Ik zeg het u meteen ronduit: ik ben momenteel een boek aan het lezen dat naar mijn idee zijn weerga niet kent. Zo tintelend van thema is het, zo uit de eerste hand, zo enerverend, zo ontdekkend, zo meeslepend geschreven, zo getrouw aan het verleden, zo verrassend, zo veelomvattend. Ik heb het over de 376 bladzijden tellende paperback Berlijn van Vlaming Piet de Moor en uitgeverij Van Gennep met de ondertitel ‘Leven in een gespleten stad’. Op de omslag staat de typerende grijze plaat van een jonge vrouw in de ruïnes van het Berlijnse Anhalter Bahnhof in 1948. Onder de foto van de in 1937 wegens de jacht op de Joden met zijn familie naar Amerika uitgeweken fotograaf Henry Ries staan woorden van de man die in onze rubriek meerdere malen van zich deed spreken, Geert van Istendaal. ‘Magistraal historisch portret’ Ik haast mij te zeggen dat ik het helemaal eens ben met de man en dat doe ik nu al, hoewel ik op het moment van schrijven in Berlijn tot het elfde chapiter ‘De boze sprookjes van Grimm en andere ambivalenties’. Dit grandioze werk wil ik u niet langer onthouden. Met Augustinus zeg ik: neem en lees dit boek! Sinds ik als HBS’er het boeiende boek Revolutie der eenzamen van P.J. Bouman tot mij genomen heb, ben ik in de ban van persoonlijk getinte historische werken die via dagboeken, biografieën, ooggetuigenverslagen, krantenartikelen het verleden op heterdaad willen betrappen. Om mijn euforie voor het in woorden verankerde leven te illustreren, noem ik u twee boeken die ik recent enthousiast bij u mocht introduceren; Berlijn Berlin van Hans Olink en Berlijn van Armando. Het Berlijn van De Moor overtreft zelfs dit duo.
Ik betreur dat ik de collectie van over de dertig berichten over het Berlijn van 1930 tot 1990 nu pas tot mij kan nemen. Anders gezegd: ik had Berlijn in mijn valies moeten hebben, toen wij als gezin in het jaar 1990, dus vlak na de Wende, de gewraakte locatie bezochten.
Met ons vijven trokken wij in het jaar na de val van de Muur door Tsjecho-Slowakije en Duitsland en speurden wij naar de sporen die de nazi’s in de Tweede Wereldoorlog hadden getrokken. Lidice, Theresienstadt, Dresden, Buchenwald, Berlijn zijn namen van plaatsen waar Hitler en zijn trawanten huisgehouden hebben en de littekens ervan zochten wij op. Hadden wij Piet de Moor als reisgenoot gehad, dan was onze gang door Berlijn nog indringender geweest. De Moor heeft het talent de vlekken en stekken, waar het onheil zich heer en meester toonde, te bezoeken en op papier tot leven te brengen. Hij traceert locaties waar geweld en dreiging zich manifesteerden en praat met ooggetuigen, daders en slachtoffers. De plekken staan vervolgens in ons geheugen. Ik geef u een eigen voorbeeld. Als ik het Elandplein in mijn plaats van geboorte Kralingseveer betreed, zoeken mij ogen altijd de drukkerij op, waaruit in augustus 1944 de baas van mijn vader. de heer Wegeling, door Duitse soldaten in een overvalwagen geslagen werd, met uiteindelijke bestemming concentratiekamp Vught waar hij een paar weken later wegens clandestien drukken van Trouw op een vlakte gefusilleerd zou worden. Het Elandplein in Kralingseveer draagt een litteken, een schandvlek.
Ik wil u de komende weken door de drie delen van Berlijn met de titels ‘Geweld’, ‘Gespleten’ en ‘Geheeld’ leiden. Als smaakmaker reik ik u hier integraal het eerste hoofdstuk met de titel ‘Brandende boeken’ aan. Het journalistieke aspect van Berlijn wordt geïllustreerd door de eerste zin ’10 mei 1033’. De Moor doet verslag alsof u met eigen ogen het gebeuren aanschouwt. Als opwarmer citeer ik u de tekst van de uitgever op de omslag. Voorlopig tot slot: hoe verlegt De Moor onze horizon en in een paar maanden tijd was een derde druk van Berlijn zeer gewenst!
Van Gennep: ‘Dit keer gaat Piet de Moor in Berlijn – Leven in een gespleten stad op zoek naar de ziel van Berlijn, een stad die als geen andere geleden heeft onder het geweld van de geschiedenis in de twintigste eeuw. Door het lezen van dagboeken, romans en ooggetuigenverslagen, door gesprekken met historici, politici, schrijvers en journalisten slaagt de Moor erin een fascinerend beeld te geven van de geschiedenis van Berlijn vanaf Hitlers machtsovername in 1933 tot de val van de Muur in 1989. Hoe wisten de nazi's het bruisende leven in de stad te vergiftigen? Met welke absurditeiten van het communisme werden de Oost-Berlijners in de DDR geconfronteerd, hoe verging het de stad na de Wende? Piet de Moor heeft een scherp oog voor de gespletenheid van het leven in de stad, voor de wijze waarop de tegenstellingen van de twintigste eeuw zich manifesteren in het dagelijkse leven van de Berlijners. Het resultaat is opnieuw een noodzakelijk, caleidoscopisch boek.’
De Moor - Brandende boeken ‘10 mei 1933. Op de Opernplatz 4 in Berlijn en in eenentwintig andere Duitse universiteitssteden, in Kiel, Frankfurt am Main, München en Breslau, branden bergen boeken die ‘de eer van het Rijk besmeuren’: de executie van boeken die volgens de nazi’s vloeken met de Duitse geest. Nazi-aanhangers gooien het werk van de joodse auteurs Lion Feuchtwanger, Stefan Zweig en Kurt Tucholsky in de vlammen. Het oeuvre van Heinrich Mann, Erich Kästner, Egon Erwin Kisch, Theodor Plievier en Arnold Zweig moet eraan geloven.
Buitenlandse schrijvers worden niet ontzien. Omdat Ernest Hemingway kritisch over het Duitse aandeel in de Grote Oorlog heeft geschreven, wordt zijn A Farewell to Arms aan het vuur prijsgegeven. Hetzelfde lot ondergaan de boeken van John Dos Passos, Upton Sinclair en Jack London. De vlammen likken aan de werken van Maxim Gorki, Isaak Babel, Aleksandra Kollontai en Ilja Ehrenburg. In de vuurzee belanden de boeken van de Amerikaans-Poolse auteur Shalom Asch, de Fransman Henri Barbusse en de Tsjech Jaroslav Hašek. Op de zwarte lijst staan vierennegentig Duitstalige en zevendertig anderstalige auteurs.
Op 17 maart 1933 had de Oostenrijkse schrijver en journalist Joseph Roth zijn vriend Stefan Zweig, die nog hoop koesterde, al gewaarschuwd: ‘Er is geen sprake van dat we in Duitsland nog kunnen verschijnen.’ Een paar dagen later werd hij nog scherper: ‘Wat ik u al geschreven heb, klopt: onze boeken zijn in het Derde Rijk onmogelijk. We zullen niet eens in de brochures staan. Ook niet in het blad van de boekhandel. De boekhandelaars zullen ons afwijzen. De SA-Sturmtruppen zullen de etalages inslaan.’ In de late zomer van 1933 roept Roth uit: ‘We hebben Duitsland bezongen, het ware Duitsland! Daarom worden we heden door Duitsland verbrand.’De nationaalsocialistisch gezinde studenten zijn de aanstokers van de heksensabbat die de ‘on-Duitse’ boeken treft. Wolfgang Hermann, een bibliothecaris uit Spandau, heeft ervoor gezorgd dat ze de ‘misdadige’ literatuur moeiteloos op het spoor kunnen komen. Als hoofd van het Comité voor de herordening van de Berlijnse stads- en volksbibliotheken heeft Hermann een lijst opgesteld van alle auteurs die naar zijn mening verbrennungswürdig zijn. Hermann is verguld dat de nationalistische studenten een beroep doen op zijn lijst. Maar de bibliothecaris is ook bezorgd. Hij betreurt het dat het bestaan van zijn index voortijdig is uitgelekt. Een vaktijdschrift heeft zijn lijst onder de titel ‘Der neue Nationalismus und seine Literatur’ gepubliceerd. Hermann vreest dat de bibliotheken de gewraakte boeken snel in veiligheid zullen brengen en dat de studenten achter het net zullen vissen. Maar zijn angst is ongegrond. De boekverbranding is een idee van de studenten. In navolging van Joseph Goebbels’ ministerie van Voorlichting en Propaganda hebben ze een eigen hoofdkantoor voor pers en propaganda opgericht. Dat bureau verspreidt begin april 1933 een circulaire die de vernietiging van de on-Duitse literatuur aankondigt: ‘Openbare verbranding van joodse ondermijnende geschriften door de studentengenootschappen van de universiteiten naar aanleiding van de schaamteloze hetze van het mondiale jodendom tegen Duitsland.’
De bestuursorganen van de Duitse universiteiten protesteren niet of nauwelijks tegen de plannen van de studenten. De rectoren houden zich op de vlakte. Hun kritiek beperkt zich tot de bagatelliserende opmerking dat de studenten misschien ietwat overdrijven. Ook van de Duitse PEN-club en de Vereniging van de Duitse Boekhandel komt er geen verweer, integendeel. Op 12 april 1933 steekt de Vereniging de studenten een hart onder de riem: ‘De Duitse boekhandel begroet de nationale verheffing. Hij heeft meteen getoond dat hij klaar staat om haar doelstellingen te helpen realiseren.’ Verbazingwekkend is die samenwerking niet. ‘Sinds 1918 vroegen de boekhandels in de provincie, voordat ze een boek in de etalage legden, zelfs nog vóór ze het hadden gelezen, of de schrijver een jood was,’ schrijft Joseph Roth, toen al een balling, in de Cahiers Juifs (Parijs, september 1933), erop wijzend dat er al in 1900 een literair antisemitisme in Duitsland is ontstaan. De gelijkgeschakelde pers laat zich niet onbetuigd. Drie maanden na het opdoeken van de Weimarrepubliek roepen de kranten hun lezers op om bij te dragen aan het vernietigen van staatsvijandige literatuur.
De Duitsers kunnen hun trouw aan het nieuwe regime betuigen door de ‘asfaltliteratuur’ – volgens Meyers Konversations Lexikon van 1936 zijn dat de ‘werken van wortelloze Großstadtliteraten’ – te dumpen in inzamellokalen. In de ochtend van woensdag 10 mei 1933 schuimen de studenten de depots af. Ze stapelen de buit op in hun hoofdkwartier in de Oranienburger Straße. Dan gooien ze de boeken in de laadbakken van vrachtwagens waarop nazivlaggen wapperen. De boeken zien eruit als veroordeelde gevangenen die naar het schavot worden gebracht, schrijft Philip Metcalfe in 1933. De bizarre optocht in Berlijn bestaat uit een fanfare en een met fakkels zwaaiende groep studenten. Gewone burgers sluiten zich niet aan. Aan de stoet lijkt geen einde te komen omdat de in kleine formaties oprukkende jongeren grote gaten laten vallen in hun rangen. Om elf uur ’s avonds arriveren ze eindelijk op de Opernplatz. Het regent. In het midden torent een brandstapel van drie kubieke meter, die door een pyrotechnische firma is opgericht. Een podium is met schijnwerpers, filmcamera’s en microfoons uitgerust. Het spektakel is het zoveelste Großereignis in rij.
Op de Opernplatz staat ook de Poolse reporter Antoni Sobański, vijfendertig jaar, die het autodafe gedetailleerd beschrijft. Sobański registreert een opgewekte atmosfeer, ‘het is immers lente’. Nu komen de studenten in actie: ‘Ze gingen rond de stapel met benzine doordrenkte houtblokken staan en wierpen er hun fakkels in – zo ontstonden de historische vlammen. De muziek speelde de hele tijd door.’ Een twintigtal studenten treedt naar voren om het vuur te voeden: ‘Ieder had een boek in de hand en terwijl hij het in het vuur wierp, riep hij telkens tegelijkertijd dezelfde rituele “vuurspreuk” uit: “Hiermee geef ik de geschriften van Sigmund Freud aan de vlammen prijs”, “Hiermee geef ik de geschriften van Erich Maria Remarque aan de vlammen prijs”.’ Daarna maken ze plaats voor de kameraden die tussen de vrachtwagens en de brandstapel een menselijke ketting vormen. Nu gaan de boeken van hand tot hand. De laatste student, die het dichtst bij de vuurhaard staat, gooit ze hoog in de lucht, waarbij ze ‘hun witte bladen spreidden en als vogels neerwaarts fladderden’. De muziek blijft spelen, terwijl het licht van de schijnwerpers troosteloos over het plein glijdt. De menigte, die eerst nog juicht, kijkt nu alleen nog zwijgend toe. Een van de boekverbranders gaat na een tijdje doodmoe op een stapel boeken achteroverliggen, ‘als een boerenjongen die uitrust in het hooi’. Met de dood in het hart observeert Sobański het spektakel: ‘Een grote droefheid maakte zich van me meester en ik liet mijn tranen stromen. Ik treur om de boeken als stervende dingen. Ik treur om het volk dat deze schande op zich heeft geladen.’ Uit de brandstapel redt Sobański een affiche die Erich Maria Remarques anti-oorlogsroman Im Westen nichts Neues prijst. Dan snijdt de stem van Goebbels door het nachtelijke Berlijn: ‘Deze vlammen werpen hun schijnsel niet alleen op het definitieve einde van het oude tijdperk, maar tevens op het begin van het nieuwe. Nooit eerder hebben jonge mensen zozeer het goede recht gehad de verderfelijke geest van het verleden op te ruimen. Als de oude mannen niet begrijpen wat er gaande is, laat ze dan wel begrijpen dat wij jongeren er de hand in hebben gehad.Zijn toespraak rondt hij af met de pathetische uitroep: ‘O, mijn eeuw, het is een vreugde om te leven.’ Bij de eerste tonen van het Horst Wessellied strekt het publiek armen en handen uit voor de Hitlergroet. Daar doet Sobański niet aan mee. Hij beseft dat zijn verzuim een provocatie is, maar de omstanders spreken hem er niet op aan. Gedeprimeerd probeert de reporter bepaalde aspecten van de onderneming in een positief daglicht te plaatsen. Tijdens de optocht naar het centrum hebben de studenten de erotisch getinte titels uit de stapels gered. Sobański: ‘Dat bewijst tenminste nog dat ook onder Hitler de jeugd menselijk is gebleven.’ Zou het?
Magnus Hirschfelds Instituut voor Seksueel Onderzoek, ondergebracht in een villa in de wijk Tiergarten, is al op 6 mei kort en klein geslagen. De daar gestolen boeken van Sigmund Freud, Oscar Wilde, Richard von Krafft-Ebing en natuurlijk ook het werk van Hirschfeld zelf belanden ook in het vuur op de Opernplatz. De schrijver Erich Kästner observeert er de terechtstelling van zijn eigen werk. In ‘Über das Verbrennen von Büchern’ zal Kästner later lucht geven aan de emoties die hem toen overmanden. Het was alsof hij zijn eigen begrafenis bijwoonde. Vanuit zijn ballingsoord Zürich fulmineert Bertolt Brecht in zijn gedicht ‘Die Bücherverbrennung’ tegen de nazi’s omdat ze zijn werk over het hoofd hebben gezien: ‘Een verjaagde dichter, een van de besten, merkte tijdens het bestuderen van de lijst van de verbranden ontzet dat zijn boeken vergeten waren. Hij haastte zich naar zijn schrijftafel, overweldigd door woede, en schreef een brief naar de machthebbers. Verbrand me! schreef hij met vlammende pen, verbrand me! Doe me dat niet aan! Ik wil niet overblijven! Heb ik soms niet altijd de waarheid verteld in mijn boeken? En nu behandelen jullie me als een leugenaar! Ik beveel jullie, verbrand me!’ Ook Oskar Maria Graf vindt dat hij de schande van het niet-verbranden niet heeft verdiend. Op 12 mei 1933 lanceert hij in de Weense Arbeiter-Zeitung de oproep: ‘Verbrennt mich!’
Drie dagen na de boekverbranding publiceert het Börsenblatt für den deutschen Buchhandel de namen van de ‘gevaarlijkste’ en meest ‘on-Duitse’ schrijvers. Op 16 mei 1933 verschijnt de volledige lijst met honderdeenendertig namen. Dat de werken van de toen verguisde schrijvers nu weer in de belangstelling staan, is onder meer de verdienste van Georg P. Salzmann (1930-2013), een boekhouder die in de jaren zeventig de ‘verbrande’ auteurs begon te verzamelen. In 2009 schonk hij zijn collectie aan de Augsburgse universiteit. Toen de boeken op de Berlijnse Opernplatz brandden, was Salzmann een jongetje van een jaar of drie. Zijn vader was een overtuigde nationaalsocialist die op het punt had gestaan zijn hele gezin uit te moorden toen de nederlaag van nazi-Duitsland onafwendbaar bleek. Uiteindelijk doodde hij alleen zichzelf.’ U zult nu mij kunnen volgen toen ik in het begin zei dat ik idolaat ben van dit Berlijn.
Vlak na de meet van het nieuwe jaar wil ik een wervelende vademecum inlokken, die het eigen heim tot een terra cognita maken, die van ons heem een welbekend oord maken. Om deze woorden te onderstrepen geef ik u wat lokkers door uit deze compacte kleurrijke pocket. Maar eerst geef ik de tekst op de omslag van de uitgever en de recensie op de site. Het gaat om de 288 bladzijden tellende, van begin tot eind geïllustreerde uitgave Ontdek Nederland van Reinhard Tiburtzy en ANWB Media.
De ANWB: ‘Een actueel portret van Nederland met essays over de cultuur, geschiedenis en gebruiken, met achtergronden, wandelingen door steden en dorpen, uitstapjes in de natuur, talrijke stadsplattegronden en kaarten en persoonlijke adresjes. Inclusief uitneembare kaart, routekaarten en plattegronden. Boordevol tips voor actieve en creatieve bezigheden, eten en drinken, overnachten en uitgaan. Rotterdam - Manattan aan de Maas Den Haag Elegante - residentie Maastricht - steegjes, pleinen en ontelbare monumenten.’
De site: ‘De nieuwste reisgidsserie van de ANWB heet Ontdek, met uitgebreide gidsen voor reizigers die ondergedompeld willen worden in de cultuur van een land of streek. Dit deel bestrijkt Nederland. De reisgids neemt toeristen mee langs kerken, afgelegen dorpjes, bergtoppen, wijngaarden, kronkelige straatjes, familierestaurants, in het kort: op ontdekkingsreis. De meerwaarde zit hem vooral in de uitgebreide achtergrondverhalen en de tips om de couleur locale te proeven. De gids zou geen reisgids zijn zonder praktische informatie, zoals openingstijden, wat plattegrondjes, belangrijke adressen en hier en daar een foto. Vaste onderdelen zijn de lievelingsplekken van de auteur, tien uitvoerig beschreven hoogtepunten en een losse wegenkaart. Hoewel de inhoud veelomvattend is, is de gids toch praktisch door de overzichtelijke inhoudsopgave en rustige lay-out. Kleine druk, normale interlinie. Voor de cultuurliefhebber is dit een aanwinst in het aanbod van reisgidsen. Met uitklapbare omslagen, voor een overzichtskaart van Nederland, achter een kaart van het centrum van Amsterdam en een losse wegenkaart.
Ik pluk uit de gids Ontdek Nederland zonder de omschrijving aan te reiken. U dient derhalve zelf dit handboek nader te exploreren. Vier rubrieken licht ik eruit.
1) Favorieten:
Art deco in Café Americain in Amsterdam
Gezelligheid troef: het Vondelpark in Amsterdam
Het mooiste havenstadje van Zeeland: Veere
Tulpen zo ver het oog reikt: de Keukenhof en de Bollenstreek
Negentien molens op een rij: Kinderdijk bij Dordrecht
Een boottochtje in het idyllische Giethoorn
Een bos van huizen: de kubuswoningen in Rotterdam
Zand, wind en ruimte de stranden van Ameland zijn een paradijs.
2) Twaalf toekomstige klassiekers:
Markthal Rotterdam
Centraal Station Rotterdam
Filminstituut Eye Amsterdam
Uitbreiding Museum de Fundatie Zwolle
Beeld en geluid Hilversum
Inntel Hotel Zaandam
Groninger Museum Groningen
Stedelijke Museum Amsterdam
Blob Eindhoven
Drents Museum Assen
Bonnefantenmuseum Maastricht
Restaurant Aan Zee Oostvoorne
3) Langs het tuinpad van mijn vader – tien oer-Hollandse dorpen:
Bourtange –welkom in het jaar 1742
Orvelte – even terug in de tijd
Giethoorn – het Venetië van het Noorden
Volendam – op de foto in klederdracht
Broek in Waterland –oase van rust
Lisse – naar de bollen!
Spaarndam – cultureel dagje uit
Kinderdijk – molens, molens, molens!
Born – voormalig kasteel als dierenpark
Formerum – scheepswrakken & cranberry’s
4) Psst,,, niet verder vertellen – tien verborgen hofjes en tuinen:
Prinsentuin Groningen
Samuel de Zee’s hof Leiden
Schat van Schoonderloo Rotterdam
Wildemanshofje Alkmaar
Hofje van Letmaer Gouda
Hofje van Oorschot Haarlem
De Steile Tuin Arnhem
Begijnhof Amsterdam
Rusthof Den Haag
Pandhof van de dom Utrecht
Zullen wij met elkaar afspreken dat wij dit jaar deze locaties met een bezoek gaan vereren? Het zou mooi zijn wanneer deze vraag aan het eind van 2017 retorisch is geworden. Ontdek Nederland van de ANWB wijst u de weg en doet alles uit de doeken!
Achterelkaar denkend aan Chaam, Maarheeze, Emmen, Avignon, Mont Ventoux, Parijs tover ik terug op mijn netvlies beelden van voorbijflitsende coureurs die de kilometers onder hen wegtrappen. Het aanschouwen van die kordate renners had meer dimensie voor mij gehad, wanneer ik dit sportboek in mijn valies had gehad. Het gaat om de 206 bladzijden tellende, door Kamagurka geïllustreerde hardcover De Kleine Heinen van Frank Heinen en De Muur met de ondertitel 'Zakwoordenboek voor iedereen die weleens koers kijkt.’ Ik had het rijtje van zes plaatsnamen aanzienlijk langer kunnen maken, want ik bemin – met een knipoog naar de subtitel – koers kijken. In Boskoop, Rotterdam, Gouda, Nancy, Carpentras, Bordeaux deed ik dat ook, met eigen gezin, een deel ervan of in mijn uppie. Het genot van het volgen van de wielerwedstrijden had meer diepgang in mij gelegd als ik De Kleine Heinen bij de hand had gehad. Ik had de taal van de toeschouwers beter verstaan, ik had de kijk op de koers verscherpt.
De tekst op de omslag van de uitgever zegt het ‘waarom’. Ik citeer: ‘In De Kleine Heinen legt Frank Heinen uit wat commentatoren eigenlijk bedoelen met het vaak ondoorgrondelijke wielerjargon dat ze via radio en televisie over ons uitstrooien. Zonder De Kleine Heinen is de taal van het wielrennen duister en verwarrend, maar dankzij dit bijzondere woordenboek krijg je toegang tot een rijke en poëtische wereld vol wonderlijke beelden en metaforen. Heinen licht ze op geheel eigen wijze toe, volgens het didactische principe dat je de dingen beter onthoudt als je erom moet lachen.’
Op de site van De Muur zegt een recensent het zo: ‘Het boekje ziet er ten eerste gelikt uit. Mooi gebonden, in harde kaft en in een handzaam formaat. Het boekje begint met een voorwoord is de bekende stijl van Heinen en is eigenlijk al de moeite waard. Wat volgt is een bloemlezing van bekende en minder bekende wielerwoorden en uitdrukkingen desgewenst gekoppeld aan een wielrenner. Waar Heinen in zijn column af en toe serieus is, nodigt dit boekje uit tot onbedaarlijk glimlachen en gniffelen. ‘De Kleine Heinen’ is een must voor de zichzelf respecterend wielerfanaat en een eerbetoon aan het vocabulaire van de wielerwereld. Met speciale dank aan José, Michel, Herbert en Maarten die uren en uren moeten volpraten. De zelf bedachte wielerwoorden nemen we op de koop toe. Misschien nemen de wielercommentatoren de Kleine Heinen nog een keer in de hand om eruit te citeren en wordt zo''n woord ineens gemeengoed. Wie weet...’
Peddelend door het abc van De Kleine Heinen rem ik af bij lemma’s die mij deden afstappen om de betekenis te achterhalen. Ik geef er een dikke twintig aan u door met het verzoek te achterhalen waar dit wielerjargon voor staat. Een volgende keer wisselen wij hier onze ervaringen met elkaar uit. Nu is het devies ‘op de pedalen’!
Afzien
Banddikte
Cartouche
Dalen als een drol
Erop en erover
Flanellen benen
Gesoigneerd
Hengsten
IJsboerske
Jodelen
Kerktorens
Linkeballen
Misspoes
Neo
Opsouperen
Palmares
Qatar
Recht blijven
Sanitaire sprint
Tweede adem
Uitgepierd zijn
Vierde bal
Walkowiakje
Zoetemelkje
Ik heb het idee enkele van bovenstaande slogans u kunt plaatsen. Kunt u dat ook met adelbrieven, ardoisier, bolletjeslikker, etalagecoureur en klimbok, dan is De Kleine Heinen helemaal op uw lijf geschreven!
Een gaaf kijk- en leesalbum leg ik voor u op de toonbank dat magistraal verbeeldt en verwoordt hoe de kleine zelfstandige ondernemers in het verleden hun nering voerden om in hun tering te voorzien. Persoonlijker gezegd: dit boek achterhaalt op boeiende wijze mijn jaren van jeugd die mede gestempeld waren door het doen van boodschappen bij de plaatselijke winkeliers en bedrijven. Het gaat om de 256 bladzijden tellende, authentiek geïllustreerde paperback Liever kleine baas dan grote knecht van Tessel Pollman en uitgeverij Boom met de ondertitel ‘De Nederlandse middenstand 1920-1970’. Op de omslag van dit tintelend en toegankelijk geschreven en in nabije historie gedrenkte boek is het voor mij meteen raak, want een foto uit 1961 van mevrouw De Koning die achter de toonbank van haar kruidenierswinkel in Boskoop een klant te woord staat. De eerste jaren van ons huwelijk in de jaren zestig woonden mijn eega en ik in de Snijdelwijk in een flatwoning met zicht op de Gouwe. De prachtige plaat van de Boskoopse grutter kan ik niet meteen lokaliseren, maar hij roept wel herinneringen op aan de schare van winkels in mijn plaats van geboorte, Kralingseveer.
Goede jeugdjaren mocht ik met ouders, broers en zus beleven in het dorp Kralingsveer, dat sinds 1941 een wijk is van Rotterdam. Aan boorden van de Nieuwe Maas achter Schielands Hoge Zeedijk genoot ik van het bestaan dat ook getekend werd door het voor moeder bezoeken van winkels en het versieren van een bijbaantje. Om met het laatste te beginnen: ik werkte als scholier van de school aan de IJsselmondselaan bij groenteboer Van Hoof, melkboer Bot, slager Schinkel, visboer Van Campen, tuinder Van Veen. Het scheppen van zuurkool uit een ton en het pinten van melk uit een bus, hoe bemind waren die bezigheden. In de jaren veertig, vijftig en zestig deed ik in opdracht van mijn ouders zaliger boodschappen bij kruidenier De Gier, bakker Van der Sluis, schoenlapper Groen, boekhandel Wegeling, sigarenboer De Kwant, ijzerhandel Schelling, snoepwinkel juffrouw Meeder, waterstoker Brand, olieboer De Jong, radiohandel Elshout, fietsenboer Ouwerkerk, kolenboer Van der Wiel. Ik kan zo nog wel even door gaan, want in dit dorp aan de rivier met krap tweeduizend inwoners telde op elke hoek van een straat een kleine zelfstandige. Wat de middenstanders bond was gewoon zelfstandig te zijn zonder baas en zonder personeel!
Wat mij bezielde in de winkels van Wendels, Breedveld, Geluk, De Boer, Timmer en noem maar op, heeft Annie M.G. Schmidt magistraal verwoord in haar gedicht ‘Dag meneer de kruidenier’ dat als volgt gaat:
Dag meneer de kruidenier
Dag mijn jongen, dag mijn jongen
Dag meneer de kruidenier
heeft u suiker, een ons of vier?
Wat nog meer?
Wel meneer,
Hebt u stroop?
Een hele hoop.
Hebt u gist?
Een hele kist.
Hebt u meel?
Ontzettend veel.
Heeft u krenten?
Heb jij centen?
Ja zei het jongetje, 'k heb genoeg,
en ik ben jarig, morgenvroeg.
Zeg, meneer de kruidenier.
Nou, m'n jongen? Nou, m'n jongen?
Zeg, meneer de kruidenier,
hebt u kleine kaarsjes hier?
Wacht eens even.....
'k Heb er zeven,
hele mooie,
witte en rooie.
Is 't genoeg,
voor morgenvroeg?
Nee, zei het jongetje heel erg zacht,
niet genoeg, want ik word ácht.
Ah, zei de kruidenier bedaard,
is 't voor jouw verjaardagstaart?
Wel, die zeven aan de rand,
allemaal aan de buitenkant,
en één grote middenin,
is dat zo wel naar je zin?
Omdat je morgen jarig bent,
krijg je die grote kaars present
én een groene ulevel!
Dank u wel,
dank u wel.
Dag meneer de kruidenier
dag mijn jongen, dag mijn jongen
Dag meneer de kruidenier
dag mijn jongen en veel plezier.
Op internet lees ik dat er momenteel nauwelijks winkels zijn in Kralingseveer. Derhalve dank ik Tessel Pollman voor het oproepen van herinneringen. Ik voeg daar wel aan toe dat de tijden van weleer vergeleken met die nu wellicht niet mooier waren maar sowieso wel anders. Hoewel, velen van ons prefereren in dit tijdsbestek zelfstandige zonder personeel te zijn. Om u het boek in te loodsen geef ik u de tekst van de omslag van uitgeverij Boom en de intro die Tessel Pollman bij haar voor mij veel nostalgie herbergende boek onlangs schreef.
Boom: ‘Dit boek geeft een meeslepend en vaak verrassend beeld van de kleine ondernemer tussen 1920 en 1970, een grote beroepsgroep waarmee iedereen te maken had en die steeds zeldzamer is geworden. Tot de vele ontdekkingen die Tessel Pollmann deed, hoort de betekenis van vrouwen en kinderen voor de kleine ondernemingen. Lang voor de tweede feministische golf van de jaren zestig waren deze vrouwen gewoon aan het werk. Ze stonden achter de toonbank, maakten de kas op en beslisten mee als de winkel vernieuwd moest worden. Daar hadden ze de hulp van hun (schoolgaande) kinderen hard bij nodig; veel bedrijven zouden het zonder hen niet hebben gered. Opvallend is ook dat de kleine zelfstandigen geen aparte klasse vormden, ze waren vermengd met de arbeidersklasse. Soms had de vrouw een cafeetje terwijl haar man dagloner was, of runde de vrouw van een fabrieksarbeider een tabakswinkel. Liever kleine baas dan grote knecht biedt een andere kijk op een groep mensen die iedereen kende maar waarvan we weinig weten.
Tessel Pollman: ‘Beste lezer - Mijn naam is Tessel Pollmann (1940) en ik ben van huis uit journalist. Ik werkte lang als redacteur bij Vrij Nederland; nu ben ik geassocieerd onderzoeker bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. Het boek dat ik nu presenteer heeft niet direct met de oorlog te maken, maar gaat over de kleine ondernemer 1920-1970. In de inleiding leg ik uit wat de relatie is tot de politiek, maar dat is een zijpad. Liever kleine baas dan grote knecht gaat over de kleine middenstand, vroeger ook wel deel van ‘de kleine burgerij’ genaamd. Natuurlijk heb ik voor Kleine baas allerlei geleerde geschriften geraadpleegd, maar daar zult u als lezer weinig van merken. De basis van mijn boek zijn de levensverhalen zoals de kleine ondernemers/onderneemsters en hun kinderen die zelf vertelden. Die verhalen vond ik in de publicaties van de vele historische verenigingen die Nederland telt. Vrijwilligers van die verenigingen hebben talloze interviews gemaakt met kleine ondernemers in hun dorp of stad. En heel wat ondernemers of hun (klein-)kinderen hebben hun herinneringen aan de bakkerij, drogisterij, smederij, of het venten van allerlei waren op schrift gesteld.
Al die documenten zijn de basis van mijn boek. Ik heb geprobeerd de rode draad te vinden die al deze zo verschillende verhalen verbindt. Wat opvalt is dat veel kleine onderneminkjes zonder de hulp van de (schoolgaande) kinderen het niet gered zouden hebben. Ook blijkt dat, lang voor de tweede feministische golf uit de vorige eeuw, vrouwen van veel kleine ondernemers gewoon aan het werk waren. Sterker, ze waren onmisbaar voor het bedrijf. Ze stonden achter de toonbank, ze ordenden het magazijn, ze maakten de kas op en beslisten mee als de winkel vernieuwd moest worden. Ze waren allesbehalve traditioneel. Ook treffend is dat de zogeheten klasse van de kleine zelfstandigen niet altijd een andere klasse was dan die van de arbeider, maar ermee was vermengd. Het kwam voor dat de vrouw een cafeetje deed en de man dagloner was, of dat de vrouw de tabakswinkel had terwijl haar man naar de fabriek ging, of dat de man ventte met groenten en de vrouw werkhuizen had. De scheiding tussen arbeiders en kleine zelfstandigen was soms heel dun. Ook blijken een aantal onderneminkjes niet veel meer geweest te zijn dan een remedie tegen werkloosheid of een pover weduwenbestaan. Kortom, Liever kleine baas dan grote knecht biedt een levendige kijk op een groep mensen die velen van ons van huis uit ons heel vertrouwd is, maar waarvan we weinig weten. Politici noemen de middenklasse, waar de kleine ondernemer deel van is, de ruggengraat van de samenleving, buffer tussen de rijk en arm en cement van de maatschappij. Maar zegt dat de kleine ondernemer zelf iets? Is het niet de eigenwaarde die telt, in plaats van het zogeheten maatschappelijk belang dat vooral de politiek hen toeschrijft? En is het niet vreemd dat wetenschappers, schrijvers, journalisten en anderen traditioneel zo minachtend spraken en spreken over de kleine burgerij die suf, duf en bekrompen heette te zijn? Het is tijd, nu de ZZP-er als opvolger van de kleine ondernemer zo belangrijk is, met een nieuwe blik naar het kleinbedrijf te kijken.’
Wij hebben nog een paar maanden te gaan voordat de winter van 2017 zijn sporen gewist zal hebben. De wisseling der seizoenen is een van de plussen die ons zeeklimaat de eigen charme geven. Niet om de tijd te doden maar om die te verlevendigen geef ik u de tekst van de uitgever op de omslag van elf werken. Opdat u het thema te vatten krijgt. De inhoud krijgt u aldus in het vizier. Om de vorm, de taal te bepalen, daar staan de elf uitgeverijen borg voor. U kent die door mijn eerdere introducties bij u. Mijn voorstel is dat u van de volgende boeken bepaalt welke van uw gading zijn. Als de lente in aantocht is wisselen wij hier onze leeservaringen met elkaar uit. Hier is het elftal met titel, schrijver, ondertitel en uitgever.
1) Vrijdenken & humanisme in Nederland – Bert Gasenbeek – 40 plekken van herinnering – Thoth
In Vrijdenken & humanisme in Nederland passeren in chronologische volgorde een veertigtal personen, organisaties en onderwerpen de revue die van bijzondere betekenis zijn voor de humanistische traditie in Nederland. Deze zijn gekozen omdat ze een bijzondere bijdrage hebben geleverd aan 'de geestelijke bevrijding in de cultuur'. Iedere bijdrage is gekoppeld aan een concrete plek, zoals een geboorte- of sterfhuis, een gebouw, een standbeeld, een graf, een naambord et cetera. Veel plekken kunnen ook nu nog van binnen worden bezocht. Met bijdragen van Wim Berkelaar * Bert Boelaars Paul Cliteur * Elsbeth Etty * Anton van Hooff * Nelleke Noordervliet * Miriam van Reijen * Piet de Rooy * Rob Tielman & vele anderen.
2) In de sporen van Don Quichotte – Cees Nooteboom – De Bezige Bij
Cees Nooteboom wordt van jongs af aan gedreven door nieuwsgierigheid naar de wereld. Reizen is voor hem meer dan het overbruggen van afstanden, het is zijn manier van leven. Met een variant op een uitspraak van die andere grote reiziger in de Nederlandse literatuur, Louis Couperus, zou Nooteboom kunnen zeggen: 'Zo ik iets ben, ben ik reiziger.' In de sporen van Don Quichotte bevat een selectie uit zijn reisverhalen, bijeengebracht door de Colombiaanse Univrsiteit van de Andes ter gelegenheid van Nootebooms bezoek aan de internationale boekenbeurs in Bogota. ‘Wat je ziet als je Consuegra nadert, is het moment van inspiratie van de auteur. Bij een bepaald licht, een bepaalde constellatie van de wolken, de trilling van de hitte die over de vlakte kan hangen, krijgt alles hier iets spookachtigs, onwerkelijks. Het was natuurlijk Cervantes zelf die, vóór zijn Ridder het kon doen, reuzen in deze molens heeft gezien, en zelfs nu ik hierboven bij de ruïnes van het kasteel sta, kan ik me niet helemaal van die fantasie losmaken.’
3) Dromen van water – Wiljo Oosterom – Het woestijnwerk van een Nederlandse vrouw in Afrika –Wereldbibliotheek
Dromen van water is het bemoedigende en wonderlijke verhaal van een Nederlandse vrouw die is opgenomen in de gelederen van een trots Afrikaans volk, de Peulh. De Peulh leven in wat een onbewoonbaar gebied lijkt te zijn, aan de rand van de Sahara. Zij hebben een droom: water in de woestijn, groene velden in het hete zand, onderwijs voor kinderen, en gezondheidszorg voor iedereen. Wiljo Oosterom probeert samen met hen die droom te verwezenlijken. Maar er zijn obstakels: de verstikkende bureaucratie, het gebrek aan geld, de tegenwerking van autoriteiten, de dreiging van terreur, onenigheid in eigen gelederen. Met veel inlevingsvermogen en een gezond gevoel voor humor laat ze zien dat datgene wat ze er liefheeft, vaak in conflict komt met de waarden en normen die haar hier in Nederland hebben gevormd. Maar ze laat ook zien hoe doorzettingsvermogen en geloof stapje voor stapje kunnen leiden tot verbetering van die wereld. Niet altijd op alle fronten, en lang niet altijd zoals ze het voor ogen had – maar in ieder geval tot voordeel van de mensen die het hard nodig hebben.
4) Vooruitgang – Johan Norberg – Tien redenen om naar de toekomst uit te kijken – Nieuw Amsterdam
We worden elke dag geteisterd door het nieuws over hoe erg het met de wereld gesteld is – die lijkt op de rand van de afgrond te balanceren, en toch: we hebben meer vooruitgang geboekt in de afgelopen 100 jaar dan in de eerste 100.000, de afgelopen 25 jaar hebben elke dag 285.000 meer mensen toegang gekregen tot veilig water en in de afgelopen 50 jaar is de armoede in de wereld meer afgenomen dan in de voorgaande 500 jaar. Met welke maat je wat ook maar meet, nagenoeg alles staat er opmerkelijk beter voor dan sinds mensenheugenis ooit het geval is geweest. Op basis van onbetwistbare feiten schetst Johan Norberg nuchter en aanstekelijk hoever we zijn gekomen in het aanpakken van de problemen waarvoor onze soort zich geplaatst ziet. We weten zelfs wat er nodig is om de vooruitgang voort te zetten. Contra-intuïtief, spectaculair, een hart onder de riem stekend. Vooruitgang is een oproep tot hernieuwde hoop in weerwil van het doemdenken van politici en media.
5) Thuis in Europa – Han Lörzing – Een tijdreis door 37 landen – Athenaeum-Polak & Van Gennep
Wie houdt er eigenlijk nog van Europa? De Brusselse bureaucraten hebben het bij bijna iedereen verbruid. Toch heeft de samenwerking tussen Europese landen ook mooie dingen opgeleverd, zoals goedkoop vliegen en de mogelijkheid om te studeren in een ander land. En al willen we in de politiek zo weinig mogelijk met elkaar te maken hebben, we waarderen elkaars producten. Italiaanse pasta, Schotse whisky en Tsjechisch bier zijn overal populair. Thuis in Europa gaat over de alledaagse realiteit binnen Europa: van toerisme tot kunst, van voetbal tot wielrennen, van succesvolle meubelbedrijven tot al even succesvolle modeontwerpers. We maken een tijdreis door Europa in 72 jaren, van Stunde Null in 1945 tot de onzekere tijden nu. Daarbij doen we alle landen aan, van het vrouwvriendelijke IJsland via het digitale Estland tot het diepgelovige Malta. We zijn lang niet allemaal gelijk, maar onze culturele verschillen vormen juist de charme van Europa. En we zijn zonder concurrentie het mooiste, leukste en afwisselendste continent ter wereld. Daar kun je alleen maar van houden.
6) Johan Huizinga en de bezeten wereld – Carla du Pree – De rol van publieke intellectueel tussen twee wereldoorlogen – ISVW Uitgevers
In de jaren dertig van de vorige eeuw werd Johan Huizinga (1872-1945) de belangrijkste publieke intellectueel in Nederland. Vooral door de bestseller In de schaduwen van morgen werd Huizinga toen een bekende Nederlander. In dit boek belicht Carla du Pree de wereldberoemde historicus en cultuurfilosoof als publieke intellectueel. De auteur plaatst Huizinga in de context van een tijd van crisis, waarin het fascisme in Europa veld won. Het boek geeft daardoor niet alleen een beeld van een nog weinig onderzochte kant van Huizinga, maar verschaft ook inzichten in het publieke debat in zijn tijd, in Nederland en in Europa. Bijna onvermijdelijk roept het associaties op met het debat over populisme en nationalisme in de huidige tijd. Zoals in dit beroemde citaat van Huizinga: ‘We leven in een bezeten wereld en we het. Het zou voor niemand onverwacht komen, als de waanzin eensklaps uitbrak in een razernij,waaruit deze Europese mensheid achterbleef in verstomping en verdwazing, de motoren nog draaiende en de vlaggen nog wapperende, maar de geest geweken.’ In die zin is Johan Huizinga en de bezeten wereld ook een urgent boek, dat ons begrip van de huidige discussies kan vergroten.
7) Dieren met toekomstplannen – Frans van der Helm – Slim vooruitkijken in de natuur - AUP
Het denk- en voorstellingsvermogen van dieren wordt steeds beter onderzocht. Nieuwe inzichten in het gedrag van allerlei dieren geeft aan dat zij niet vastzitten in het hier en nu, zoals lang werd gedacht: lessen uit het verleden zorgen voor prachtig creatief gedrag in het heden. Nog maar kort hebben wij oog voor een vermogen van dieren dat we alleen zelf dachten te bezitten: de mentale tijdreis. Kraaiachtigen en ratten blijken een prima en subtiel geheugen te hebben. Orka's en apen turen in de toekomst en bereiden zich voor op verwachte situaties en gebeurtenissen. Dat doen ze zelfs om aan behoeften tegemoet te komen die ze op het moment zelf nog niet voelen. Etholoog Frans van der Helm geeft een boeiend overzicht van de laatste en verrassende ontwikkelingen in onze kennis over hoe dieren omgaan met verleden, heden en toekomst, afgewisseld met al even beeldend beschreven eigen ervaringen met zijn tijdgenoten onder de dieren. Van een octopus die vooruitkijkt naar het weekend tot een gaai die 's middags alvast voor zijn ontbijt zorgt, van een oneerlijk stekelbaarsje tot een chimpansee die zich al vroeg voorbereidt op het bekogelen van schreeuwerige dierentuinbezoekers. Een must read voor alle dierenliefhebbers. Onmisbaar voor wie meer over het denken over dieren en het denken van dieren wil weten.
8) Schol in de Noordzee – Roelke Posthuma & Adriaan Rijnsdorp – Een biografie van de platvis en de Nederlandse visserij – Atlas Contact
Het uiterlijk van een platvis heeft op het eerste gezicht weinig vissigs. Niks kegelvormige kop en torpedovorm. Het lijkt wel of iemand een schelvis de ogen uitrukte, hem daarna op z’n zij legde, er een paar maal flink met een deegroller overheen ging, de ogen weer op de bovenkant terugzette en er tot slot wat oranje verf op spatte. Het resultaat is een gestippeld tapijtje met twee gesteelde knopjes erop en een wat rafelige rand. Schol is een van de populairste vissen in Europa. Eeuwenlang is gedacht dat de voorraad in zee onuitputtelijk was, hoeveel vis we ook consumeerden. Maar niets is minder waar. Zonder strikt beheer zou de schol, evenals vele andere zeedieren, verdwijnen uit de Noordzee. Schol in de Noordzee beschrijft de wonderlijke levensloop van deze platvis – zijn geboorte, gedaanteverwisseling, leefgewoonten, voortplanting – maar is tegelijkertijd een gedetailleerde geschiedenis van de Noordzee, de Nederlandse visserij en het visserijonderzoek. En natuurlijk komt de vraag die tegenwoordig zo belangrijk is uitgebreid aan de orde: is een duurzame bevissing van schol en andere vissoorten mogelijk en zo ja, welke maatregelen moeten daarvoor genomen worden? Zonder vooringenomenheid worden alle aspecten van een van de grootste ecologische uitdagingen van onze tijd behandeld.
9) De duiventunnel – John le Carré – Verhalen uit mijn leven – Luitingh-Sijthoff
Van zijn jaren in dienst van de Britse inlichtingendienst tijdens de Koude Oorlog, tot een carrière als schrijver, die hem van het door oorlog verscheurde Cambodja naar Beiroet bracht, op het heftigste moment van de Israëlische invasie in 1982, tot Rusland voor én na het neerhalen van de Berlijnse Muur, heeft John le Carré altijd geschreven vanuit het hart van de moderne tijd. In De duiventunnel, zijn eerste verzameling memoires, is John le Carré even geestig als scherpzinnig - en hij bespeurt in de gebeurtenissen waarvan hij getuige is dezelfde morele ambiguïteit waarmee hij ook zijn romans doordrenkt. Of hij nu schrijft over de papegaai in een hotel in Beiroet die het geluid van een machinegeweer perfect kon nadoen, of over een bezoek aan musea met nog niet begraven doden in Rwanda na de genocide, of dat hij de jaarwisseling viert met Yasser Arafat, of een Duitse terroriste interviewt in haar gevangenis in de Negev-woestijn, John le Carré beschrijft elke gebeurtenis met overgave en humor. Nu eens laat hij ons schateren, dan weer nodigt hij ons uit om nog eens goed na te denken over de gebeurtenissen en de mensen die wij meenden te begrijpen. Bovenal schetst John le Carré ons een beeld van de omzwervingen van een schrijver over een periode van meer dan zestig jaar, en van zijn eigen speurtocht naar de menselijke vonk die de personages in zijn romans zoveel overtuiging en bezieling heeft gegeven.
10) Mindf*ck – Victor Mids en Oscar Verpoort – 101 illusies & experimenten – Maven Publishing
Victor Mids en Oscar Verpoort geven voor het eerst de geheimen prijs achter hun spectaculaire tv-programma MINDF*CK. Aan de hand van illusies, psychologie, geneeskunde en vingervlugheid geven zij een uniek inkijkje in de werking van je brein. Met deze 101 illusies en experimenten ervaar je zelf hoe makkelijk je hersenen en zintuigen je voor de gek kunnen houden. Hoe kan het boojiverbled dat je dit knut lzeen. En natuurlijk leer je ook hoe je de meest spectaculaire mindf*cks bij anderen kunt uitvoeren! Ook jij kunt: * Gedachtenlezen * De allerbeste verkooptrucs leren * Nooit meer iemands naam vergeten * Iemand online (of offline) versieren * Persoonlijke informatie van wildvreemden achterhalen * Optische illusies creëren met alledaagse voorwerpen * Leugens detecteren * Anderen op afstand beïnvloeden * Paranormale gaven ontmaskeren * Een wandelende rekenmachine worden * De sterkste man van het land verslaan * Altijd winnen met kop of munt. Victor Mids en Oscar Verpoort ontmoetten elkaar op de middelbare school door hun gedeelde hobby: illusionisme. Sindsdien zijn ze beste vrienden en bedachten ze samen het tv-programma MINDF*CK. Victor is illusionist en studeerde geneeskunde. Oscar is producent en regisseur en afgestudeerd aan de Nederlandse Filmacademie. In zowel het tv-programma als het boek brengen ze hun passie voor illusies, kunst en wetenschap op een unieke manier samen.
11) Tussen ideaal en kapitaal – Joost Kingma – Bouwfonds 1946-2006 – Vantilt
In 1946 legde Jacob Wiersema, gei¨nspireerd door het socialistische gedachtegoed, de basis voor het Bouwfonds. Doel was het verschaffen van betaalbare koopwoningen voor de man met de kleine beurs. Bouwfonds ontwikkelde zich tot een nationale woningbouwer en hypotheekverstrekker, maar de economische crisis van de jaren tachtig bracht het bedrijf aan de rand van de afgrond. De koers wordt verlegd naar focus op vastgoed, met groei en rendement als de ultieme doelen. Daardoor groeien ook de activiteiten die uiteindelijk tot grote problemen zouden leiden: een vastgoedfraude en de val van SNS Reaal. Weerspiegelt de geschiedenis van Bouwfonds de economische ontwikkelingen en managementopvattingen van het neoliberale tijdperk? Of was in de jaren negentig een andere, minder ambitieuze route mogelijk geweest, waardoor Bouwfonds zijn plek als woningbouwer en -financier voor de middenklasse had kunnen behouden? De persoonlijke observaties van directeuren en adviseurs in Tussen ideaal en kapitaal tonen de wereld achter de schermen van de beslissers in de top. De ambities en dilemma's, successen en dwaalwegen van de hoofdrolspelers in het Bouwfondsdrama worden invoelbaar en inzichtelijk. Daarmee is dit boek interessant voor iedereen die geïnteresseerd is in de bankencrisis en de vastgoedfraude, maar ook voor professionals uit de volkshuisvesting, (steden)bouw en projectontwikkeling.