06-10-2017

OVER ROTTERDAM

Een oogverblindend, hartveroverend fotoalbum zonder weerga leg ik voor u in de showroom, vooral omdat het in kleurrijke beelden het hier en nu van mijn stad van geboorte laat zien, maar mij ook laadt met nostalgische gevoelens. Het gaat om het 204 grote bladzijden tellende, in oblong formaat uitgevoerde kijkboek Over Rotterdam van fotograaf Karel Tomeï samen met scribent Martine van Rooijen en uitgeverij Scriptum. Ik nam voorbije weekend het scala van eminente fotobladen tot mij en uren lang verwijlde ik in hogere sferen boven het stedelijke domein van mijn eerste decennia levensjaren.
Mijn jonge jaren bracht ik door op de oostelijke buitenschil van de Maasstad, beter: in de wijk Kralingseveer. Rotterdam was voor mij vaak ‘the place to be’ want er moest in die stede gepeeld worden, gevoetbald, geschaatst, gezeild, gewinkeld, op familiebezoek gegaan, gestudeerd, gewerkt, gekerkt, uitgegaan, kwitanties gelopen, musea bekeken, bibliotheken bezocht, En zomaar wat gedwaald worden!
Ik kan nog wel even doorgaan met het noemen van locaties die ik aangedaan heb, maar mijn optie is enkel en alleen u te zeggen dat de in 1270 ontstane stad mij gevormd heeft. Vandaar dat Over Rotterdam mij zo verrassen goed doet, want het etaleert tot in details mijn thuishaven van boven.

Liep, fietste, bromde ik op de Kaptein Mobylette, reed ik met de Renault Dauphin door de stad, dan beleefde ik de outfit ervan van opzij, Dit album laat mijn heem van toen vanuit de lucht zien! Zo meteen de plaat op de voorkant, de Markthal met daarin het kunstwerk van Arno Coenen, dat met een formaat van twee voetbalvelden reusachtige vruchten, groenten en granen uit de lucht doet vallen. Daarachter paraderen o.a. Witte Huis, aan de Gelderse Kade, Kubuswoningen over de Blaak en Willemsbrug over de Maas. Een jaar terug mocht ik het met u hebben over het memorabele kijk -en leesalbum Rotterdam frontstad van Gerard Groeneveld en uitgeverij Vantilt met de alleszeggende ondertitel ’10-14 mei 1940’. Het rampzalige bombardement, het inferno dat de nazi’s van Adolf Hitler aanrichtten op de binnenstad van Rotterdam wordt in een nieuw licht geplaatst.

Ons Over Rotterdam laat zien hoe de op een na grootste stad van ons land uit de as herrezen is. In ‘hemelse’ kleuren wordt de stad aan de Maas in het zonnetje gezet. Over Rotterdam is een lust voor het oog en een streling van het gemoed dat zich bij uitstek leent niet alleen aan uzelf als geschenk te geven maar ook uw naaste, uw buur, uw collega, uw amice. Daarbij komt dat het album met het Engels tweetalig is. 
Ik wil met uw goedvinden een verkennende tocht maken door dit onbewolkte Rotterdam dat zich zo kostelijk te kijk zet. Ik blader door het album en verwoord dan aan u welke stekken in mijn herinnering blijven, omdat ik er in het eertijds verkeerde of in het heden vertoefde. Maar eerst reik ik u de tekst van de site van Scriptum aan, opdat u gesetteld bent!

De uitgever: Altijd al als een vogel boven Rotterdam willen vliegen? Maak nu van je droom een echt avontuur, want zo zag je de Maasstad nog nooit. De foto's zijn van de internationaal bekendstaande en veelvuldig bekroonde luchtfotograaf Karel Tomeï. Hij neemt je mee om vanuit de hemel een kijkje te nemen op een welvarend deel van ons land dat vreemd genoeg onder zeeniveau ligt.
Over Rotterdam: je ziet dijken en rivieren, havens en industrie, parken en meren, bruggen en kades, naoorlogse volkswijken en vinex-locaties, oudbouw en moderne architectuur. Gefotografeerd op een manier zoals alleen Tomeï dat kan: fraaie vlakverdelingen en perfecte composities. Luchtfotograaf Karel Tomeï heeft zijn thuisbasis op Eindhoven Airport en vliegt in binnen- en buitenland om uiteenlopende opdrachten uit te voeren. Zijn luchtopnames zijn echte pareltjes. Hij werd voor zijn werk meermaals met internationale prestigieuze prijzen bekroond. Zoals de 'Kodak Commercial and Industrial Award' (1988, Houston, USA) en de prestigieuze ABC jaarprijs (1997). Ook hangen zijn foto’s op jumboformaat aan de muur van de prijsvechters-pier op Schiphol. Zijn werk, zijn jarenlange ervaring als luchtfotograaf en zijn kijk op Nederland waren voor de redactie van het succesvolle VPRO-programma Nederland van boven een meer dan welkome bron van inspiratie. Paperback met luxe omslaghoes met containers in reliëf.’

Mijn persoonlijk getinte sightseeings in Over Rotterdam. – Het monumentale ventilatiegebouw van de Maastunnel, waar doorheen ik decennia terug met neef Pieter rende. – Molen de Zandweg aan de Kromme Zandweg in Charlois, waar ik ooit met Capelle voetbalde tegen Zwart Wit. – De Dordtselaan in Zuid waar ik ooit bij garage Spoormaker mijn Peugeot in onderhoud had – Het rangeerterrein Waalhaven als belangrijke schakel van de Betuweroute, waarmee ik als wethouder van Papendrecht veel van doen had. – Nieuwbouw Zuidwijk waar naar heen mijn vriendinnetje voor kort Truus van Holst met ouders van Kralingseveer verhuisde. – Het vernieuwde Theater Zuidplein waaruit ik in onze Cultuurmix mocht rapporteren. – Het hart van de wijk Oud-IJsselmonde dat sinds 1941 bij Rotterdam behoort en waar wij naar de vrouwelijke tandarts gingen. – Voetbalstadion De Kuip, twintig minuten voor de aanvang van het duel Feyenoord-Ajax, waar ik met broer Jan en vader eens op 5 mei een festival vierde. – Het voormalige Zuiderziekenhuis aan de Groene Hilledijk, waar ooit de moeder van mijn vrouw verpleegd werd. – De SS Rotterdam in de Maashaven, waar vanaf ik u meerdere verslag deed van happenings.
De Wilhelminapier op de Kop van Zuid met helemaal vooraan Hotel New York, waar wij Ruud Montijn als voorzitter van de CRP uitaten. – De Markthal, waar ik voor u de opening mocht beleven door Koningin Maxima. -De Sint-Laurenskerk, die ik voor diensten met mijn eega vaak bezocht. – De Euromast die ik vlak na de Floriade van 1960 bezocht en daar naar het ‘kraaiennest’ tuurde. – De Avenue Concordia in Kralingen waar ik bij de heer Bakker extra les kreeg voor het Praktijk Diploma Boekhouden. – De Kralingse Plas waarop ik ooit met schoolvriend Henk van Schaardenburgh zeilde en met de laan waaraan onze tante Jans bij de familie Piena diende. -Het Toepad in de Esch met de lommerrijke Joodse begraafplaats, in de lommer waarvan wij onze pijl en boog vonden. – De Prinsenmolen aan de Rotte en de Bergsche Voorplas, waarop ik met neef Leen schaatste. – De ingang van Diergaarde Blijdorp aan de Van Aerssenlaan, waar vlakbij onze zoon Time een paar jaar zijn domicilie had, – De voormalige gevangenis aan de Noordsingel, waar ik ooit een naaste mocht bezoeken. – Het Station Rotterdam Centraal, waar ik elke zondagavond in mijn militaire diensttijd vaarwel zei tegen mijn verloofde Jans. – Het Groot Handelsgebouw aan het Stationsplein waar wij als lui van de H.B.S. rovertje speelden. – De Henegouwerlaan, waaraan het gebouw van onze H.B.S. stond. – De Voorhaven in Delfshaven, waar Time met zijn Bonnie hun huwelijk vierde.

Beste mensen, ik kan nog wel even doorgaan, maar u zult verstaan hebben dat Over Rotterdam voor mij een feest van herkenning is. En voor u ook! Zeker weten!

SCHOONHEID MACHT LIEFDE

Een persoonlijk, uit het leven gegrepen relaas van een in 1976 geboren Nederlands politica heb ik voor u in de aanbieding. Het is het meeslepende verhaal van een geëngageerde grande dame die in de ring van haar partij, de SP, moest knokken voor haar ‘way of life’. Ik heb het over de 256 bladzijden tellende paperback Schoonheid macht liefde van Sharon Gesthuizen en uitgeverij De Geus met de ondertitel ‘In het leven en de politiek’. In het colofon staat de melding dat in de maand van verschijning, september, al vier drukken gewenst waren. Ik denk dat dit succes mede te danken is aan haar manier van schrijven en aan het noteren van momenten uit het eigen privéleven. Ik ga dat zo met citaten illustreren maar eerst dit. Bijna dertig jaar mocht ik in het plaatselijke politieke leven verwijlen, om precies te zijn van 1970 tot 1998. In een van de kasten op mijn studeerkamer bewaar ik krantenknipsels waarin mijn functioneren als raadslid, fractievoorzitter en wethouder door journalisten verwoord wordt. In de ordners staan neutrale berichten, in die betekenis dat ze langs schuren aan mijn persoonlijk welzijn. Hoe ik mij echt voelde als echtgenoot, vader van drie kids, familielid, deelgenoot in de maatschappij, docent Nederlands, vriend en buurgenoot staat niet in de kolommen. Hoe anders is het gesteld met Sharon Gesthuizen, wier boeiende beeltenis voor- en achterkant van Schoonheid macht liefde siert. Zij plukt uit haar hele leven, uit al haar doen en laten. Ik laat u van Sharon Gesthuizen proeven en smullen door haar proloog en een fragment u aan te reiken. Maar eerst geef ik de tekst van de uitgever.

De Geus: ‘Sharon Gesthuizen groeit op als gevoelig meisje in een arbeidersmilieu. Ze verhoudt zich tot de wereld met geëngageerde, controversiële kunst. Dan gaat ze de politiek in; daar zal ze écht iets kunnen betekenen. Maar de gewoonten in de Tweede Kamerfractie van de SP zijn snoeihard, de arbeidsomstandigheden zijn zwaar, en Sharon krijgt een burn-out. Toch weet ze zich terug te vechten, en uiteindelijk als ervaren Kamerlid de nodige politieke successen op haar naam te schrijven. Een openhartig relaas van een vrouw die ontdekte dat schoonheid, macht en liefde leidende begrippen zijn in het leven.’

Sharon Gesthuizen: ‘Proloog - Iemand zei me dat ik misschien moest uitleggen waarom ik dit boek wil beginnen met een verhaal over mijn oma. Ik betwijfel of er wel een goed antwoord op die vraag mogelijk is. Het is het oudste familieverhaal dat ik ken, van voor de Tweede Wereldoorlog. En het is ook het meest ontroerende; iets waarvan ik als kind al begreep dar het een tragedie was. Wat haar is overkomen klinkt door in mijn familie. Je ziet welke sporen het heeft nagetrokken; ze staan in de gezichten van mensen die erbij horen. Voor zover ze nog leven. Mijn oma was voor mij vooral de moeder van mijn moeder. En mijn moeder, die begin 2015 overleed, speelt een belangrijke rol. Zij heeft me goed naar het leven leren kijken. Ik heb er alleen voor moeten zorgen dat ik de teugels in handen kreeg; voor zowel mijn oma als mijn moeder gold dat zij bij veel, zo niet alle belangrijke beslissingen in hun leven niet de beslissende stem hadden.
Ik begin mijn verhaal waar ik vandaan kom: bij mijn ouders, mijn dorp, mijn jeugdvrienden. Het is een verhaal over intermenselijke relaties. Over hoeveel de wereld van mijn volwassenheid, ook in de politiek, lijkt op die van mijn jeugd, en hoe mooi en tegelijkertijd angstaanjagend kan zijn. Het gaat over hoe schoonheid, macht en liefde me kunnen bekoren of kwetsen. Over verwachtingen die ik koester en waardoor ik teleurgesteld raak, over onvermoede genegenheid waaruit vriendschap blijkt. Hoe vaak vind ik in anderen wat ik echt wil vinden. Hoe zit het met de eisen die ik aan anderen stel en zij aan mij stellen, en de dingen waartoe we elkaar dwingen. Wie van ons is hier de baas? Ik ben er nog lang niet uit. Slechts een eindje op weg. De vraag is hoe ver ik wil gaan om dingen te bereiken die ik belangrijk vind. De vraag is waaraan ik me vasthoud als het moeilijk wordt.’

Sharon Gesthuizen met fragment uit hoofdstuk 7: ‘Ik neem zelf nog altijd de nodige frustratie van de Kamer naar huis. Hoewel het goed is dat ik weer aan het werk ben, ben ik nog steeds niet helemaal hersteld. De periodes van slapeloosheid blijven terugkomen. Ik red het wel in de fractie, zeker met de steun van een paar collega’s, maar echt gelukkig ben ik er niet. Mijn naïeve ideeën over de partij zijn aan het diggelen geslagen. Het is soms moeilijk om zelf oprecht vertrouwen te hebben in wat ik doe, om er de waarde van in te zien. Ik heb weinig om me aan vast te houden. Mede daardoor heb ik niet veel te bieden in mijn relatie. Ik verlang naar een grotere waarheid, naar het kunnen delen daarvan met iemand. Feitelijk ben ik steeds bezig de brokstukken van alles wat er stuk is gegaan bij elkaar te houden. Begin 2009 besluiten we uit elkaar te gaan. De grote veranderingen in ons leven hebben ons te veel energie gekost. We kunnen elkaar niet redden. Het is beter zo.

Wanneer we het Mara wat later samen vertellen lijkt het of haar wereld instort. Radeloosheid en verdriet vechten om voorrang; ze kijkt ons aan alsof we haar alleen achterlaten op een eiland in een onmetelijke oceaan, dat weldra zal verdwijnen in de golven. Ik heb dit moment onderschat, mijn hart krimpt ineen wanneer ik haar daar zo zie zitten. We proberen haar te troosten en slagen daar niet echt in. Het is voor onszelf zo’n ingewikkeld proces dat we onvoldoende beseffen hoe heftig dit nieuws voor haar is. Ik zal me er eeuwig voor blijven schamen dat ik te weinig in staat was op dat moment van tragiek haar diepste gevoelens voor te stellen. We leggen Mara uit dat ze niet hoeft te kiezen tussen ons, dat is haar grootste angst. We beloven dat we bij elkaar in de buurt blijven wonen en dat ze bij ons allebei een kamertje krijgt. Waarschijnlijk blijf ik in onze huidige woning, dus ze zal dit ook haar thuis kunnen blijven noemen. We vertellen haar dat we als haar ouders regelmatig contact zullen houden met elkaar en dat we met z’n drieën ook gewoon dingen kunnen blijven ondernemen. We spreken af dat we in ieder geval snel een keer samen naar de Efteling zullen gaan, dat we nog heel vaak samen zullen eten en dat we de sleutels van elkaars huis zullen hebben, zodat we altijd naar haar toe kunnen komen, waar zij ook is. Al die beloften en de zekerheid die daaruit spreekt kalmeren haar. Gelukkig heeft ze ook nog de hele tijd om aan het idee te wennen, want haar vader heeft nog geen nieuwe woning gevonden en de komende tijd zullen we dus nog gewoon in één huis wonen.

Zelf zoek ik vooral houvast bij mijn vrienden. Iedere week zie ik mensen van wie ik houd; ze komen naar mij toe of ik bezoek hen. Veel vrienden zijn geschrokken van de toestand waarin ik een jaar eerder verkeerde en ze houden heel bewust contact. Mijn vriend – of nu eigenlijk ex-vriend – vindt een huis op honderd meter afstand van onze woning. Mara krijgt een grote kamer daar, voor de verhuizing schilder ik er samen met haar een muur vol bloemen en dieren.’

VICTORIA & ABDUL

Wellicht is de mare tot u gekomen: de vermaarde Britse filmactrice Judi Dench (van 1934!) schittert in een royaltydrama. De lopende film, waarin zij recent wederom haar opwachting maakte, heeft zeker een context van node. Die wordt nu geoffreerd door de 336 bladzijden tellende, rijk en relevant geïllustreerde paperback Victoria & Abdul van de Indiase in Engeland wonende Shrabani Basu en uitgeverij Nieuw Amsterdam met de ondertitel Het ware verhaal van de innige relatie tussen een koningin en haar vertrouweling.  Als bagage voor onderweg naar de bios geef ik u de tekst van de uitgever op de site en de recente recensie van Eric palmen op de site van Biografie Portaal. Wanneer u en ik boek en film tot ons genomen hebben wisselen wij hier onze leeservaringen met elkaar uit.

Nieuw Amsterdam: Victoria & Abdul is het ontroerende, ware verhaal van de innige vriendschap tussen koningin Victoria en haar bediende Abdul Karim. De Indiase Karim kwam op 24-jarige leeftijd naar Engeland om tijdens het gouden regeringsjubileum van koningin Victoria als tafelbediende te werken. Nog geen jaar later was Karim haar leraar en had hij een vooraanstaande positie aan het hof verworven. Abdul Karim onderrichtte Victoria in het Urdu en de Indiase cultuur, in een tijd waarin de onafhankelijkheidsstrijd hevig werd gevoerd. Tot aan Victoria's dood was hij haar vertrouweling. Maar de innige relatie tussen de oude koningin – fel gekant tegen elke vorm van rassendiscriminatie – en de gewone Indiër heeft altijd veel weerstand opgeroepen. Mede dankzij het recent ontdekte dagboek van Abdul Karim geeft deze bijzondere vriendschap een uniek beeld van koningin Victoria, het leven aan het hof en het Britse Rijk.’

Eric Palmen: ‘De viering van het gouden jubileum van koningin Victoria in 1887 moest de kroon op haar regentschap zetten, hoezeer ze ook een hekel had aan kronen – ze gaf de voorkeur aan een bonnet. De eenvoudige zwarte jurk toonde haar volk dat ze nog steeds rouwde om de dood van haar echtgenoot Albert, al was het alweer vijfentwintig jaar geleden dat die het ondermaanse verlaten had. Premier Salisbury en haar ministers ergerden zich groen en geel aan haar verschijning. Ze stak zo schril af tegen de fine fleur die zich voor de dankdienst in de Westminister Abbey verzameld had. Behalve de aangetrouwde familie – de keizer van Duitsland en de Romanovs uit Rusland – gaven ook Indiase vorsten acte de présence, zoals de maharadja van Cooch Behar en die van Baroda. Victoria stond erop dat haar gasten uit de kroonkolonie in traditionele klederdracht tijdens de feestelijkheden verschenen. De ‘angarakha’s, sari’s’ en tulbanden benadrukten de veelkleurigheid van haar imperium.
Het verblijf in Hotel Victoria was intussen geen onverdeeld genoegen. Met spijsvoorschriften was nauwelijks rekening gehouden. Wel waren er Indiase bedienden. Zo kwam Abdul Karim in Londen terecht. In Victoria en Abdul. Het ware verhaal van de innige relatie tussen een koningin en haar vertrouweling beschrijft de Indiase journaliste Shrabani Basu de curieuze verhouding tussen de bejaarde vorstin en haar Indiase adjudant. Hoewel Basu nogal om de hete brei heen draait, trek je als lezer maar één conclusie na het lezen van haar verhaal. Victoria viel als een blok voor de jongeling uit het oosten. Zij omschreef hem in haar dagboek als “lang en met een mooie ernstige gelaatsuitdrukking”. Karim bekoorde haar met zijn verhalen over zijn vaderland, het deel van het koninkrijk dat ze nooit met eigen ogen zou zien. Ze herkende zich in de oprichting van de Taj Mahal, het monumentale mausoleum dat shah Jahan voor zijn geliefde echtgenote Mumtaz Mahal had laten bouwen. Herinnerde die liefdesbetuiging niet aan haar talloze standbeelden voor Albert? Ze was verrukt van de curry’s die hij voor haar bereidde met het kruidenkistje dat hij aan boord van het stoomschip had meegenomen. In 1871 schonk haar favoriete premier Benjamin Disraëli Victoria de titel van keizerin van India. Regina Imperatrix. Die titel wilde ze eer aan doen door Hindoestani te leren. Ze was een moeder voor al haar onderdanen. Abdul was bediende af, en mocht zich voortaan ‘Munshi’ noemen, haar “secretaris en leraar”.

Hare Majesteits hofhouding zag de ontluikende vriendschap met een toenemend gevoel van afgrijzen en verbijstering aan. Lijfarts James Reid waarschuwde de koningin dat haar relatie met de Munshi ongepast werd bevonden. Wat bezielde haar? “De enige vergoeilijkende verklaring die gegeven kan worden is dat Uwe Majesteit niet bij haar volle verstand is,” zei de arts doodgemoedereerd. Reid klapte maar al te graag uit de school over de gezondheidstoestand van Karim. De Munshi had door zijn veelwijverij een geslachtsziekte opgelopen, waarvoor hij bij de dokter onder behandeling was. De hovelingen herinnerden zich de dagen dat een knecht het hart van Victoria – en volgens geruchten ook een plek in haar sponde – veroverd had, de Schotse rouwdouwer John Brown. Victoria deed de kinnesinne af als onverholen racisme en kleinburgerlijke xenofobie, en wilde geen kwaad woord horen over Abdul Karim. Toch was er genoeg reden om aan zijn oprechtheid te twijfelen. Zijn hoge sociale afkomst had hij bijelkaar gelogen. Vader Wuzeeruddin was geen vooraanstaand arts in Uttar Pradesh, maar een verpleegkundige in de gevangenis van Agra. Het pensioen en de landschenkingen die Abdul voor zijn vader bij de vorstin probeerde af te dingen stonden buiten alle proporties. Een officier in het Indiase leger moest het na zijn diensttijd met minder doen. Zorgwekkender waren zijn banden met progressieve moslims als Rafiuddin Ahmed. Karim had invloed op het publieke functioneren van Victoria, zo ondervond de onderkoning van India. Die ontving geregeld een missive van Hare Majeisteit, waarin hij opgeroepen werd Hindoestaanse feestdagen naar een andere datum te verplaatsen, als die op gespannen voet stonden met de Islamitische feestdagen. Dat was niet mogelijk, liet de onderkoning Victoria minzaam weten. “Het zou hetzelfde zijn als het veranderen van de datum van eerste kerstdag in Groot-Brittannië.” Victoria stierf op 22 januari 1901 in de armen van haar lijfarts James Reid, in het bijzijn van haar kleinzoon Wilhelm II. Met haar overlijden waren ook de dagen van de Munshi aan het Britse hof geteld.

Victoria en Abdul. Het ware verhaal van de innige relatie tussen een koningin en haar vertrouweling biedt genoeg mogelijkheden om het niveau van een vermakelijke anekdote te overstijgen. Die kans heeft Shrabani Basu laten liggen. Het boek roept vragen op over de raciale verhoudingen in een multicultureel wereldrijk als het Britse, over de ogenschijnlijke ruimdenkendheid van Victoria in een benepen ‘upper class’, – ja, zelfs over het libido van een koningin die haar naam gaf aan een tijdperk dat bekendstaat als preuts en puriteins. Basu vermijdt de antwoorden angstvallig, waardoor haar boek iets gezapigs krijgt, net een aflevering van EO’s ‘Blauw Bloed’. Wat dat betreft schreef Julia Baird met Victoria. Koningin. Een intieme biografie van de vrouw die een wereldrijk regeerde op dit portaal besproken door Nanda Tulner, een veel beter boek. (Waarom toch altijd die tuttige subtitels als het om Victoria gaat?) Baird schetst het portret van een briljante koningin die maar al te goed begreep dat ze de steun van het volk nodig had, wilde ze als monarch overleven. De vorstenhoven die dat niet begrepen, gingen in het revolutiejaar 1848 roemloos ten onder. Victoria en Albert moesten als koninklijk echtpaar de middenklasse vertegenwoordigen, niet de aristocratie. Met haar breed geëtaleerde weduwschap kon elke onderdaan zich identificeren die vroeg of laat met verlies te maken kreeg – iedereen, dus. Dat was de gemeenschappelijke factor. En ze hield van seks, maakt Baird in haar biografie onomwonden duidelijk. Mannelijk schoon had een streepje voor bij Victoria. God Save The Queen.’
 

DE BEKENTENIS VAN DE LEEUWIN

Ik ga u de confrontatie van een goed boek aan gaan door u onder te dompelen in het proza ervan. Het thema doe ik aan de hand door het aanreiken van de tekst op de omslag. U zult door mijn voordracht in de ban geraken van een naar vorm en inhoud literair werk. Het gaat om de 226 bladzijden tellende roman in paperback De bekentenis van de leeuwin van de Afrikaanse auteur Mia Couto en van uitgeverij Querido. Ik sla bij deze eerste kennismaking het Vooraf, het motto en de intro van het eerste hoofdstuk met de titel ‘Het nieuws’ over met de optie de sterkte van de taal van Mia Couto te doen opklinken. Ik laat u de voorkant van de omslag van Brigitte Slangen zien: een leeuwin met een sprekende kop. Over twee weken wisselen wij hier onze reacties op De bekentenis van de leeuwin. Nu het woord aan Querido en Couto.

De uitgever Querido: ‘Als de zus van Mariamar Mpepe gedood wordt door leeuwen, sluit haar vader de jonge vrouw op in zijn huis. Met alleen de geest van haar zus als gezelschap droomt ze ervan te ontsnappen aan haar geboortedorp Kulumani, en verlangt ze naar het weerzien met de man die haar jaren geleden in de steek liet. Arcanjo Baleiro moet de inwoners van Kulumani beschermen tegen de bloeddorstige leeuwen, maar geleidelijk groeit het vermoeden van de ingehuurde scherpschutter dat de grootste dreiging binnen het dorp ligt, niet erbuiten. In een vergeten uithoek van Afrika waar het bijgeloof hoogtij viert, vervagen de grenzen tussen mens en dier en gaat geweld meedogenloos een eigen leven leiden.’

De auteur Couto:’ God was ooit een vrouw. Voordat Zij zichzelf uit Haar schepping verbande en nog niet Nungu heette, de huidige Heerser over het Heelal, leek Ze op alle moeders van deze wereld. In die andere tijd spraken we allemaal dezelfde taal van de zeeën, de aarde en de hemelen. Mijn opa zegt dat dat rijk al lang geleden ten onder is gegaan. Maar ergens in ons leeft nog een herinnering aan dat verre tijdperk. Er zijn zekerheden en droombeelden van over die in ons dorp Kulumani van generatie op generatie werden doorgegeven. Wij weten bijvoorbeeld allemaal dat de hemel nog niet af is. Het zijn de vrouwen die nu al duizenden jaren lang die eindeloze sluier weven. Wanneer hun buik rond wordt, komt er weer een stukje hemel bij. Als ze daarentegen een kind verliezen, schrompelt dat stukje firmament weer weg. Misschien bleef mijn moeder, Hanifa Assulua, om die reden onophoudelijk naar de wolken turen tijdens de begrafenis van haar oudste dochter. Mijn zus, Silência, was het laatste slachtoffer van de leeuwen die sinds enkele weken ons dorp teisterden. Omdat ze verminkt gestorven was, hadden ze wat er van haar lichaam over was op de linkerzij gelegd, met haar hoofd naar het oosten en haar voeten naar het zuiden. Tijdens de plechtigheid leek mijn moeder te dansen: ze boog talloze malen voorover naar een kruik die ze met haar eigen handen had gemaakt. Ze sprenkelde water over de aarde om haar heen, die ze vervolgens met beide voeten aanstampte, net als wanneer je zaait. Op de terugweg van de begrafenis was er in de ogen van mijn arme moeder te veel hemel.
De weg naar huis bestond slechts uit een paar passen: het familiekerkhof lag aan de rand van het dorp. Hanifa maakte een korte omweg naar de rivier, de rio Lideia, voor het reinigingsbad, terwijl ik achter haar de voetsporen uitwiste die naar het graf leidden. ‘Klop je voeten af, stof houdt van reizen.’ In de gewijde grond van ons kerkhof stond verder een kruis, om aan te geven dat wij anders waren dan de moslims en heidenen. Nu weet ik dat we geen steen op de doden leggen uit ontzag, maar uit angst. We zijn bang dat ze terugkeren. Mettertijd wordt die angst groter dan het gemis.

Alle familieleden hielden zich aan het voorschrift dat de terugweg anders moest zijn dan de heenweg. Toch bleef in mijn hoofd hardnekkig het beeld hangen van Silência’s hoog op de schouders geheven lijk, gewikkeld in witte doeken die wiegden als gebroken vleugels.
Op de drempel van onze deur keek mijn moeder naar het huis alsof ze dat beschuldigde: zo levend, zo oud, zo eeuwig. Ons huis was anders dan de andere hutten. Het was gemaakt van beton, had een dak van golfplaten en bestond uit een woonkamer en slaapkamers. Ook onze keuken was binnen. Op de grond lagen tapijten en voor de ramen hingen stoffige gordijnen. Wij verschilden zelf ook van de andere inwoners van Kulumani. Vooral mijn moeder, Hanifa Assulua, was anders, ze was een ‘assimilado’, iemand die die zich aangepast had aan de Portugezen, en de dochter van assimilado’s. Op de terugweg van de begrafenis viel me op hoe knap ze was: zelfs met haar kaalgeschoren hoofd, zoals de rouw voorschreef, overwon haar gezicht het verdriet. Ze staarde me een poosje aan, alsof ze naging hoe dierbaar ik haar was. Ik dacht dat er moederlijke tederheid in die blik lag, maar dat was niet zo. Een ander gevoel tekende haar woorden: ‘Jij zult nooit het verdriet van een moeder kennen.’ ‘Mama, alsjeblieft, ik heb net mijn zus verloren,’ zei ik. ‘Je zult nooit een dochter verliezen. God heeft het zo gewild.’ En ze draaide zich om. Haar schoenen had ze al uitgedaan en ze liep door de deur en kroop in bed.

Je kunt een dochter begraven, jazeker. Ze had het al eerder gedaan. Maar van zo’n afscheid keer je nooit terug. Niemand schreeuwt méér om de aandacht van een moeder dan een dood kind. Mijn vader verzocht de klaagvrouwen om ons erf te verlaten. Hij trad binnen in het halfdonker van het huis, boog zich over zijn vrouw en vroeg haar: ‘Waarom heb je je hoofd kaalgeschoren? Wij zijn toch christenen?’ Hanifa haalde haar schouders op. Op dat moment was ze helemaal niets. Het lamento van de klaagvrouwen was opgehouden en ze wist zich geen raad met zo’n grote stilte. ‘En wat nu, ‘ntwangu’?’ Net als alle vrouwen uit Kulumani sprak ze haar man aan met ntwangu. Mijn vader heette Genito Serafim Mpepe, maar uit ontzag sprak mijn moeder hem nooit aan met zijn naam. We hadden heel veel overgenomen van de Portugezen, zeker, maar we hoorden toch nog altijd bij Kulumani. Ons hele heden bestond uit verleden. Mijn vader vlijde zich naast haar en sprak tegen haar met een zachtmoedigheid die ze niet van hem gewend was, elk woord was een wolk die de hemel weer heel maakte.’

BROOD, ZOUT, WIJN

Met vreugde kondig ik u aan het bestaan van een bundel van de hand van een schrijfster die ik al sinds 1985 met veel genoegen volg. Sinds haar debuut met Het limonadegevoel en andere verhalen neem ik haar boeken tot mij die gelukkig met de regelmaat van een goedlopende klok bijkans om de twee jaar het licht zien. Ik heb begrepen dat ook u van de in 1952 geboren auteur met volle teugen geniet. Vandaar dat ik uw handen op elkaar vraagt voor de 188 bladzijden tellende paperback Brood, zout, wijn van Vonne van der Meer en Atlas Contact met de ondertitel ‘Verhalen’. Ik laat u nu proeven van de eerste story ‘Zonder Jozef’ met de toezegging dat wij de volgende keer het titelverhaal de revue laten passeren. Zeven verhalen vormen de inhoud van hele bundel. Maar eerst de tekst van de uitgever op de omslag. Overigens, het beginfragmentje is geplukt uit het titelverhaal.

Atlas Contact: ‘Brood, opdat je in dit huis gezondheid en voorspoed zult kennen. Zout, opdat je leven hier niet eentonig zal zijn. En de wijn heb ik er zelf bij bedacht: dat je hier maar gelukkig mag worden.’ Geen verandering haalt zoveel overhoop als een verhuizing. Wennen aan een nieuw huis en het afscheid van het oude leven zijn de rode draad in de verhalen in Brood, zout, wijn. Een vrouw heeft zoveel moeite met het vertrek uit haar geliefde huis dat ze er op een nacht terugkeert en inbreekt. Een weduwe begraaft een Jozefbeeld in de tuin - baat het niet dan schaadt het niet - om de verkoop van haar huis te bespoedigen. Een makelaar vindt de jonge vrouw van het stel aan wie hij een appartement probeert te verkopen veel te aardig voor de praatjesmaker naast haar. Moet hij ingrijpen of niet? De personages in Brood, zout, wijn zijn met veel gevoel voor detail getekend, en in al hun tekortkomingen pijnlijk herkenbaar.

 Vonne van der Meer: ‘Zonder Jozef - Pas tijdens het uitpakken van de kerststal, op kerstavond rond halfnegen, herinnerde ze zich dat Jozef nog in de tuin lag. Links van de hibiscus, in de tuin van hun vorige huis. Ze moest hem daar weghalen, vanavond nog. Morgen kwamen de kinderen en kleinkinderen, een kerstfeest zonder Jozef kon niet. Elf maanden geleden had ze het vijftien centimeter hoge olijfhouten beeldje, in aluminiumfolie gewikkeld en daaromheen een boterhamzakje, in de grond gestopt, twee vuisten diep. Een Jozef in de tuin is gunstig voor de verkoop van een huis, had ze ergens gelezen. Hoewel ze niet bijgelovig was, nog nooit iets had op- of omgehangen om boze krachten af te weren dan wel geluk aan te trekken, had ze geen moment geaarzeld. Met een kwakkelende huizenmarkt mocht je geen middel onbeproefd laten. Na Baukes dood leek het huis te groot voor haar alleen. Niet door de afmetingen of het aantal kamers, maar omdat zij zich zo iel voelde, een schim van zichzelf. Toen er een halfjaar verstreken was besloot ze het huis in de verkoop te zetten. Weken besteedde ze aan opruimen, sorteren, weggooien, pas daarna durfde ze een makelaar uit te nodigen.

De vrouw hield maar niet op te benadrukken dat, hoewel zij het huis erg charmant vond, jonge mensen andere eisen stelden. Die wilden het ‘leeg en strak’. Als de voormalige, in de jaren zestig gerenoveerde bakkerij in Huizen iets niet was, was het leeg en strak. Op de bovenverdieping had Bauke naast de bestaande slaapkamers nog drie kamertjes getimmerd. Ondanks haar opruimactie leken die kleiner dan ze waren door de kratten met speelgoed, badmintonrackets en schaatsen in alle maten. Op de overloop stonden – strak tegen de muur, dat wel – twee kisten met kampeerspullen. Degelijke tenten van Carl Denig, de scheerlijnen netjes opgerold, de haringen in speciale zakjes. Bij iedere familiebijeenkomst probeerde ze het weer: iemand misschien interesse in een tent? Maar de kinderen hadden zo hun eigen ideeën over wat vakantie was en daar kwam geen tent in voor. Ze keken een beetje vies als ze erover begon, alsof ze hun voorstelde een oude ongewassen jurk af te dragen.
Door hun onwil de tenten zelfs maar te bekijken of nog eens door hun oude bezittingen te gaan, werd het huis maar niet leeg en strak. En dat moest volgens de makelaar, anders had het geen zin om een fotograaf langs te sturen. ‘Waar wacht je nog op, Inge,’ had een buurvrouw op een dag gevraagd, ‘waarom staat er nog geen bord in de tuin? Nog niks op Funda?’ ‘Omdat het niet… strak is,’ antwoordde Inge. Ze voelde zich net een veel te dikke vrouw die in afzienbare tijd dertig kilo moest zien kwijt te raken. Het was onmogelijk, wat deed ze zichzelf aan. Maar met hulp van haar energieke buren was de klus zo geklaard. Zes keer rijden naar de dichtstbijzijnde kringloopwinkel en het huis oogde zo strak dat het op de foto mocht.

Ondanks Jozef had het nog ruim een halfjaar geduurd. Ze had de beproeving van veertien bezichtigingen doorstaan, en evenzovele appeltaarten in de oven en overal bloemen, alsof ze keer op keer jarig was en niet in de rouw. Begin juli had ze het huis eindelijk verkocht aan twee mannen, een stel dat een groot deel van het jaar op Bali woonde. Voor en tijdens de verhuizing had ze er nog weleens aan gedacht, zelfs een notitie van gemaakt: ‘N.B. niet vergeten Jozef opgraven!’ Maar de ene keer regende het te hard, dan weer stond het perk net in bloei, daarna had ze het te druk met wennen in het nieuwe appartement. Pas in november, toen haar kinderen over Kerstmis begonnen – ‘eerste kerstdag gewoon bij jou, mama, zoals altijd, dat vind jij toch ook het fijnst?’ –, dacht ze weer aan het beeldje. Ze had de nieuwe bewoners gebeld dat ze nog iets had laten liggen, in de tuin, maar toen ze begin december eindelijk een afspraak gemaakt hadden vroor het een paar dagen. Daarna had ze wel wat anders aan haar hoofd, zoals een kerstboom in huis halen, het huis versieren, een maaltijd bedenken voor vijftien mensen. Vroeger was dit nooit een probleem. Boodschappen, koken, de boom versieren – Bauke en zij deden het samen, terwijl ze met een schuin oog naar oude kerstfilms keken en herinneringen ophaalden aan vorige kerstfeesten. Maar alles wat in het oude huis zijn vaste plek had leek hier misplaatst. Waar moest de boom staan? Als ze er een kocht die ergens naar leek was de kamer meteen vol. Eindeloos drentelde ze met een dertig jaar oud rood stenen chalet door de kamer, een kersthuisje met een dikke laag sneeuw op het dak, in de deuropening paste precies een waxinelichtje. Ze zette het dan weer hier dan weer daar neer. Wat moest ze ermee?

Het was alsof de dingen het wisten voor het tot haar doordrong: het had iets krampachtigs aan al die kersttradities vast te houden nu Bauke er niet meer was. Misschien, als ik eerlijk ben, zou ik Kerstmis liever een keertje overslaan, dacht ze. Een restje macaroni opwarmen of een ei bakken. Vroeg naar bed, met een boek en een grote pot thee op het nachtkastje. Zo alleen zijn als ik me voel. Maar ze wist niet hoe ze het bij de kinderen ter sprake moest brengen. Dit was hun tweede kerstfeest zonder vader, maar de eerste keer dat het niet in hun ouderlijk huis gevierd werd. Dus haalde ze de kerststal tevoorschijn, wikkelde de houten beeldjes uit het vloeipapier: drie Wijzen uit het Oosten, twee herders, een os, een paar schapen, Maria en ten slotte het kindeke. Ze betastte het gladde hout, rook er even aan. Het was een eenvoudig beeldje zonder gelaatstrekken, zonder ledematen ook, alsof het ingebakerd was. Het paste precies in haar handpalm. Ze herinnerde zich dat zij het kindje altijd meteen na het opzetten van de kerststal in de kribbe wilde leggen, maar dat Bauke dan ingreep: Maria’s weeën zijn nog niet eens begonnen, Inge, wat ben je toch ongeduldig. Ook dat hoorde bij de traditie: dat hij het beeldje dan weghaalde en ergens verstopte, achter de klok of een plant tot het tijd was. Hoe had ze dat vorig jaar opgelost? Ze stond er een poosje mee in haar hand. Niemand die haar tegenhield als zij het kindje nu vast in het stro legde. Ten slotte liet ze het maar in de zak van haar vest glijden.’  [...]

Tips voor de Kinderboekenweek 2017

Tot en met 15 oktober loopt de speciaal afgerasterde tiendaagse waarin onze kids en kleinkids hun hart op kunnen halen bij het tot zich nemen van een goed boek. Het thema van de 63ste editie van de Kinderboekenweek is Gruwelijk eng en de bijbehorende songtekst geef ik zo aan u door. Om in de stemming te komen. Vervolgens reik ik u een serie titels aan die niet alle het thema bevatten, maar wel gemeen hebben dat ze alle bij uw kinderen en kleinkinderen goed over zullen komen. Na titel, schrijver, ondertitel of genre en uitgever citeer ik de tekst op de omslag. Gruwelijk eng wordt dan ‘Reusachtig goed’!

De songtekst:
Dit is gruwelijk eng, eng maar ik ben niet bang, bang
Hey
Dit is gruwelijk eng, eng maar ik ben niet bang, bang
Hey

Ik lees een eng verhaal
Maar ik heb zenuwen van staal
Ik ben niet bang, nee ik ben niet bang
Monsters zijn geweldig
En griezelen is vet
Want ik lig veilig
Lig hier veilig in mijn bed

Hoe meer ik lees, lees, lees, lees
Hoe meer ik weet, weet, weet, weet
Hoe sneller ik mijn angsten vergeet

Dit is gruwelijk eng, eng
Maar ik ben niet bang, bang
Niet voor zwarte katten
Niet voor trollen, draken, ratten
Dit is gruwelijk eng, eng
Maar ik ben niet bang, bang
Niet voor grote haaien, het spookhuis en kraaien
Deze dingen doen me niets
Nee ik raak niet snel in paniek
Dit is gruwelijk eng, eng
Maar ik ben niet bang, bang
Nee ik ben voor niets en niemand bang

Laat me heerlijk in de achtbaan zitten, HEY!
Laat me lekker door een spookhuis gaan
Als ik een beetje schrik, schrik, schrik, schrik
Dan geeft me dat echt een super kik
Geef me horror, horror, halloween, HEY!
Laat me lekker gekke engen dingen zien
Dat geeft me echt zo'n fijn gevoel
En juist dat vind ik echt heel erg cool

Hoe meer ik lees, lees, lees, lees
Hoe meer ik weet, weet, weet, weet
Hoe sneller ik mijn angsten vergeet

Dit is gruwelijk eng, eng
Maar ik ben niet bang, bang
Niet voor zwarte katten
Niet voor trollen, draken, ratten
Dit is gruwelijk eng, eng
Maar ik ben niet bang, bang
Niet voor grote haaien, het spookhuis en kraaien
Deze dingen doen me niets
Nee ik raak niet snel in paniek
Dit is gruwelijk eng, eng
Maar ik ben niet bang, bang
Nee ik ben voor niets en niemand bang

Soms droom ik van een donker griezel woud
Dan krijg ik het soms toch wel eens benauwd
Maar even later weet ik het alweer
'T was maar een droom en echt niets meer

Dit is gruwelijk eng, eng
Maar ik ben niet bang, bang
Dit is gruwelijk eng, eng
Maar ik ben niet bang, bang

Dit is gruwelijk eng, eng
Maar ik ben niet bang, bang
Niet voor zwarte katten
Niet voor trollen, draken, ratten
Dit is gruwelijk eng, eng
Maar ik ben niet bang, bang
Niet voor grote haaien, het spookhuis en kraaien
Deze dingen doen me niets
Nee ik raak niet snel in paniek
Dit is gruwelijk eng, eng
Maar ik ben niet bang, bang
Nee ik ben voor niets en niemand bang
Nee ik ben voor niets en niemand bang

Mijn tips:

1) Nijntje eerste woordjes – Dick Bruna – Geïllustreerd leerboek – Mercis Publishing
Eerste woordjes leren met nijntje en haar vriendjes. In deze slipcase zitten vier vrolijke kartonboekjes met heel veel illustraties. Elk boekje heeft een eigen thema: eten en drinken, spelen, dieren en vervoersmiddelen. Er is van alles te zien: nijntje eet taart, boris speelt met zijn vlieger, betje kijkt naar de dieren en nina gaat op reis. Kijk naar de plaatjes, wijs maar aan en lees mee!

2) De Verhalenheks – Iris Complet en Christien Boomsma – Prentenboek – De Vier Windstreken
Madam Sofie is een heks, maar ze is niet eng en al helemaal niet gevaarlijk. Ze is een verhalenheks. En altijd sleept ze die mand mee, volgestopt met de dingetjes die ze vindt. Zo zit er een vleugeltje in. Van een elf, zegt ze. En de schubben van een zeemeermin, zo uit de vuilnisbak. En wat is dat voor steen...? Bedenk dat zelf maar!

3) Eigenwijze Tobias – Ruud Bruijn – Prentenboek – De Vier Windstreken
Eigenwijze Tobias schept met veel plezier de zandbak leeg. Maar hij heeft geen zin om het terug te scheppen als zijn moeder hem dat vraagt. Omdat Tobias ook geen zin heeft in een mopperende moeder besluit hij op zoek te gaan naar een nieuwe. Maar er een vinden is helemaal niet zo makkelijk. Of toch wel?

4) Het raadsel van de papegaaien – Renate Mamber – Avonturenverhaal – De Vier Windstreken Sebastiaan heeft een schat gestolen. Nou vooruit, hij heeft hem gevonden. En toen bedacht hij dat het grappig zou zijn om daarmee drie beruchte piraten te pesten. Maar de schat blijkt het begin van een mysterie met pratende papegaaien, een dronken dwaas, een hebzuchtige tante en een raar meisje. Sebastiaan denkt het mysterie wel te kunnen ontrafelen, want iedereen ziet hem toch altijd over het hoofd. Ja toch?  Het raadsel van de papegaaien is een kleurrijk avonturenverhaal. Het speelt zich af in Port Royal, Jamaica, toen het daar nog vol zat met piraten en ander gespuis.

5) Vera is aan vakantie toe – Marjolein Bastin – Prentenboek – De Vier Windstreken
Vakantieplannen maken Thema’s: vakantie, reizen Vera zit op de bank. Nou nee, eigenlijk hangt ze op de bank. Vandaag is de kamer helemaal niet netjes. Het is eerlijk gezegd zelfs een grote bende! Al snel begrijpen haar vriendjes wat er aan de hand is: Vera is toe aan vakantie. Maar waar gaan ze naartoe, wat moet er mee en hoe vinden ze een geschikt vakantieverblijf?  Op weg naar hun bestemming maken Vera en haar vriendjes al van alles mee. Ja, de reis is minstens zo leuk als de vakantie zelf! Een lekker dik voorleesboek met 36 verhalen waarvan je meteen zin krijgt in vakantie.

6) Zijn we weer vriendjes? – Henrike Wilson en Katja Reider – Prentenboek – De Vier Windstreken
Vroeger waren Max en Joris beste vrienden. Tot ze op een dag ruzie kregen. Inmiddels weten ze niet eens meer wie er toen begonnen is, maar ze zeggen geen woord meer tegen elkaar. Alleen via hun vrienden. Of de berichten wel goed aankomen omdat ze worden doorverteld, en of Max en Joris weer vrienden worden? Dat lees je in dit grappige, hartverwarmende verhaal. * Gebaseerd op het doorfluisterspel, een spelletje dat kinderen graag spelen.

7) Klein vogelboek – Loes Botman – Prentenboek – Christofoor
Welke vogels wonen bij jullie in de tuin? Kun je ze herkennen met je kind? Hierover gaat dit beeldschone kartonboekje met bekende vogels, gemaakt door een echte kunstenaar. De levendig getekende vogels van Loes Botman nodigen uit om buiten naar de vogels te luisteren. Hoe klinkt een koolmees, hoe zingt een roodborstje? Vogels brengen muziek! Luister naar wat ze te vertellen hebben en kijk maar hoe mooi ze zijn.

8) De moestuin van Sophie – Gerda Muller – Geïllustreerd leerboek – Christofoor
Sophie woont in de stad, maar als ze vakantie heeft gaat ze naar haar grootouders op het platteland. Zij hebben een schitterende moestuin met heel veel groente en fruit. Dit jaar krijgt Sophie haar eigen tuingereedschap en voor het eerst mag ze haar eigen groenten zaaien en planten. Haar grootouders leren haar wat ze allemaal moet doen om een goede tuinierster te worden. Je moet aan heel veel dingen denken, zoals onkruid wieden, de grond beluchten, kleine nuttige dieren beschermen en op je hoede zijn voor het koolwitje en de coloradokever! In de loop van de seizoenen ontdekt Sophie veel geheimen van het plantenleven en van het leven onder de grond.

9) Weet je, weet je wat … de Dieren zeggen? – Marjolein Thiebout en Loes Botman – Prentenboek - Christofoor
Het idee voor dit prentenboek ontstond na de geboorte van Casper, de oudste kleinzoon van Marjolein Thiebout. Op een keer zei ze tegen Casper: ‘Weet je, weet je wat de haan zegt? Kukelekuuuu. En weet je, weet je wat de koe zegt? Boeoeoeoeoe. En weet je, weet je wat ...?’ Het aantal dierengeluiden groeide en ze werden steeds klankrijker. Casper keek en luisterde met grote aandacht en begon na een half jaar zelf: ‘ie-ie-ie-ie-ie’. Het werd een familie-geluiden-gebeuren: een dier kon niet ‘echt’ genoeg klinken! Bij het zien van de pasteltekeningen van Loes Botman wist Marjolein meteen: ‘Hierbij ga ik de dierengeluiden schrijven.’ Met dit prentenboek willen Marjolein en Loes kind en volwassene inspireren om zelf uitdrukking te geven aan het spelen met klank en taal.

10) Bevend van woede – Marten Toonder – Alle verhalen van Olivier B. Bommel en Tom Poes – De Bezige Bij
'Heer Olivier is niet de gemakkelijkste werkgever om te dienen. Zijn gevoel zet hem regelmatig aan tot daden die vanuit het verstand bezien beter nagelaten hadden kunnen worden. Als de jongeheer Poes er niet geweest was, waren sommige avonturen beslist slecht afgelopen, als ik zo astrant mag zijn! Maar in de hier beschreven avonturen doet heer Olivier iets nog ergers dan handelen vanuit gevoel. Hij geeft eerst zijn iksel veel te veel ruimte, waardoor hij in gespleten toestand de welvoeglijkheid uit het oog verliest, als ik zo vrij mag zijn. Vervolgens wordt hij opzettelijk harteloos om ongehinderd tot welstand en aanzien te geraken. Ik had mijn valies dan ook al gepakt en stond klaar om mijn ontslag te nemen, toen heer Olivier tot bezinning kwam. De vraag die hij stelde trof mij diep: wat wil men? Verveling of gevoel, dat is de kwestie.' - zo liet Joost, bediende van O.B. Bommel te Bommelstein, ons telefonisch weten.