09-10-2015

CHARLOTTE

 

Een schrijnende, onthutsende, meeslepende, onvergetelijke roman heb ik voor u, die ook nog in een wonder van wonderlijke taal vervat is. Het gaat om het 236 bladzijden tellende Charlotte van de Franse auteur David Foenkinos en van uitgeverij Cossee. Ik haast mij te zeggen dat dit in vaak in wanhoop gedoopte verhaal schuurt langs de werkelijkheid, want Foenkinos (1974) voelde zich lichamelijk en geestelijk gegrepen door het levensrelaas van de Joods-Duitse kunstenares Charlotte Salomon, geboren in 1917 en door de nazi’s vergast in 1943. Het aan Franz Kafka ontleende motto van Charlotte spreekt boekdelen en gaat als ‘Degene die tijdens zijn leven zijn leven niet kan aanvaarden, heeft een hand nodig om de wanhoop over zijn lot enigszins af te weren’. Het credo van Foenkinos voorin zet ook de trieste toon, want ‘Dit boek is geïnspireerd door het leven van Charlotte Salomon. Een Duitse kunstenares die op zesentwintigjarige leeftijd werd vermoord, toen ze zwanger was. Mijn voornaamste bron is haar autobiografische werk: ‘Leven? of Theater?’

Het valt mij niet elke dag toe maar vorige week geschiedde het toch weer. De u inmiddels welbekende pr-dame van Cossee, Eva Bouman, berichtte dat het mede door haar uitgegeven Charlotte mij als goedwillende lezer zou behagen. En inderdaad ik nam het boek tot mij in één ruk en dat niet alleen door de inhoud maar ook door de vorm. Foenkinos koos ervoor alle zinnen van zijn Charlotte onder elkaar te zetten en die zijn nooit langer dan één regel, vaak enkelvoudig, soms met een korte bijzin. Op blz. 73 komt hij voor deze originele aanpak uit. Ik citeer:

‘Jaren achtereen heb ik aantekeningen gemaakt.
Voortdurend ben ik door haar werk heen gegaan.
In verscheidene van mijn romans heb ik Charlotte geciteerd of over haar geschreven.
Zo vaak heb ik getracht dit boek te schrijven.
Maar hoe?
Moest ik erin aanwezig zijn?
Moest ik haar verhaal romantiseren?
Welke vorm moest ik mijn obsessie geven?
Ik begon, ik probeerde, dan gaf ik het op.
Het lukte me niet twee zinnen achter elkaar te schrijven.
Op elk punt voelde ik dat ik vast zat.
Onmogelijk om verder te gaan.
Het was een fysieke gewaarwording, een beklemming.
Ik merkte dat het nodig was steeds op een nieuwe regel te beginnen, om lucht te krijgen.

Toen begreep ik dat ik het zo moest schrijven.’

In NRC Handelsblad van voorbije 25 september legt hij tegenover Margot Dijkgraaf ook nog eens uit. In het interview onder de kop van ‘Je leeft om het geheugen te laten spreken’ antwoordt hij op de vraag ‘Waarom was deze vorm, van korte zinnen als was het een gedicht of lied, onontkoombaar?: ‘Ik heb eindeloos veel kladversies gemaakt, een biografie, een toneelversie, ga maar door. Maar pas toen ik deze vorm had gevonden kon ik verder. Door steeds vooraan de regel te beginnen kreeg ik het ritme dat ik zocht. Fysiek en visueel kon ik toen ademen. Daarvóór werd ik verstikt. Charlotte raakte me te diep. Ik dacht voortdurend aan haar energie, haar strijd, haar intelligentie. Ik wilde dat het boek gedragen zou worden door leven en licht.’ Ik zeg het met eigen woorden; Charlotte Salomon was David Foenkinos onder de huid gekropen, was hem te na gekomen, had hem in haar trieste levensloop meegezogen, werd hem een passie, Vandaar dat Foenkinos tegen Dijkgraaf zegt; ‘In vind het prachtig dat je op de wereld bent om het geheugen te laten spreken’ De schrijver rakelt het relaas van Charlotte op om het leven te betrappen.

Het einde van Charlotte manifesteert de schrijfwijze van Foenkinos op een doodtriest moment, wanneer Charlotte de deportatie naar het gruwelconcentratiekamp Auschwitz moet besluiten met:
‘Op het gebouw staat te lezen dat ze onder de douche zullen gaan.
Voor de badruimten kleden alle vrouwen zich uit.
Hun kleren moeten ze op een haak hangen.
Een bewaakster schreeuwt luidkeels.
Vergeet vooral het nummer van uw kapstok niet.
De vrouwen prenten dat laatste getal in hun geheugen.
En gaan de enorme ruimte binnen.
Sommigen houden elkaars hand vast.
Dan worden de deuren hermetisch afgesloten, zoals in een gevangenis.

Een ijskoud licht maakt de naakte lichamen hol.
We zien Charlotte, haar buik.
Te midden van de anderen staat ze roerloos.
Het lijkt of ze zich aan dit moment onttrekt.
Om te kunnen bestaan.

U kunt mij volgen als ik zeg dat Charlotte mij in het verdere leven zal volgen. Het leed de Joodse Europeanen door fascist en antisemiet Hitler en diens trawanten aangedaan, is door Foenkinos zo via het navrante levensverhaal verwoord dat het in mijn gemoed is verankerd. Het boek is mij zo op het lijf geschreven doordat door de zeg maar quasi dichterlijke vorm er is geen ruimte voor details. De entourage waarin het gebeuren zich afspeelt doet er niet zo toe, de focus is geheel gericht op de handeling van een vrouw die gedoemd is tot beklemming van het leven.

Om u het boek in te trekken geef ik u het gezegde op Wikipedia: ‘Charlotte Salomon (Berlijn, 16 april 1917 - Auschwitz, 10 oktober 1943) was een Joods-Duitse schilderes. Als kind van geassimileerde Joodse ouders groeide zij op in Berlijn. Haar vader was arts. Haar moeder pleegde zelfmoord toen Charlotte negen was. Haar latere stiefmoeder was zangeres. In september 1936 werd Salomon toegelaten tot de kunstacademie. Toen zij een prijs beloofde te winnen, kwam uit dat ze Joods was en moest ze de kunstacademie verlaten. In 1939, na de Kristallnacht, vluchtte ze op advies van haar vader en stiefmoeder naar haar grootouders die in Zuid-Frankrijk woonden. Op advies van een arts begon Salomon te schilderen. Zo ontstond de meer dan 1300 autobiografische gouaches tellende reeks ‘Leben? oder Theater?’. Dit omvangrijke expressionistische kunstwerk rondde ze in 1942 af. In het Vichy-Frankrijk waren Joden niet veilig. Samen met haar echtgenoot Alexander, een Joodse vluchteling uit Oostenrijk, werd ze op 24 september 1943 opgepakt en naar Auschwitz getransporteerd waar ze op 10 oktober 1943 werd vermoord. Zij was op dat ogenblik vier maanden zwanger.’

Een voor de hand liggende vraag is waarom Albert Salomon vader en stiefmoeder Paula niet de euvele moed hadden een veilig heenkomen buiten Duitsland te zoeken. In Charlotte staat het antwoord: ‘
‘Paula zou kunnen optreden in de Verenigde Staten.
Albert zou er gemakkelijk werk kunnen vinden.
Nee, zegt hij.
Geen sprake van.
Dit is hun vaderland.
Duitsland.
Ze moeten optimistisch blijven, bedenken dat haat geen lang leven beschoren is.

De voetnoot gaat als ‘Billy Wilder zei: ‘De pessimisten zijn geëindigd in Hollywood, en de optimisten in Auschwitz.’
De operazangeres en diva Paula Salomon-Lindberg had op een avond in 1932 na een sublieme versie van ‘Carmen’ een staande ovatie en bravo gekregen van het publiek in Berlijn. Die werd echter verstoord door boegeroep van het balkon en dan, ik citeer Foenkinos:
‘Mannen roepen vreselijke dingen en scheldwoorden
Ga terug naar waar je thuishoort, zeggen ze tegen Paula.
Hier willen ze haar niet meer horen!’

Om de uitspraak van Walter Benjamin te citeren: ‘De  kinderjaren van Charlotte berusten op het ontbreken van een joodse oriëntatie.’ Toch werd zij door de nazi’s verdoemd omdat zij het aangedurfd had als Jood geboren te worden. Haar veelbewogen leven legde zij vast in  
in autobiografische gouaches (waterverfschilderijen) met als titel ‘Leven? of Theater?’ De gouaches zijn bewaard gebleven en in het bezit van het Joods Historisch Museum te Amsterdam.
Charlotte maakte ‘Leven? of Theater?’ tussen 1940 en 1942 onder invloed van een door zelfmoord beladen familiegeschiedenis en de onderdrukking door het Duitse naziregime.
Het werk, dat bestaat uit ongeveer 1300 gouaches, heeft de vorm van een muziektheaterstuk met akten en scènes, een 'zangspel' zoals Charlotte het werk zelf noemde. De proloog beslaat de tijd van Charlottes jeugd in Berlijn tot 1937. Het hoofddeel gaat over haar grote liefde, de zangpedagoog Alfred Wolfsohn, en zijn verhouding met Charlotte en haar stiefmoeder.  De epiloog behandelt het verblijf van Charlotte in Zuid-Frankrijk van 1939 tot 1942. ‘Leven? of Theater?’ is niet te zien in de vaste opstelling van het Joods Historisch Museum, maar via de website van het museum wel digitaal ‘door te bladeren’.
Het geluk wil dat uitgeverij Cossee nu komt met de eerste complete publicatie van het levenswerk van Charlotte Salomon. Ik citeer de brochure: ‘Dit is mijn leven' zou Charlotte Salomon (Berlijn 1917-Auschwitz 1943) gezegd hebben op het moment dat ze haar dokter in Villefranche-sur-Mer honderden gouaches en tekstbladen overhandigde enkele maanden voor haar deportatie. Ze was toen vijfentwintig jaar. Het was het resultaat van maandenlang rusteloos werken in een kleine pensionkamer in Zuid-Frankrijk, waar zij vanuit Berlijn naartoe was gevlucht. Haar boek is een ‘graphic novel’ avant la lettre, een tijdloos meesterwerk, dat nu voor het eerst wordt gepubliceerd met alle gouaches, transparante bladen en de tot nu toe ontbrekende pagina’s, die een brief bevatten die definitief een ander licht werpt op dit ongeëvenaarde meesterwerk.’ 

Een paar maanden terug mocht ik bij u introduceren dat macht en pracht – ondanks de trieste neergang van de hoofdpersoon – van een werk Orgelman Felix Nussbaum Een schildersleven van Mark Schaevers’. De Joods-Duitse landgenoten en kunstenaars Charlotte Salomon en Felix Nussbaum hebben elkaar, toen de Franse regering Duitse bannelingen in 1940 in het zuiden van het land in kampen geïnterneerd hadden, wellicht niet ontmoet. Maar beiden werden later in hun verkregen vrijheid verraden en de gaskamer in gestuurd. Over Charlotte ben ik nog niet uitgesproken. Want een bijster boek!

DUITSLAND

 

Een lust voor het oog, een streling van het gemoed, een boost voor het brein, een geste aan de geest is het briljante en boeiende boek. Het is om de locale kleur aan te geven een ‘Augenweide’. Het gaat om het 598 bladzijden tellende, van meet tot finish rijk geïllustreerde Duitsland van Neil MacGregor en van uitgeverij Hollands Diep met de ondertitel ‘Biografie van een natie’. De wikkel om de harde cover laat heel adequaat de driekleur – zwart rood goud -  zien van het constitutionele Duitsland. Met het wapen van Duitsland rechts boven in de hoek als symbool. Ik heb Duitsland pas in mijn bezit maar ten faveure van u nu al mijn eerste bericht. Ik moet u zeggen dat ik in al die jaren dat wij met elkaar van gedachten wisselen over publicaties nog niet eerder bij het zien van een gloednieuw werk zo verrukt was over de uitvoering waarin het gegoten is. Honderden illustraties voornamelijk in kleur brengen vijf eeuwen cultuurgeschiedenis in beeld. Van de Siegestor in München en de Kreuzkirche in Dresden tot de Reichstag en het Stadtschloss in Berlijn. Met daartussen kaarten, schilderijen, beelden, boeken, portretten, dagelijkse attributen panorama’s, stadsgezichten etc.

De titelplaat is een detail van het portret ‘Betty’ uit 1991 van de hand van Gerhard Richter. De Duitse kunstschilder, geboren in 1932 in Dresden, nam eerder een foto van zijn dochter Betty, terwijl die over haar schouder naar een schilderij van hem keek, dat op de muur achter haar hing. Later maakte Richter op basis van de foto van Betty een schilderij, en later deze litho. Het magistrale en majestueuze kijk- en leesalbum Duitsland laat de Britse kunsthistoricus MacGregor ook finishen met een offsetprint van zijn dochter. Betty Richter staat model voor het formidabele Duitsland: zij kijkt om en is dat in verbazing, uit bewondering, door verbijstering, met onbegrip? Er zijn op deze vraag nog meer antwoorden opportuun. Maar feit is sowieso dat het huidige Duitsland getekend wordt door vier grote trauma’s, die ook nu nog in de nationale  herinnering voortleven. Het eerste is de Dertigjarige Oorlog (1618-1648), vervolgens de triomfantelijke intocht van Napoleon in Berlijn in 1806, waarna het Derde Rijk van de nazi Hitler in de vorige eeuw en de langdurige tweedeling tussen de Bondsrepubliek en de DDR. Wij mogen ons gelukkig prijzen met Duits sprekende grootheden uit het verleden als Kant, Goethe, Schiller, Grimm, Mann, Hesse, Luther, Kafka, Bach, Dürer, Gutenberg, Heine, Bismarck. Maar frustraties blijven de Duitsers over de aanzet geven tot twee wereldoorlogen op het lijf geschreven. Neil MacGregor brengt ook die gevoelens in woord en beeld in zijn ‘Duitsland’ toegankelijk op ons over. Hij is van buiten, van overzee en doet dit in zijn oorspronkelijk ‘Germany: Memories of a Nation’ heel betrokken maar objectief
Met ons gezin verbleven wij in het Duitse land vrij vaak, zo in Aken, Keulen, Osnabrück, Hamburg, Heidelberg, Frankfurt, München, Dresden en Berlijn. In deze conglomeraties traceerden wij sporen uit het verleden van onze oosterburen. MacGregor verstaat de kunst die monumenten en herinneringen treffend en origineel te verwoorden en te verbeelden. Zo meteen al in het begin: de Siegestor in München staat twee maal afgebeeld; met de noordzijde en de zuidzijde. De ene kant herinnert aan de dapperheid van het Beierse leger in de 19de eeuw en de andere kant is na de ramp van WO II niet gerestaureerd. De Duitsers, pas na het 1871 waarin staatsman Otto von Bismarck alle vorstendommetjes en staatjes in Midden-Europa tot één natie vormde, schrijven zij geschiedenis, schamen zich voor het verleden en lopen daar niet voor weg. Heel sprekend in deze is dat het Holocaust Monument, opgericht ter nagedachtenis aan het leed de Joden aangedaan, in het centrum van Berlijn staat. Ook in de biografie ‘Duitsland’ stelt MacGregor vast dat het moderne Duitsland in het reine wil komen met zijn historische erfenis en zijn complexe en steeds veranderende herinneringen. De komende weken wil ik met uw goedvinden hier een virtuele tocht maken door ‘Duitsland’,  dat ook u niet ongelezen en ongezien (!) mag laten. Als bagage hierop geef ik u de tekst van de uitgever Hollands Diep op de site en de intro’s van de zes hoofdstukken ‘Waar ligt Duitsland?’, ‘Duitsland verbeeld’, ‘ Het hardnekkige verleden’, ‘Made in Germany’, ‘Neergang’ en ‘Leven  met de geschiedenis’. Voorlopig tot slot geef ik u deels de tekst uit een UVA-scriptie van Carmela Meloni.

De site: ‘De geschiedenis van de laatste 150 jaar is in hoge mate bepaald door één natie: Duitsland. Aanstichter van twee wereldoorlogen. Twee keer vernietigend verslagen. Verantwoordelijk voor de grootste genocide in de geschiedenis van de mensheid. Tot op de grond toe afgebroken. Tot twee keer toe herrezen uit de puinhopen van haar eigen geweld. Verdeeld, verkaveld, maar opnieuw uitgegroeid tot de dominante macht in Europa. Wat weten we eigenlijk van de bewogen geschiedenis van Duitsland? En hoe kijken de Duitsers naar zichzelf en hun eigen historie? Vijfentwintig jaar na de vorming van het nieuwe, herenigde Duitsland, op 3 oktober 1990, peilt Neil MacGregor, directeur van het British Museum, ziel en wezen van Duitsland en de Duitsers. In dertig briljante, rijk geïllustreerde beschouwingen beschrijft hij 600 jaar Duitse geschiedenis. Wat maakt Duitsland tot Duitsland? MacGregor vertelt het verhaal aan de hand van honderden mensen, voorwerpen, plaatsen, kunstwerken, gebouwen, geschriften. Het gaat over worst, bier, porselein, over schrijvers, schilders en politici, over Goethe, Dürer en Bismarck, over Kant en Gutenberg, over wetenschap, filosofie, muziek, literatuur, kunst, architectuur, industrie. Over de drukpers en de Volkswagen Kever. Over Bauhaus en Buchenwald. Over de betekenis van de Rijn en over de taal van Luther, Heinrich Heine, Thomas Mann en de gebroeders Grimm. Over de etsen van Dürer en de cantates van Bach. Over speelgoed, glaswerk, schilderijen en de oorlogsmonumenten van Ernst Barlach. En over ‘Made in Germany’. Neil MacGregors ‘Duitsland’ is cultuurgeschiedenis op zijn allerbest – een boek zoals nooit eerder over Duitsland geschreven is.

De intro’s:
1 ‘Duitsland? Waar ligt dat? Ik weet niet waar ik dat land kan vinden,’ schreven Goethe en Schiller in 1796. In Duitsland zijn geografie en geschiedenis altijd instabiel geweest. Grenzen verschuiven. Het verleden blijft veranderen. Steden en streken die eeuwenlang Duits geweest zijn, horen nu onverbrekelijk bij andere landen. Wat betekent dat voor hen en voor de Duitsers? Het grootste deel van de vijfhonderd jaar die dit boek beschrijft, heeft Duitsland bestaan uit een groot aantal politieke entiteiten, elk met een aparte geschiedenis. Was dat een tweedracht die verzwakt, of een complexiteit die verrijkt?’ 
2 ‘ De verhalen die we elkaar vertellen en het voedsel dat we eten, zijn een bindmiddel voor elk land. Een zo ongelijksoortig land als Duitsland wordt evenzeer bijeengehouden door dichters, schilders, profeten en verhalenvertellers als door overheden en grenzen. Goethe, Friedrich, Luther en de gebroeders Grimm hebben allen een bijdrage geleverd aan Duitsland nationale schat van sacrale en seculiere teksten, combinaties van geschiedenis en mythe, vaak doorspekt met fantasie en humor. Samen zijn ze van wezenlijk belang geweest bij het opbouwen van een nationale identiteit – naast bier en worst.’
3 ‘Politiek gezien is Duitsland lange tijd een schoolvoorbeeld geweest van losse verbanden en variabele grenzen. Bijna duizend jaar heeft het Heilige Roomse Rijk der Duitse natie volken en staten bijeengehouden die verschillende dialecten spraken, onderling uiteenlopende wetten kenden en ander geloof hadden. De Hanze was een flexibel en uiterst succesvol handelsverbond. De herinneringen aan beide leven nog steeds voort en worden soms gezien als model voor het hedendaagse Europa. Alerlei gebeurtenissen uit het verleden – de Reformatie, de inval van Napoleon en de revoluties van 1848 – hebben hun sporen nagelaten, en soms zijn die ook nu nog waarneembaar.’
4 ‘Metaalbewerking, precisietechniek, auto’s, klokken, boeken en de allerbeste kopergravures; Duitsers zijn al heel lang goed in het maken van extreem complexe dingen van hoge kwaliteit. Technische training en vakmanschap krijgen in Duitsland meer aandacht dan in de rest van Europa. Of het nu gaat om Gutenberg, Bauhaus of de Kever, ‘Made in Germany’ is altijd een kwaliteitsgarantie geweest,’
5 ‘Toen in 1871 in Versailles het Duitse keizerrijk werd uitgeroepen, nam Duitsland een rol over die het verslagen Frankrijk traditioneel had gespeeld: het lastige buurland dat te groot is voor de eigen grenzen. In de vijfenzeventig jaar die volgden, bracht Duitsland op ongekende schaal ellende teweeg en incasseerde het op zijn beurt ook ongekend veel ellende. Catastrofes van een zo grote omvang zijn moeilijk te bevatten. Dit deel richt zich op alledaagse voorwerpen en op de belevenissen van een aantal individuen. Dat zijn de prisma’s waardoorheen we deze duistere jaren zullen bezien. De herinnering daaraan is een last die zwaar op de Duitser drukt.’
6 ‘‘Zorgen dat het nooit meer kon gebeuren. Dat is in Duitsland lange tijd het doel van de geschiedenis geweest.’ Michael Stürmer. Hoe herstelt Duitsland zich van een extreem trauma? Hoe gaan daders – en hun kinderen en kleinkinderen – om met hun verantwoordelijkheid? En hoe bouw je een leven weer op als alles verloren is gegaan? Dit laatste deel kijkt naar de jaren tussen ‘Stunde Null’, zoals de Duitsers 1945 betitelen, en het verleden, waarin Duitsland geprobeerd heeft zich fysiek, economisch en moreel te reconstrueren.’

Carmela Meloni; ‘Richters portret van Betty toont zijn dochter zittend voor een onbestemde donkere achtergrond. Ze heeft haar hoofd afgekeerd van de toeschouwer. Het is onduidelijk waar Betty naar kijkt, haar bovenlichaam en hoofd zijn weggedraaid van de toeschouwer en ze lijkt haar positie vast te willen houden omdat ze met haar linker arm steunt op het oppervlak waarop ze zit. Het rood met witte bloemenmotief van haar zacht ogende badjas steekt af tegen de donkere achtergrond. Onder haar badjas draagt Betty een meisjesachtige roze pyjama, die doet vermoeden dat we naar een moment kijken dat zich binnenshuis afspeelt. Haar handen zijn niet zichtbaar omdat ze buiten de begrenzing van het doek vallen. Betty’s gezicht is zo weggedraaid dat het lijkt alsof iets haar aandacht trekt, alleen een gedeelte van haar linkerwang en hals zijn zichtbaar. De draai van haar bovenlichaam wordt vastgehouden in een positie waarbij zij op haar armen steunt en toont een actie van de geportretteerde die niet comfortabel lijkt, alsof ze zich elk moment weer zou kunnen omdraaien naar de toeschouwer. Het licht dat van boven op haar neer valt geeft haar haar, dat is samengebonden in een vlecht, een zachte glans. Het wit van haar kamerjas weerkaatst het licht maar alles is verder gedompeld in een zacht licht en de weerkaatsingen zijn niet hard. De contouren zijn vervaagd’.

DE SNOR VAN JOZSEF KIPRICH

 

Een bundel berichten uit de wereld van het voetbal leg ik voor u in de etalage die voor velen van ons precies op het juiste moment komt. De spelers van de Rotterdamse Kuip staan immers op het moment van deze annonce op een gedeelde (dat wel weer) eerste plaats in de eredivisie. Ik heb het over de 382 bladzijden tellende collectie De snor van József Kiprich van Miclel van Egmond en van uitgeverij Voetbal International met de zegevierende ondertitel van ‘De beste Feyenoord-verhalen’. Hoewel deze aan het sportleven ontrukte verhalen al eerder een plek vonden in gerenommeerde bladen als ‘Hard Gras’, ‘Voetbal International’ en ‘De Volkskrant’ vloog het boek waarin ze nu met elkaar samengebracht zijn als warme broodjes de winkel uit. In de ‘no time’ van een maand was er al een vijfde druk nodig! Dat zegt veel over de voetballers die het shirt van Feyenoord op het veld mochten dragen maar ook van de schrijver Van Egmond die in dit leven de eerste auteur was die twee jaar na elkaar de NS Publieksprijs wist te winnen, met Gijp en Kieft.

Om u het boek in te praten geef ik de tekst van de uitgever op de achterzijde die net als zijn pendant in de kleuren rood en wit opgemaakt is. Ik citeer: ‘Bestseller-auteur Michel van Egmond schrijft al meer dan twintig jaar als insider over Feyenoord. In deze bundel zijn z'n beste verhalen samengebracht. Het zijn verhalen die gaan over Willem van Hanegem, József Kiprich en de onvergetelijke Coen Moulijn natuurlijk, maar ook over Gerard Meijer, over Chris Gyan, Ove Kindvall en de excentrieke Mike Obiku. Ze gaan over de magie van De Kuip, over de kracht van het Legioen, over de alles verblindende fonkeling van de Europa Cup 1 en het mislukken van ontelbaar veel spitsen. Ze gaan over succes en teleurstelling, over vreugde, verdriet, trots maar bovenal over hoop, want Feyenoord is de club van eerst geloven en dan zien. De verhalen in De snor van József Kiprich gaan over de ware ziel van Feyenoord, de meest karaktervolle club van Nederland’.

Ik zet op een rij de titels van de 21 verhalen en u zult het bruine vermoeden hebben wie de hoofdpersonages zijn:

De liefde voor Feyenoord
Het evangelie van József
Blind van Feyenoord
Ik wou dat Ed de Goeij zijn bek eens hield
Altijd op zoek naar de verloren tijd
‘U moet wel hard schreeuwen, hoor’
A walk in the park
De moord op kleine Koossie
‘Just gimme the ball and see what happens’
Met Kindvall op de E4 richting Uppsala (en terug)
‘Jarenlang smachtte ik elke wedstrijd naar het eindsignaal’
Jorien van den Herik; het laatste interview
‘Happel, ha, ha, ha!’
Tussen hooligans
Laatste diepe buiging voor een grootheid
‘Ik ben weleens over een Poolse jongen heen gelopen’
De Kuip geeft en neemt
Uren met Willem van Hanegem
De kleine egoïst
Gerard Meijer: een halve eeuw horen, zien en zwijgen
Coentje weer terug in het Oude Noorden

Ik stel voor dat wij de namen van de voetballers die onder deze opschriften op het podium door Van Egmond de volgende keer met elkaar uitwisselen. De grootheid van deze auteur wordt aan ons manifest door de opdracht voorin: ‘Ter nagedachtenis aan Fred Blankemeijer (1926-2010), mijn favoriete Feyenoorder aller tijden’ Om u in the picture te brengen citeer ik Wikipedia met: ‘Fredrik Klaas (Fred) Blankemeijer (Rotterdam, 13 augustus 1926 – aldaar, 8 november 2010) was een Nederlands voetballer en voetbalbestuurder. Van 1940 tot zijn dood in 2010 was hij verbonden met de voetbalclub Feyenoord. Blankemeijer was actief als verdediger bij Feyenoord, waar hij 28 maal voor uitkwam tussen 1949 en 1952. Na zijn voetbalcarrière bleef hij actief bij Feyenoord. Zo was hij actief als jeugdtrainer, scout, technisch directeur en senior manager. Door zijn jarenlange betrokkenheid bij Feyenoord groeide hij uit tot een clubicoon. In 1979 werd Blankemeijer door de club benoemd tot lid van verdienste en in 2004 kreeg hij een Koninklijke onderscheiding en werd hij Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In 2009 nam hij officieel afscheid bij Feyenoord. Op 8 november 2010 overleed hij aan een longontsteking.’

Het motto van de bundel verwijst naar de titel ervan. Ik citeer: ‘Frank Snoeks: ‘Je speelt een half uur en dan loop je een paar keer te puffen. Was je moe?’ József Kiprich: ‘Wa?... Wat iez d poefe?’ Snoeks: ‘Zo van: pff, pff.’ Kiprich: ‘Ja… Poefe.’ Korte stilte. Kiprich: ‘Hoe?’ Snoeks: ‘Zo van: pff, pff, pff… Puffen! Dat je moe was!’ Kiprich: ‘Ja,’ Tot het moment dat wij weer met elkaar over deze ode aan de voetbalsport spreken geef ik de intro van ‘Het evangelie van József’: ‘In Feyenoords donkerste naoorlogse periode arriveerde er in De Kuip een voetballer met de uitstraling van een omgewaaid tuinhekje. Zes jaar later huilden volwassen Rotterdamse mannen om zijn vertrek. Hoe kan dat?’

 

DE KINDEREN VAN SPIEGELGRUND

 

‘Roman’ staat er op de wikkel van de harde cover van de ‘bittere’ pil van een boek maar helaas gaat dit label niet op, want het verhaal daarin vervat is helaas grotendeels gebaseerd op een gruwelijke realiteit. Vandaar dat de uitgever ervan op de wikkel vermeldt; ‘Een monumentale roman over een waargebeurde geschiedenis die nooit vergeten mag worden.’ Ik leg voor u neer het 504 bladzijden tellende De kinderen van Spiegelgrund van Steve Sem-Sandberg en van Ambo Anthos. De naweeën van de Tweede Wereldoorlog blijf ik mede door toedoen van de immer durende stroom aan publicaties bijkans aan den lijve voelen. Om die vloed te illustreren; ik introduceerde bij u heel recent Orgelman Felix Nussbaum van Mark Schaevers, Charlotte van David Foenkinos en Duitsland van  Neil MacGregor’. De vorm waarin deze drie werken gegoten zijn, sprak mij zeer aan, en ook deed dat de inhoud, want een mix van weinig fictie en van veel non-fictie. Ik heb het u al jaar en dag verkondigd; ik bemin intens literaire werken die hun voedingsbodem gevonden hebben in de werkelijkheid. Aan die twee eisen voldoet De kinderen van Spiegelgrund van de Zweede auteur Sem-Sandberg voor de volle honderd procent. Eigenlijk heeft hij voor u geen nadere aankondiging nodig want u en ik waren heel enthousiast over zijn bekroonde werken De onzaligen van Lódz en Ravensbrück.
Ik stel dan ook voor over een paar weken onze leeservaringen hier met elkaar uit te wisselen. Als bagage voor onderweg geef ik de tekst van de uitgever Ambo Anthos op de site en integraal de recensie die Sofie Messeman in het voorjaar in het dagblad Trouw publiceerde.

Onder de titel van ‘Horror in de kinderkliniek’ en de subtitels ‘Zweedse schrijver wijdt roman aan Weens gesticht’ en ‘Een huiveringwekkend inkijkje in de nazistische kliniek Spiegelgrund geeft stem aan onmondige slachtoffers’. Ik laat mij hopelijk net als u bij de keuze van boeken leiden door meningen van anderen. Vandaar dat ik de volgende keer ruimte geeft aan vertaler Geri de Boer die ook een recensie weggaf.
De uitgever:
‘Wenen, 1941. De tienjarige Adrian Ziegler komt uit een groot arbeidersgezin, maar zijn ouders kunnen hem niet langer verzorgen. Na vele omzwervingen belandt hij in Spiegelgrund, een voormalig psychiatrisch ziekenhuis dat is omgebouwd tot kindertehuis. Hij komt terecht in het paviljoen voor 'nutteloze kinderen', waar nazi-artsen experimenten uitvoeren in naam van de wetenschap. Het einde van de Tweede Wereldoorlog komt voor Adrian net op tijd, maar zijn leven is getekend en het zal nog jaren duren voordat hij zijn verhaal kan vertellen. De historische achtergrond van De kinderen van Spiegelgrund is zo aangrijpend dat die alleen in fictieve vorm is na te vertellen. Sem-Sandberg schreef hiermee een fenomenaal boek.’

Sofie Messeman: ‘Als een verpleegster in januari 1941 de deur van paviljoen 9 voor Adrian Ziegler van het slot haalt, voelt hij meteen dat er iets heel erg fout is. Want hoewel Spiegelgrund een kliniek voor kinderen is, hoort hij nergens stemmen of geluiden: ‘Eerst dacht hij dat de kinderen daar hun adem zaten in te houden. Later zou hij denken dat ze toen al dood waren en alleen omwille van hem deden alsof ze leefden. Opdat hij niet meteen de moed zou verliezen.’ Die zin kondigt de horror aan. In zijn nieuwe roman De kinderen van Spiegelgrund wil de Zweedse schrijver Steve Sem-Sandberg de opgesloten, stille kinderen alsnog laten horen. In Spiegelgrund bij Wenen brachten de nazi's duizenden kinderen met een handicap, maar ook 'moeilijk opvoedbare' kinderen of kinderen van 'gedegenereerde' ouders, samen om te worden 'behandeld'. Achthonderd kinderen werden er slachtoffer van het nazi-euthanasieprogramma. ‘Spiegelgrund was het laatste stadium, de laagste tree op de ladder, waar alleen de meest verdoemden terechtkwamen. Maar dat wist Adrian toen nog niet.’ Sem-Sandberg schetst hun immense angst en pijn overdag en hun hallucinaties 's nachts. Hij vergaloppeert zich nooit aan barokke emoties, maar beschrijft veeleer afstandelijk, en toch met veel mededogen, hoe het in dit verschrikkelijke oord moet zijn geweest. Daarbij wijkt hij niet af van de bekende feiten, die hij in boeken, patiëntendossiers en rechtbankstukken heeft gevonden.

Voor de ervaringen van zijn protagonist Adrian Ziegler heeft hij zich gebaseerd op de kinder- en jeugdjaren van Friedrich Zawrel, een overlevende van Spiegelgrund met wie hij lange persoonlijke gesprekken heeft gevoerd. Sem-Sandberg leidt de lezer zo methodisch naar het hart van de duisternis. De plek heeft niet als doel te genezen of te behandelen, maar om elke vorm van behandeling op te schorten, opdat de kinderen sneller zouden sterven. Het resultaat is onnoemelijk groot fysiek en psychisch lijden. In de slaapzaal geldt 's nachts het recht van de sterkste. Onophoudelijk wordt er gehuild, gejammerd en geweeklaagd zonder dat ooit een volwassene de kinderen komt troosten. Overdag is er niets te doen, vervelen de kinderen zich en dat reageren ze op elkaar af.  De verpleging - vaak mensen zonder enige opleiding - gedraagt zich ronduit sadistisch en onderwerpt de vogelvrij verklaarde kinderen aan onvoorstelbare wreedheden. De gedetailleerde uitbeelding van deze hel is huiveringwekkend. De lezer raakt als het ware opgesloten in een wereld van claustrofobische terreur waaruit ontsnappen onmogelijk is. De auteur brengt ook tal van andere kinderen én stafleden in beeld.

Zo volgt de schrijver de verpleegkundige Anna Katchenka van nabij. Bij haar sollicitatie schrikt ze nog heftig wanneer de dienstdoende arts haar uitlegt hoe het er in de kliniek aan toegaat: de beslissing tot individuele 'behandeling' - lees: euthanasie - wordt in Berlijn genomen, de uitvoering gebeurt in Spiegelgrund. Uit angst voor dokter Jankelius' ijskoude blik op het moment dat hij dit meedeelt, begraaft ze zo snel mogelijk haar twijfels en gaat aan de slag. Ze klampt zich vast aan begrippen als 'ijver' en 'plichtsbewustzijn' om maar niet te hoeven nadenken. Eenmaal aan het werk, ontpopt deze verpleegster zich tot iemand die kalm en gevoelloos bevelen uitvoert en kinderen genadeloos dodelijke injecties geeft. Het is een onzeker en angstig personage dat goed gedijt in de strakke hiërarchie van het systeem. Herhaaldelijk laat de schrijver een van de dokters de racistische ideologie uit de doeken doen. In de loop van het boek zien we meerdere kinderen naakt poseren tijdens een hoorcollege, waarbij wordt gewezen op hun 'verdachte' schedelgrootte, haarlijn of neus. Hartverscheurend zijn ook de moeders die dag na dag aan de poorten komen vragen naar hun kinderen. Hun smeekbedes om hun kinderen weer naar huis te mogen meenemen, stuiten op regelrechte hoon van de staf. Vaak mogen de moeders hun kinderen niet eens zien. Soms zijn de kinderen al weken overleden als de ouders daarvan bericht krijgen in de vorm van een standaardbrief die meldt dat ze aan een longontsteking zijn bezweken.

De kinderen van Spiegelgrund is moeilijk onder te brengen in een genre. Net als zijn vorige roman, De onzaligen van Lodz, die het leven in het getto van Lodz beschreef, is ook Sem-Sandbergs nieuwe boek sterk gedocumenteerd. Maar tegelijk heeft de schrijver de feiten ingekleurd, om zo de onmondige slachtoffers van de geschiedenis een stem te geven. In die opzet is hij briljant geslaagd. Hij verbeeldt de droevige levens van kinderen die omwille van hun afkomst of gezondheidstoestand al bij voorbaat verdoemd waren. Sem-Sandbergs gedetailleerde verslag van het leven in deze gesloten nazistische microkosmos is een huiveringwekkend monument.’