterft erven zijn zusters het kleine dijkhuisje en zesduizend gulden voor zijn begrafenis. Hij is socialist, bewogen en boos over hoe heren, boeren en bazen de arbeiders behandelen. Hij loopt aan het hoofd van stakende mensen naar het gemeentehuis, richt de Landarbeidersbond op. In het dorp waar hij woont, is hij raadslid en wethouder. Het verhaal van Daan gaat over het eenvoudige, sobere leven van een arbeider in een eeuw waarin alles verandert en voorbijgaat.
Onze huizen staan enkele honderden meters van elkaar, gescheiden door een griend en een diep gegroefd landbouwpad dat omzoomd is door wilde bramen. Voordat het steil omhoog loopt tegen de dijk, is er een splitsing naar een smal weggetje waarlangs hoge populieren staan. Aan het eind woont Daan. Zijn huis is omringd door een wonderlijk samenraapsel van schuurtjes en hokken die allemaal in elkaar overlopen. Elk heeft een eigen functie: er is een schuur om de was te doen, één voor de inmaak, een kleine schuur voor het gereedschap en één om op zomerse dagen voor te zitten en na te denken. Er zijn hokken voor konijnen en kippen, en een kot voor de varkens dat op het laatst niet meer in gebruik is; het is zo laag, dat je er alleen diep gebukt doorheen kunt gaan. Daan heeft een bultige vergroeiing aan zijn hoofd, en als ik hem voor het eerst zie, denk ik dat het komt doordat hij zich veelvuldig heeft gestoten. Ik ontmoet hem meestal in de inmaakschuur, waar een houtkachel brandt en hij onbeperkt Miss Blanche kan roken. Later, als Sjaan niet meer leeft, komen we samen in zijn huis waar hij naast een klein hondje dat Danny heet, diep wegzinkt in een bank met een plastic hoes. We drinken opgewarmde koffie die hij in de ochtend gezet heeft, want de armoede heeft hem zuinig gemaakt. Als jongen van zes legde hij erwten in pootgaten op het land en verdiende zeven stuivers per dag. Als elfjarige hielp hij mee met opsnijden van stenen in de fabriek waar zijn vader werkt. En als jongeman maait hij op één dag drie morgens koren, en is de grond doorweekt van zijn zweet.
Eens gaf hij mij een dik schrift waarin hij zijn levensverhaal heeft opgeschreven. Op de kaft staat ‘Levensloop van een arbeider’. Het is een tamelijk zakelijk relaas over een bestaan van nog maar heel kortgeleden, dat toch al verre geschiedenis lijkt. Samen hebben we er avonden lang over gepraat. Hij komt, op mijn verzoek, met allerlei aanvullingen en soms emotionele herinneringen die hij in zijn geheugen gegraven had. Hij vertelt over zijn tochten door de polder, spreekt schoorvoetend over liefde, leed en bedrog, verhaalt over het leven aan de dijk, de onwetendheid, de seksuele moraal en over zijn eigen grote verdriet.Ten slotte besluiten we dat ik een boek over zijn leven zal maken, hier en daar aangevuld met herinneringen van tijdgenoten, die Daan hebben gekend en deel uitmaakten van zijn leven en werk. Een boek over het leven van een arbeider in de twintigste eeuw in een geïsoleerd Betuws dorp. Het bestaan is hard, aangrijpend en kortstondig, maar door mensen als Daan die durven te vechten voor recht en rechtvaardigheid wordt het draaglijk.’
Ik roep het u met vreugde toe: een roman uit 1962 die al jaar en dag klassiek is, heeft een ongecensureerde en volledige remake mogen beleven. Een paar maanden terug, bij mijn introductie van zijn evenknie ‘From here to Eternity’ kondigde ik die al aan. Het gaat om de 526 bladzijden tellende, verfilmde klassieker The Thin Red Line van James Jones en Karakter Uitgevers met voorin het toonzettende motto ‘There’s only a thin red line between the sane and the mad’, dat ontleend is aan een oud Amerikaans gezegde. In 1998 zag ik met de drie kids de dramatische oorlogsfilm The Thin Red Line onder regie van Terrence Malick. Malick baseerde het scenario op het boek van James Jones over de Slag om Guadalcanal tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij zou twintig jaar bezig geweest zijn met de voorbereiding van de film en er wegens geldnood bijna de brui aan gegeven hebben, totdat 20th Century Fox meer geld op tafel legde. The Thin Red Line werd genomineerd voor zeven Academy Awards, waaronder die voor beste film, beste scenario en beste regie. The Thin Red Line brengt het relaas van de zestigkoppige compagnie C (Charlie Company), behorend tot de Amerikaanse strijdkrachten die het door de Japanners bezette eiland Guadalcanal moeten heroveren. Onder het bevel van een verbitterde en ambitieuze overste (Nick Nolte) wordt een groep jonge soldaten een onneembare heuvel opgejaagd. De kijker ondergaat de waanzin van dit bevel door de doodsbange ogen van deze jonge soldaten. De film is redelijk filosofisch en moet het vooral hebben van de prachtig in beeld gebrachte scènes, met een nauwkeurige aandacht voor contrast en menselijke ellende. Zo confronteert de regisseur de kijker met de paradox tussen het geweld van de oorlog en de paradijselijke natuur van de eilanden in de Stille Oceaan, en brengt hij het verhaal van de individuele soldaten.
The Thin Red Line is dus zeker geen heroïsche film maar zet aan tot nadenken. In die zin gaat hij dus zeker op als een anti-oorlogsfilm, ook al omdat aan de Japanse soldaten een menselijk gezicht gegeven wordt. De film viel bij ons vieren geweldig goed, maar ik haast mij te zeggen dat het boek van meet af aan mij in de ban had. Ik zal u daarvan het bewijs geven door de eerste drie bladzijden integraal u aan te reiken. Maar vooraf citeer ik de uitgever met de tekst op de omslag, opdat u ‘The Thin Red Line’ de gewenste context kunt geven. Zullen wij met elkaar afspreken dat wij over een paar weken elkaar opnieuw om deze klassieker ontmoeten? De herfst zal literaire tinten krijgen!
De uitgever: ‘De mannen van Charlie Company - 'Mad' 1st Sgt. Eddie Welsh, Pvt. 1st Class Don Doll, Pvt. John Bell, Capt. James Stein, Cpl. Fife, en tientallen net als zij - zijn vastberaden om koste wat kost het eiland Gualdalcanal in de Stille Oceaan op de Japanners te veroveren. Dit is hun verhaal: een huiveringwekkend en realistisch portret van hun helse beproevingen. Van de met valstrikken vergeven moerassen, de ondoordringbare oerwouden tot de kapotgeschoten berghellingen, vechten de soldaten zich moeizaam voort tegen een vijand die geen voetbreedte toegeeft. Een vijand die zich liever doodvecht dan zich overgeeft. Helse hitte en nagenoeg onophoudelijke regen maken de soldaten moedeloos en verzwakt. Tijdens de voortslepende, bloederige veldslag verdienen sommigen medailles door heldhaftig optreden en doen anderen er alles aan om geëvacueerd te worden zodat ze niet in een modderig graf eindigen. Maar allemaal komen ze erachter dat er een hele dunne lijn loopt tussen de levenden en de doden in dit onvergetelijke portret van wat mensen in oorlogstijd moeten doorstaan.’
James Jones: ‘In het eerste grauwe licht van de dageraad waren de twee transportschepen vanuit het zuiden komen aansluipen; geruisloos sneed hun omvangrijke romp door het water, dat hen met zijn nog veel grotere massa zwijgend droeg, de schepen even grijs als de dageraad die ze camoufleerde. Nu lagen ze in de frisse vroege ochtend van een prachtige tropische dag stilletjes voor anker in de zeestraat, dichter bij het ene eiland dan bij het andere, dat niet meer was dan een wolkenbank aan de horizon. Voor de bemanningsleden was dit routinewerk, een karwei dat ze al zo vaak hadden gedaan: het aan land brengen van verse troepen. Maar voor de mannen die de lading infanteristen van deze reis vormden, was het geen routine. Voor hen was het karwei nieuw en het wekte zowel doffe angst als gespannen verwachting. Voor de aankomst, tijdens de lange zeereis hierheen, was de houding van de mannen cynisch geweest, cynisch in alle oprechtheid, want het was voor hen als leden van een oude bestaande divisie geen pose; ze beseften heel goed dat ze maar lading waren. Dat waren ze hun hele leven al, en ze werden altijd benedendeks gestouwd. Ze waren er niet alleen aan gewend, ze verwachtten niet anders. Maar nu ze hier waren en werden geconfronteerd met de realiteit van dit eiland waarover ze in de kranten zoveel hadden gelezen, liet hun zelfvertrouwen hen een ogenblik in de steek. Want al waren ze dan mannen van een oude vooroorlogse divisie, hier zouden ze hun vuurdoop ondergaan.
Terwijl ze zich klaarmaakten om aan land te gaan, twijfelde in theorie niemand eraan dat een zeker percentage van de mannen op dit eiland de dood zou vinden wanneer ze eenmaal voet aan wal hadden gezet. Maar niemand verwachtte een van hen te zijn. Toch was het een ontzagwekkende gedachte, en toen de eerste contingenten moeizaam aan dek kwamen om zich op te stellen met hun volledige uitrusting, gingen alle blikken onmiddellijk naar dat eiland waar ze afgezet zouden worden en achtergelaten en dat misschien het graf van een vriend zou worden.
Het uitzicht vanaf het dek was prachtig. In de stralende zonneschijn van de vroege tropenochtend, die het rustige water van de zeestraat deed schitteren, bewoog een frisse zeebries de geveerde bladeren van minuscule kokospalmen achter het wazige strand van het dichtstbijzijnde eiland. Het was nog te vroeg om onaangenaam heet te zijn. Hier waren ineens eindeloze verten en het uitzicht over zee werd nergens belemmerd. Dezelfde zilte zeebries streek zacht over de dekken, door de opbouw van de schepen en langs de oren en de gezichten van de soldaten. Na de overdaad aan menselijke uitwasemingen van longen, voeten, oksels en kruizen die de reukpapillen had lamgelegd in de ruimen, was de bries dubbel weldadig voor de neus. Achter de kleine kokospalmen op het eiland verrees groen oerwoud tot aan gele heuvels, die op hun beurt de uitlopers waren van massieve, in een blauwe waas gehulde bergen die zich hoog verhieven in de heldere lucht. ‘Zo, dus dit is Guadalcanal,’ zei een man aan de reling, en hij spuwde tabakssap langs de scheepswand omlaag. ‘Ja, wat dacht je goddomme dan dat het was, Tahiti?’ zei een ander. De eerste man zuchtte en fluimde nogmaals. ‘Nou, het is er een mooie ochtend voor.’ ‘Jezus, mijn kont sleept zowat over de grond,’ klaagde een derde zenuwachtig. ‘Al die zooi.’ Hij hees de zware gevechtsbepakking hogerop. ‘D’r sleept binnenkort wel meer dan alleen je kont,’ zei de eerste man. Kleine, keverachtige vaartuigen, die de mannen herkenden als landingsvaartuigen voor infanterie, kwamen al vanaf de kust aanzetten; sommige cirkelden gehaast in het rond, andere koersten regelrecht naar de schepen. De mannen staken sigaretten op. Schuifelend over het dek verzamelden ze zich. De scherpe commando’s van de pelotonscommandanten en onderofficieren doorbraken hun nerveuze gesprekken en formeerden de kudde. Toen ze eenmaal opgesteld waren moesten ze, zoals gewoonlijk, wachten.
Het eerste LCU dat hen bereikte, voer op een meter of dertig afstand om het voorste transportschip heen, hevig stampend op de lage hekgolven, bemand door twee kerels met uniformpet en overhemd zonder mouw. De man die niet stuurde hield zich aan de dol vast om zijn evenwicht te bewaren en keek omhoog naar het schip. ‘Kijk es wat we daar hebben. Nog meer kanonnenvoer voor de jappen,’ riep hij opgewekt uit. De pruimende man aan de reling maalde met zijn kaken en fluimde toen onaangedaan een dunne bruine straal tabakssap overboord. Aan dek bleven de soldaten wachten. Beneden in het ruim van het voorschip hielden de militairen van de derde compagnie van het eerste regiment, beter bekend als de C-staat-voor-Charlie-compagnie, zich op in de verbindingsgang tussen ruim twee en drie en in de smalle gangpaden tussen de kooien. Charlie was de vierde compagnie op de lijst om langs het derde klimnet aan bakboordzijde van boord te gaan. De mannen wisten dat ze nog lang te wachten hadden. Ze vatten de gang van zaken dan ook beduidend minder stoïcijns op dan de soldaten van de eerste landingsgolf, die nu aan dek stonden en het eerst van schip mochten. Bovendien was het al buitengewoon heet in ruim twee. En C-staat-voor-Charlie zat daar nog een ruim achter. Ook was er amper plaats om te zitten. De kooien, vijf boven elkaar en soms zes op plaatsen waar het plafond wat hoger was, lagen vol uitrustingsstukken van de infanterie, gereed om om te hangen, die nergens anders konden liggen. En dus was er op de kooien geen ruimte om te zitten, maar zelfs al was die er geweest, dan nog waren de kooien onbruikbaar als zitplaats: ze waren met zo weinig tussenruimte vastgemaakt aan de pijpen die aan dek en plafond waren geklonken, dat je er alleen op kon liggen. Als je een poging deed om op je bed te gaan zitten, dan zakte je achterste weg in de singels die tussen het metalen frame waren gespannen en kwam je schedel hardhandig in aanraking met het frame van het bed erboven. De enige plek was de vloer zelf, bezaaid met peukjes van nerveuze rokers en vol uitgestrekte ledematen. Het was óf dit, óf ronddwalen door het oerwoud van pijpleidingen die elke beschikbare centimeter in beslag namen, en proberen niet op de benen en lijven te trappen. De stank van scheten, adem en zweet van zoveel mannen die door de lange zeereis last van hun ingewanden hadden, was overweldigend geweest als je reukzintuig zichzelf niet genadiglijk dood had gehouden.
Het is fraai en waar: ik kreeg van Ruud, onze man van de post een paperback aangereikt en wilde meteen traceren of de slogan op de omslag waarheidsgetrouw is. Want zo las ik: ‘Meeslepende roman over liefde en loyaliteit ten tijde van de slavernij in de Verenigde Staten’. Ik nam de eerste drie bladzijden tot mij en was in de ban. Het gaat om het 406 pagina’s tellende Terug naar het Zuiden van de in Canada geboren Kathleen Grissom en van Ambo Anthos. Stagiaire marketing Simone van der Veen had het werk opgestuurd en nu al wil ik u melden dat de roman er is. U weet het al jaar en dag van mij: ik bemin vooral literaire werken die ingebed zijn in de realiteit van het bestaan. Anders gezegd; ik geef de voorkeur aan boeken uit het non-fictieve genre, aan boeken die mij een inkijk geven in het gepasseerde leven, aan boeken die mij het leven beter doen verstaan. En als het historie gaat, om boeken die een getrouw beeld aanreiken over het geleefde leven. De voorwaarden die is stel zijn wel; het thema moet mij aanspreken en de taal waarin vervat dient mooi te zijn. Aan deze twee eisen voldoet Kathleen Grissom met haar Terug naar het Zuiden ten volle. Ik zal dat illustreren door de tekst van de uitgever op de omslag (thema) en haar entree (taal) aan u door te geven. Wat ik vervolgens zeg ligt voor de hand: over een paar weken wisselen wij hier en elders onze leeservaringen met elkaar uit. Overigens, een aantal jaren terug waren u en ik zeer enthousiast over Grissoms Het keukenhuis. Een gewaarschuwd man telt voor twee, een getipte lezer ook!
Ambo Anthos: ‘Jamie - zoon van een plantage-eigenaar en een slavin - vermoordt als jonge jongen zijn vader en ontvlucht de plantage in Virginia. Eenmaal in Philadelphia gaat hij door het leven als een welgestelde blanke edelsmid. Maar dan komt hem ter ore dat zijn dierbare jonge hulp Pan gevangengenomen is om te worden verkocht als slaaf. Pans vader, die Jamie liefdevol opnam na diens vlucht, smeekt hem zijn zoon te zoeken. Jamie kan niet anders dan de reis terug naar Virginia aanvaarden, al beseft hij dat dit hem gevaarlijk dicht bij de oude plantage brengt en bij de meedogenloze slavenvanger die nog steeds naar hem op jacht is.
Met Terug naar het Zuiden heeft Kathleen Grissom een meeslepende roman geschreven over slavernij en de Underground Railroad-smokkelroutes, die duizenden slaven op weg naar de vrijheid hielpen.’
Kathleen Grissom: ‘Maart 1830, Philadelphia James Roberts vertrouwde klop op de deur kwam terwijl ik net een miniatuurportret van mezelf zat te bestuderen. Het kleine schilderijtje, bedoeld als afscheidsgeschenk aan mijn geliefde, was zojuist bezorgd en ik zat na te denken over de interpretatie van de kunstenares. Ik moest toegeven dat het een goed idee van juffrouw Peale was geweest om mijn gezicht en profil af te beelden, zodat het donkere lapje over mijn linkeroog buiten beeld bleef. Ook had ze mijn gelaatstrekken in mijn drieëndertigste levensjaar goed getroffen: de lengte van mijn ovale gezicht, mijn arendsneus en het kuiltje in mijn vierkante kin. Maar ik was minder te spreken over de strenge uitdrukking die ze mijn mond had meegegeven. Robert klopte nogmaals. ‘Ja,’ riep ik en mijn butler trad binnen. ‘Een brief, meneer,’ kondigde hij aan terwijl hij naar me toe liep. Ik nam de brief van het blad en herkende het handschrift. Robert keek me bezorgd aan, maar een belletje boven de schoorsteen rinkelde één keer, ten teken dat hij elders nodig was. Gelukkig verliet hij snel de kamer. Nu ik weer alleen was, verbrak ik het zegel. Carolines eenvoudige woorden waren zo krachtig dat het vel papier trilde in mijn hand. Liefste, vanavond zal ik je zien. je c.’Ik ontliep haar al weken, maar vanavond was mijn aanwezigheid verplicht en nu was Caroline van plan te komen. Hoewel ik ernaar hunkerde om haar te zien, was ik vervuld van angst. Er was niet veel tijd meer en ik kon het niet langer uitstellen. Vanavond moest ik haar de waarheid vertellen, al zou ik haar daardoor vrijwel zeker verliezen. En haar verliezen was mijn leven verliezen. Weer stond Robert voor de deur, maar deze keer kwam hij na een scherpe roffel uit zichzelf binnen. Hij keek ongemakkelijk om zich heen, alsof hij niet goed wist hoe hij zijn volgende boodschap moest brengen.
‘Wat is er, Robert?’ vroeg ik uiteindelijk. ‘Er is iemand om u te spreken, meneer,’ zei hij, terwijl zijn blik over me heen gleed en kort op de brief bleef rusten. ‘De bezoeker staat… bij de achterdeur,’ voegde hij eraan toe, waarmee hij aangaf dat het natuurlijk een kleurling was. Robert zweeg even alsof hij naar woorden zocht, heel ongebruikelijk voor deze wereldwijze man die mijn huishouding bestierde. ‘Zijn naam is Henry.’ Ik verstijfde. Dat kon toch zeker niet? We hadden een overeenkomst! ‘Ik moest van hem zeggen dat hij Pans vader is,’ voegde Robert er voorzichtig aan toe. Het was Henry dus toch! Ik stond abrupt op. Toen, om mijn schrik te verbergen, klopte ik de mouwen van mijn jas af. ‘Laat hem in de keuken wachten,’ beval ik, tot ik bedacht dat ik liever volledige privacy zou willen. ‘Nee. Breng hem naar mijn studeerkamer.’ ‘Uw studeerkamer, meneer?’ Robert zette grote ogen op. Mijn studeerkamer, mijn persoonlijke werkruimte, stond zelden open voor iemand anders dan Robert, en dan nog alleen om schoon te maken. Zo was het al jaren. ‘Ja, mijn studeerkamer,’ zei ik met enige ergernis en mijn butler maakte zich snel uit de voeten. Henry stond vlak achter de drempel van de studeerkamer te wachten. Ik deed de brede dubbele deuren zorgvuldig achter me dicht en liep voorzichtig langs de twee tekentafels naar mijn bureau. De drie hoge ramen in deze kamer lieten nog zoveel schemerlicht door dat Henry me kon volgen. Ik nam plaats en knikte naar de stoel tegenover me, maar de bezoeker negeerde mijn wenk en bleef met zijn donkere vingers zenuwachtig de vormen van de rafelige bruine hoed in zijn handen aftasten. Ik was even verrast geweest toen ik zijn grijze haar zag, maar toen herinnerde ik me dat er jaren waren verstreken sinds ik hem voor het laatst had gezien. Hij verspilde geen tijd aan beleefdheidsfrasen en barstte los: ‘Mijn jongen weg! Mijn Pan weg! Zij hem gepakt. Ik weet dit. U moet mij helpen!’ ‘Alsjeblieft, Henry! Niet zo snel! Waar heb je het over? Waar is Pan? Hoe bedoel je, hij is weg?’ ‘Dit de derde dag. De hele tijd denk ik hij werk hier in de keuken. Toen hij zondag niet kom, zoals anders, ik denk hij ben hier nodig. Maar toen hoor ik nog twee jongens ben gepakt bij de dokken. Laatste keer dat ik hem zie, ik zeg: “Jij blijf weg bij die scheepswerf, die mannen grijp jou, zet jou op een boot en verkoop jou in het zuiden.” Daarvoor ben ik hier, voor zelf te kijken, en nu zeg Molly zij heb Pan al in geen twee dagen niet gezien en zij denk hij ben bij mij.’ Mijn kokkin had er niets over gezegd. ‘Waarom is Molly niet met haar zorgen naar mij toe gekomen?’ ‘Zij zeg u zo druk met de zaak verkopen en gauw op reis, u hoef niet te zoeken naar uw hulpje.’ ‘Pan is meer voor me dan een hulpje, dat weet je, Henry.’ ‘Ik weet dat, meneer Burton. U heel goed voor hem. Hij leer over die boeken, net als u, en hij leer in huis van blanke mensen werken.’ ‘Hij is een snelle leerling,’ zei ik. ‘M’n jongen ga nooit niet alleen weg zo. Elke zondag hij kom meteen naar mij toe en hij ga maandagmorgen terug, zoals altijd.’ Ik probeerde te bedenken wanneer ik Pan voor het laatst had gezien. Was het niet gisteren dat hij toestemming vroeg om een boek uit mijn bibliotheek te halen? Of was dat al twee dagen geleden? Ik had het zo druk met mijn eigen beslommeringen…
‘Hij een goeie jongen, hij geloof niet dat niemand hem kwaad wil doen. Ik zeg hele tijd tegen hem: “Pas op voor die nikkerhandelaren.” Hij twaalf jaar, precies de leeftijd die zij zoek. Zij doe hem op boot, ga die rivier af en verkoop hem voor slaaf. U weet waar ik het over heb!”’ Henry’s stem werd luider en ik legde mijn vinger op mijn lippen. Henry boog zich naar me toe en fluisterde luid: ‘U weet waar ik het over heb!’ Dat wist ik! Dat wist ik zeker!
Vorige week mocht ik u het bestaan aankondigen van een heerlijke doch eenvoudige culinaire gids. Luisteraars en lezers waren zo opeens ‘in the mood’ voor dit gerechtenboek dat zij mij vroegen met een aantal recepten uit de kast te komen. Het ging om de 320 bladzijden tellende, kleurrijk geïllustreerde paperback Lekker & Simpel van Jorit van Daalen Buissant des Amorie en Sofie Chanou en Bertram + de Leeuw Uitgevers met de ondertitel ‘200 hoofdgerechten’. Bij mijn eerste introductie reikte ik u de tekst op de omslag aan. Nu geef ik u een vijftal recepten door. Maar eerst geef ik u integraal het Voorwoord opdat u de doopceel van de auteurs kunt lichten.
Onze schoondochter Bonnie uit Voorburg is op het moment van schrijven hoogzwanger. Ik zal haar over een paar weken het oordeel over Lekker & Simpel vragen, want zij is niet alleen een goede moeder maar ook een volleerde prinses in de keuken. Ik pluk nu vijf maal uit de sectie ‘De lekkerste pastarecepten’. De andere acht secties, zoals ‘Vlees/Vis’, komen nog aan de beurt!
Het voorwoord: ‘Wat eten we vandaag?’ is een vraag die dagelijks in veel huishoudens wordt gesteld. Het antwoord op deze vraag is niet altijd even makkelijk. Laat staan op een gewone doordeweekse dag wanneer je hongerig thuis komt en geen zin hebt om lang in de keuken te staan. Om anderen te helpen met het beantwoorden van deze vraag zijn we ongeveer vijf jaar geleden lekkerensimpel.com begonnen, een foodblog waarop we vanaf dag één elke dag een recept hebben geplaatst. Al snel stopten we dagelijks veel uren in het bedenken, koken en plaatsen van recepten. Zelfs zoveel tijd, dat Sofie zich inmiddels alweer twee jaar fulltime richt op Lekker & Simpel. Van een handvol bezoekers per dag zijn we uitgegroeid naar 400.000 unieke bezoekers per maand. Met het tweejarig bestaan van Lekker & Simpel hebben we een kookboek gemaakt. Het Lekker & Simpel Kookboek was binnen een mum van tijd uitverkocht en nergens meer te verkrijgen.
Na heel veel mailtjes en berichtjes op social media hebben we besloten om een tweede kookboek uit te brengen ter ere van ons vijfjarig jubileum. Dit boek ligt nu voor je. We hebben gemerkt dat er vooral behoefte is aan recepten en inspiratie voor het avondeten en daarom bevat dit boek maar liefst 200 hoofdgerechten. Van de lekkerste pastagerechten tot een Italiaanse aardappelschotel en van een nachosalade tot een recept voor kapsalon met rösti. Met dit kookboek kun je dus wel even vooruit. Alle recepten zijn vanzelfsprekend simpel om te maken, ze zijn lekker en over het algemeen snel klaar. Alle ingrediënten kun je gewoon bij de supermarkt kopen. Met dit kookboek is het antwoord op de vraag ‘wat eten we vandaag?’ niet moeilijk meer! Heel veel plezier met dit kookboek en als je nog meer inspiratie zoekt, kijk dan ook eens op onze website lekkerensimpel.com.
De greep van vijf:
1) Pasta kip-pestosaus: Recept voor 2 personen. Bereidingstijd: 20-25 min. 2 kipfilets 4 el pesto 2 el crème fraîche 1 ui 1 rode peper 1 teen knoflook 50 gr rucola cherrytomaten zout/peper 1 tl Italiaanse krui den 150 gr pasta evt. champignons, paprika, courgette, geraspte kaas. Snijd de kipfilet in stukjes. Breng de kip op smaak met zout, peper en Italiaanse kruiden. Zet een pan water op en kook de pasta volgens de bereidingswijze op het pak. Snipper het uitje en snijd de rode peper en knoflook fijn. Snijd ook de cherrytomaten in tweeën of vieren. Giet een scheutje olie in een pan en bak de blokjes kip gaar (circa 4-5 minuten). Voeg vervolgens de ui, rode peper, cherrytomaten en knoflook toe. Na circa 2 minuten voeg je de pesto en crème fra che toe en laat je het geheel opwarmen. Serveer de pasta met de kip-pesto saus en eventueel met rucola. Tip: Ook lekker met champignons, stukjes paprika of courgette.
2) 15 minuten paprikasaus: Recept voor 2 personen. Bereidingstijd:15 min. 2 paprika’s 1 ui 1 teen knoflook 2 tl tomatenpuree 1 tl Italiaanse krui den snufje zout en peper 250 ml (groenten)bouillon evt. allesbinder of maïzena 150 gr pasta Zet een pan water op en kook de pasta volgens de bereidingswijze op het pak. Snijd de ui, paprika en knoflook in stukjes. Giet een scheutje olie in een pan en bak de ui, paprika en knoflook 2-3 minuten aan. Voeg dan de tomaten - puree toe en bak dit 1 minuut mee. Daarna voeg je de bouillon en de kruiden toe. Laat dit een paar minuten koken. Pureer vervolgens de saus met een staafmixer en zet de saus terug op het vuur. Voeg eventueel een beetje allesbinder toe om de saus wat dikker te maken of laat de saus een beetje inkoken. Serveer de paprikasaus met pasta of kies eens voor rijst of couscous.
3) 15 minuten tomatensaus: Recept voor 2 personen. Bereidingstijd:15 min. 400 gr tomatenblokjes 1 ui 1 teen knoflook 2 tl tomatenpuree snufje zout en peper 2 el Italiaanse kruiden evt. hamblokjes of gehakt 150 gr pasta Zet een pan water op en kook de pasta volgens de bereidingswijze op het pak. Snijd de ui en knoflook fijn. Giet een scheutje olie in een pan en bak de ui en knoflook aan. Voeg dan de tomatenpuree toe en bak dit 1 minuut mee. Vervolgens voeg je de tomatenblokjes en de kruiden toe. Laat de saus een minuut of 5 pruttelen. Je kunt de saus vervolgens pure - ren. Serveer de tomatensaus met pasta. Tip: De vleesliefhebbers kunnen gehakt of ham - blokjes aan de saus toevoegen.
4) Mac & cheese met spinazie: Recept voor 2 personen. Bereidingstijd:20 min. 150 gr macaroni 300 ml melk 200 ml water 400 gr verse spinazie 100 gr hamreepjes 100 ml Griekse yoghurt 75 gr geraspte kaas snufje zout en peper Doe de macaroni in een pan samen met 300 ml melk en 200 ml water. Breng het geheel aan de kook en laat de macaroni circa 8 minuten koken. Let op: blijf ondertussen goed roeren. Als de macaroni gekookt is en bijna al het vocht verdwenen, zet je het vuur uit. Voeg de geraspte kaas, Griekse yoghurt, hamreepjes en de verse spinazie toe. Meng alles goed door elkaar en zet na een paar minuten het vuur uit. Breng het geheel op smaak met zout en peper.
5) Lasagne met paprika: Recept voor 2personen. Bereidingstijd:15 min.+30-45 min. in de oven. 200 gr gehakt 1 blikje tomatenpuree 200 ml tomatensaus 1 ui 1 teen knoflook 1 pot geroosterde paprika’s 4 el mascarpone olijfolie scheutje melk handje geraspte kaas snufje zout en peper 1 el Italiaanse kruiden lasagnebladen boter of olijfolie (v00r invetten) Verwarm de oven voor op 200 graden. Giet een scheutje olijfolie in een pan en bak het gehakt gaar. Ondertussen snipper je de ui en snijd je de knoflook fijn. Als het gehakt gaar is voeg je de ui en knoflook toe en bak je dit ongeveer 2 minuten. Voeg dan de tomatenpuree toe en bak dit 1 minuut mee. Daarna voeg je de kruiden en de tomatensaus toe en meng je alles goed door elkaar. Laat de saus een minuut of 5 pruttelen en zet het vuur dan uit. Meng in een bakje de mascarpone met een handje geraspte kaas en een scheut melk. Vervolgens kun je laagjes gaan maken: een laagje lasagnebladen, een laagje gehakt-tomatensaus, een laagje lasagnebladen, één geroosterde paprika in zijn geheel, een laagje gehakt-tomatensaus, een laagje lasagnebladen. Ga zo door totdat je ingevette ovenschaal vol zit. Eindig met een laagje lasagnebladen waar je de mascarponesaus overheen giet. Strooi eventueel nog een beetje geraspte kaas over de ovenschotel en zet het 30-45 minuten in de oven.
Een adembenemend mooi, een reusachtig opwindend, een wonderbaarlijk informatief, een tintelend toegankelijk, een spannend, een horizonverleggend boek heb ik voor u. Een groot en groots werk dat onze medebewoners van de aarde in de zon zet. Het gaat om het 88 bladzijden tellende, van meet tot finish oogverblindend geïllustreerde De Grote Dierenatlas van Lucy Letherland, Rachel Williams, Emily Hawkins en van uitgeverij Rubinstein. Met de veelzeggende ondertitel ‘Een collectie verhalen over dieren: hun buitengewone gedrag, onmisbare gebeurtenissen en heldhaftige reizen’. Het geschiedde voorbije maandagmiddag: onze jongste kleinzoon Guus uit Voorburg kwam bij ons logeren, omdat zijn vader de jaarlijkse Johan de Wittlezing in Dordrecht voor zijn rekening had genomen. Ik had voor Guus van drie een aardig boek op het leesbankje neergelegd, maar de man had alleen maar oog voor het ondergeschoven kind op een andere stapel. U begrijpt het al: het ging om de oogverblindende, meeslepende, ontdekkende, originele en opzienbarende atlas van Rubinstein.
Het persbericht van pr-dame Eva Brobbel had mij al op het spoor gezet. Zij schreef o.a. ‘Een giga groot boek, vol feiten en weetje over de meest bijzondere dieren op aarde. Reis mee over de continenten naar de paradijsvogels in Nieuw-Guinea, de bultrugwalvissen in Chili of de nijlpaarden in Botswana, Je leert over hun boeiende gedrag en hun specifieke eigenaardigheden. Wist je bijvoorbeeld dat vleermuizen per nacht twee keer hun gewicht eten aan fruit? Of dat schildpadden met hun peddelachtige poten snelheden kunnen bereiken van tegen de 60 kilometer per uur? Of dat het vogelbekdier samen met zijn voedsel wat grind oplepelt uit de rivier? Hiermee maalt hij zijn eten, omdat hij geen tanden heeft!’ De omslag van de hardcover vult Eva aan met ‘Deze atlas is een ode aan de ongelooflijke manier waarop dieren overleven in het wild. Met elke pagina die je omslaat, ontmoet je nieuwe dieren, leer je over hun verbazingwekkende gedrag en bizarre reizen die ze maken naar alle uithoeken van de wereld. Leer deze dieren en hun unieke plek in de wereld kennen. Met welk dier ga jij vandaag op avontuur?
Een gigantisch groot boek, vol feiten en weetjes over de meest bijzondere dieren waaronder de paradijsvogel, het vogelbekdier, de anaconda en de bultrugwalvis!’
Het eerst chapiter draagt als titel ‘Stap in de avontuurlijke wereld van de dieren …’ en kent als items gnoe, fruitvleermuis, nijlpaard, sardine, groene zeeschildpad, ijsbeer, papegaaiduiker, honingbij, kerkuil, Siberische tijger, pandabeer, orang-oetang, paradijsvogel, prieelvogel, vogelbekdier, ronde kangoeroe, rode zalm, narval, kariboe, zwarte beer, pauw, kolibrie, leguaan, bladsnijdersmier, bultrugwalvis, zeeleeuw, groene anaconda, noordse stern, keizerspinguïn, Aziatische olifant, zeeleeuw. De kleine afbeeldingen zijn zo treffend dat ze de atlas inlokken! Onze kleinzoon Guus kreeg bij zijn komst op aarde van zijn ouders Time en Bonnie een stoffen uil. Waar de peuter ook heen gaat, naar de geitenboerderij in Zoeterwoude, naar de dierentuin in Blijdorp, naar zijn oma’s en opa’s in Puttershoek of Papendrecht, naar zijn ooms en tantes in Sliedrecht of Vleuten, de uil gaat met hem mee. Het spreekt voor zich dat wij als grootouders eerst met Guus in De Grote Dierenatlas het verhaal ‘Kerkuilen, Zuid-Frankrijk’ gaan verkennen. Hoe dat bij Guus overkwam hoort u nog!
Voorlopig tot slot: deze atlas is een lust voor het oog en een streling van het gemoed!