12-11-2018

Rauter

Begin deze week kreeg ik een lijvig werk toegezonden, dat mij meteen in de ban had. Het ging om het hele verhaal van een vooraanstaande beul uit de Tweede Wereldoorlog. Het betrof het levensrelaas van de nazi die de dood van velen bewerkstelligde. Het had als rode draad de biografie van nazi die wij als gezin vele malen op afstand in de tijd tegenkwamen. Ik heb het over de 748 bladzijden tellende paperback Rauter van Theo Gerritse en uitgeverij Boom met de ondertitel ‘Himmlers vuist in Nederland’. Ik begin met een herinnering uit het eigen verleden.

Met echtgenote en drie zonen fietste ik vele malen over de Veluwe. Een vast traject was hierbij de lommerrijke weg van Hoenderloo naar Loenen. Bij het oversteken van de Oude Arnhemseweg verwijlden wij immer bij de buurtschap met het restaurant Woeste Hoeve voor het monument dat herinnert aan de aanslag in de nacht van 6 op 7 maart 1945 op de SS-generaal Hans Albin Rauter. De bedoeling van het verzet was een Duits legervoertuig te bemachtigen en men wist niet dat Rauter zich in de auto bevond. De man was zwaargewond maar overleefde het vuurgevecht. De Duitsers lieten als represaille enkele honderden gevangenen executeren, van wie 117 bij Woeste Hoeve. Op gepaste wijze stonden wij stil voor het gedenkteken dat sinds 1992 ook een stenen plaat kent dat dichtregels heeft van Dietrich Bonhoeffer’:

Als je van iemand houdt En je bent van diegene gescheiden 
Kan niets de leegte vullen
Je moet dat niet proberen
Je moet eenvoudig aanvaarden en volharden
Dat klinkt erg hard
Maar het is ook een grote troost
Want zolang de leegte werkelijk leegte blijft
Blijf je daardoor met elkaar verbonden.

Deze regels nam ieder van ons met zich mee en vormden het thema van het gesprek op de fiets: wie veroorzaakte die leegte: Rauter.  U kunt zich voorstellen dat ik de komende dagen mij ga verdiepen in het toegankelijk en tintelend geschreven werk Rauter, dat het proefschrift behelst van Theo Gerritse. Over een paar weken wisselen wij hier met elkaar onze leeservaringen over Rauter uit en als bagage voor de leestocht onderweg geef ik u de tekst van Boom op de omslag en die van Ad van Liempt uit de Volkskrant van 27 oktober met de titel ‘Fascinerend portret van een nazi die op geen menselijk trekje te betrappen viel’ en de ondertitel ‘Eindelijk is er een complete biografie over de hoogste man van de SS in Nederland tijdens de Duitse bezetting. Theo Gerritse maakte een gedetailleerd, fascinerend portret.’ Op de voorzijde omslag zien wij Rauter op de schietbaan van de SS-Schule Avegoor in Ellekom. 

Boom: ‘Gitzwarte biografie van de man die zonder enig berouw de taken van SS- leider Heinrich Himmler uitvoerde in Nederland. Hanns Albin Rauter (1895-1949) was tijdens de Tweede Wereldoorlog de meest gevreesde en gehate vertegenwoordiger van de Duitse bezetting in Nederland. Als vertegenwoordiger van Himmler voerde hij zonder mededogen de taken van de bezetter uit. Zo sloeg hij de Februaristaking (1941) en de April-meistakingen (1943) neer, maakte hij jacht op verzetsstrijders en regisseerde hij de deportatie van Joden. Daarnaast stond onder vele doodvonnissen zíjn handtekening. In Rauter schetst Gerritse het zwarte beeld van een man die opklom van een kleine straatvechter in Oostenrijk tot de belichaming van het kwaad als de rechterhand van Himmler. Niet eerder verscheen er een werk waarin de misdaden van deze 'tweede Alva' zo uitgebreid aan het licht werden gebracht.’ 

Van Liempt: Op 25 maart 1949 trad Hanns Albin Rauter in de duinen bij Scheveningen voor het vuurpeloton. De hoogste man van de SS en van de politie in Nederland tijdens de Duitse bezetting weigerde de blinddoek, riep ‘Deutschland’ en daarna, in het Nederlands, ‘VUUR’. De leden van het peloton schoten direct, ze maakten een einde aan het leven van de man die tot de laatste snik de leiding wilde hebben. Het is een typerende scène, beschreven in de biografie Rauter – Himmlers vuist in Nederland van Theo Gerritse.
Ruim 73 jaar na de Duitse capitulatie is eindelijk grondig uitgezocht wat dat voor man was, die de hele oorlog de meedogenloze bezetter verpersoonlijkte, die leiding gaf aan het terreurapparaat en die nooit op een menselijk trekje te betrappen viel. Theo Gerritse heeft er tien jaar over gedaan, een deprimerend karwei, vooral, omdat in geen van al die documenten die hij bestudeerde plaats was ‘voor twijfel, een persoonlijke noot, iets van humor, een warm gebaar’. Rauter (1895) kwam zijn jonge jaren niet ongeschonden door. Als student bouwkunde liep hij littekens in zijn gezicht op bij zijn favoriete schermsport, als vrijwilliger in het leger kreeg hij in de Eerste Wereldoorlog een kogel in zijn bovenbeen en na zijn herstel nog een in zijn schouder. Vrede was aan Rauter niet erg besteed: hij wijdde zich na 1918 geheel aan politieke strijd, eerst in zijn geboorteland Oostenrijk (mislukte staatsgreep, agitatie in de naar fascisme neigende Heimatschutz) en vanaf 1933 in Duitsland. Daar trad Rauter toe tot de SS van Heinrich Himmler, waar zijn carrière een hoge vlucht nam.

Hij werd in 1940 Himmlers hoogste vertegenwoordiger in Nederland; ondergeschikt aan rijkscommissaris Seyss-Inquart, maar met bijna onbeperkte macht inzake orde en veiligheid. Voortdurend hield hij Himmler op de hoogte van zijn vorderingen op de twee punten die de hoogste prioriteit hadden: de strijd tegen het verzet en de verwijdering van de Joden uit Nederland. Die rapporten aan Berlijn geven een inkijkje in Rauters strategie: hij overdreef de successen tegenover zijn hoogste chef. Gerritse noemt hem een borstklopper die voortdurend ‘zijn eigen rol opwreef’. Dat we dat allemaal kunnen weten, en dat Gerritse dat allemaal kon bestuderen, was eigenlijk niet de bedoeling. Rauter had zijn hele archief op tijd laten vernietigen. Bij zijn proces na de oorlog had hij er de pest over in dat het Openbaar Ministerie over veel documenten beschikte die hij had laten verbranden. Wat bleek? Himmler had zijn eigen archief grotendeels intact achtergelaten, het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie had er 20.000 stukken uit laten fotokopiëren, en zo was er een karrevracht aan bewijs tegen Rauter.

Gerritses studie toont opnieuw aan hoe druk het nazibestuur in Nederland het had met zichzelf. Eindeloos zijn de onderlinge bureaucratische gevechten, ‘een strijd van allen tegen allen’. Rauter deed daar onvermoeibaar en met volle overgave aan mee; hij was er ook goed in, de zinnen in zijn correspondentie waren, aldus Gerritse, ‘uit plaatstaal gezaagd’. Vooral NSB-leider Anton Mussert was zijn vaste doelwit. Mussert wilde een soort minister-president van Nederland binnen een Groot-Germaans rijk worden. Rauter liet Seyss-Inquart weten dat hij in dat geval zou vertrekken. Maar Mussert wegwerken lukte hem ook niet – op de achtergrond wilde Hitler voorkomen dat daarmee de NSB zou opdrogen als reservoir van soldaten en mannen voor de vuile klusjes. Gerritse toont overtuigend aan dat Rauters macht scheuren ging vertonen bij de nadering van de geallieerden. Als Germaanse strijder wilde hij een rol spelen in de te verwachten slag tegen de vijand, en tegelijk verloor hij zijn greep op het Nederlandse verzet. Hij radicaliseerde steeds verder. Toen de spoorwegstaking uitbrak, stelde hij zelfs voor dat Amsterdam totaal moest worden afgesloten – Seyss-Inquart praatte het hem uit het hoofd.
De laatste twee maanden van de oorlog maakt hij niet bewust mee. Bij een aanslag van het verzet (die niet op hem was gericht) raakt hij zwaar gewond. Zijn omgeving besluit tot de executie van meer dan 260 gevangenen, bij wijze van represaille – ‘een afscheidscadeau in stijl’ noemt zijn biograaf dat. Na zijn herstel kan hij, opgelapt en wel, in Nederland terechtstaan. Rauter stelt zich fel teweer, hij vindt het overwinnaarsrechtspraak: ‘De verliezer wordt voor de wagen gespannen, de winnaar hanteert de zweep.’ Rauter bagatelliseert nu opeens zijn rol, ontkent zelfs dat hij wist wat er met de gedeporteerde Joden gebeurde.

Gerritse heeft in die tien jaar zoveel documenten gelezen dat hij de lezer precies kan bijlichten waar Rauter het Gerechtshof voorloog. Na het doodvonnis krijgt zijn vrouw Else (22 jaar jonger, inmiddels moeder van vijf kinderen) de kans hem te bezoeken. Na de bevestiging van het vonnis in cassatie mag ze nog een keer komen, met twee dochters. De jongste dochter Almut heeft Rauter nooit gezien. Familieleden van Rauter heeft Gerritse niet te spreken gekregen. Maar ook zonder hen heeft hij een compleet en fascinerend portret kunnen tekenen van de man die afwisselend ‘de tweede Alva’ en ‘de gier uit de Alpen’ werd genoemd. Alleen merkwaardig dat in het boek alle Duitse citaten onvertaald zijn weergegeven. Dat gebrek aan service zal veel mensen het lezen een stuk minder aangenaam maken.’

Rauter

1 interviewer 10 Geboden 100 schrijvers

Ik kondig u een vuistdikke bundel aan, die boeiend en bruisend is van meet tot finish. Ik doe u bericht over een collectie vraaggesprekken waarvan ik wekelijks een proeve tot mij nam. Ik wil bij u introduceren een werk dat inspirerende gesprekken over geloof, moraliteit, liefde, werk, familie, zeg maar over de Tien Geboden bevat. Het gaat om de 814 bladzijden tellende paperback 1 interviewer 10 Geboden 100 en enige schrijvers van Arjan Visser en Atlas Contact.
In het dagblad ‘Trouw’ lees ik elke zaterdag het vraaggesprek van Visser, die als leidend thema de Tien Geboden - in de protestantse of katholieke versie - kennen. Een groot deel van de geïnterviewde denkers werd gevormd door schrijvers binnen de eigen landsgrenzen. En die maken nu in de bundeling de dienst uit. Uit de inmiddels twintig jaargangen met vijfhonderd afleveringen van Arjan Visser beleven meer dan honderd auteurs hun revival en de inhoudsopgave was dan ook voor mij een feest van herkenning. Om maar enkele hoofdfiguren te noemen die in onze Cultuurmix hun opwachting maakten: Jan van Aken, Gerbrand Bakker, Jan Brokken, Jessica Durlacher, Anna Enquist, Arnon Grunberg, Stine Jensen, Jan Siebelink, A.L. Snijders, Henk Spaan, Franca Treur, Thomas Verbogt, Tommy Wieringa, Koos van Zomeren. Zij gingen zitten in de biechtstoel aangereikt door Arjan Visser.

Met een knipoog naar de nakende winterweken met als pieken de vrije feestdagen, zeg ik u dat deze bundel krachtig en prachtig leesvoer is. Elke dag dertien weken achtereen een interview tot u nemen, dan komt u geestrijk deze winter door.  Ik wil u voorpret geven door het eerste interview uit de bundel integraal aan u door te geven: dat met Jan van Aken, van wie wij vrij recent de historische roman De ommegang met elkaar bespraken. Overigens: dat ‘voorpret’ met een korrel zout nemen, want Van Aken gooit de knuppel in ons eigen hoederhok. De volgende keer ga ik voor de schrijver, van wie wij het gehele oeuvre hier gezamenlijk doornamen: Jan Siebelink. Arjan Visser vroeg voorbije 28 juli 2018 Jan van Aken de hemd van het lijf naar aanleiding van de katholieke versie van de Tien Geboden.
 
1 Gij zult de Here uw God aanbidden en hem liefhebben met geheel uw hart, geheel uw ziel en met al uw krachten - God, dat is zo'n ruim begrip. Ik vind het hele idee van een persoonlijke God absurd. En ik heb al helemaal een hekel aan alles wat wil monopoliseren. Mocht ik op een dag uit de dood ontwaken om er achter te komen dat God tóch bestaat, dan zou ik hogelijk verbaasd en bovendien bijzonder teleurgesteld zijn; ik zou het zo'n kinderachtige, simplistische werkelijkheid vinden... Een God die wil dat een stel van die beestjes op zo'n planeet hem aanbidden? Wat is dat voor een zielepoot? Nee, het beeld van de monotheïstische God is volslagen ongeloofwaardig. Ik geloof - met Nietzsche - dat wij, in het Westen, veel te rationeel zijn geworden om in een God te kunnen geloven. Hier is godsdienst een soort folklore geworden, iets wat erbij hoort maar niet écht doorvoeld of doorleefd wordt. Ik denk niet dat er nog veel christenen in Nederland te vinden zijn die blijmoedig de brandstapel opklimmen om te getuigen van hun rotsvaste geloof in Jezus. Dat is het ook probleem met het wereldwijd opkomende fundamentalisme: iedereen probeert steeds maar allerlei oorzaken te verzinnen voor de religieus geïnspireerde geweldsexplosies - want nee, met islam, boeddhisme, christendom heeft het niets te maken! - maar we kunnen ons gewoon niet meer voorstellen dat er wel degelijk een compleet, alles verzengend, religieus vuur in de mens kan branden."

II Gij zult de naam van de Heer uw God niet zonder eerbied gebruiken. "God is maar een woord. We kunnen er op honderdduizend manieren mee variëren - getverdemme, gatverdamme, potverdikkie, grutjes nog aan toe - maar eigenlijk heb ik een hekel aan eufemismen, aan al die politiek-correcte termen voor van alles en nog wat. Als iemand zijn teen stoot, zegt hij godverdomme. Ook als hij religieus is. Nee? Goed, breng mij een heel religieus persoon, dan wil ik hem weleens op zijn teen stampen zodat we wetenschappelijke kunnen vaststellen dat ik wel degelijk gelijk heb. Overigens: ik vind atheïsten ook vaak erg irritant in hun ijver om hun standpunt over te dragen. Soms heb ik het idee dat ze vooral zichzelf willen overtuigen. Ik wil mijzelf überhaupt niet positioneren ten opzichte van een God, ik zie geen enkele grond om zoiets te veronderstellen. Voor mij is religie iets anders dan 'godsdienst'; het is een functie van het bewustzijn. Wel geloof ik in religieuze ervaringen. Dat zijn de momenten waarop je een grootsheid ziet, die je opheft, en waardoor je je verbonden weet met alles om je heen. Het is moeilijk uit te leggen, maar dat is ook precies het kenmerk van zo'n ervaring. De Tao waarover gepraat kan worden is niet de echte weg. Het is het onzegbare.''

III Gij zult de dag des Heren heiligen. "Ik word iedere ochtend om vijf, zes uur wakker. Heel even overweeg ik te blijven liggen, maar na een minuut begin ik de eindeloze mogelijkheden te overdenken die de komende dag biedt en dan móet ik opstaan. In principe wil ik dan schrijven. Vaak komt het daar helemaal niet van. Er zijn zoveel interessante dingen te doen. Halverwege de dag stort ik in, slaap anderhalf uur, kijk daarna misschien nog een paar filmpjes op bed en dan probeer ik me weer aan het schrijven te zetten. Dat is het ritme van alle dagen. Ik weet vaak niet eens welke dag het is. Ik vind het ook niet erg. Zie je die klok daar? Is het je al opgevallen hij nog steeds op tien over tien staat? Heel fijn is dat. Nu heb ik geen idee meer hoe lang ik heb liggen niksen en hoef ik me daar dus ook niet meer schuldig over te voelen."

IV Eer uw vader en uw moeder. "In mijn jeugd had je nog het generatieconflict. Dat schijnt nauwelijks meer voor te komen. Ik zie de dingen nu in een bredere context dan ik vroeger deed. Mijn ouders zijn van voor de oorlog en groeiden op in de jaren veertig, vijftig, in katholieke dorpjes in de Achterhoek. Ze hebben die gezapige jaren vijftig meegemaakt, terwijl de enorme versnelling van de jaren zestig met de afbraak van alle heilige huisjes enigszins aan hen voorbijging, want wij woonden als gezin in de jaren zestig op Aruba waar mijn vader als onderwijzer werkte op een katholieke basisschool. Ik heb altijd het idee gehad dat de Nederlanders daar leefden in een tijdloze luchtbel van de cultuur waar ze uit voortkwamen terwijl elders in de wereld een enorme ontwikkeling gaande was. "Op mijn twaalfde of dertiende verhuisden we terug naar Nederland. Ik had aanpassingsmoeilijkheden. Ik begreep de culturele, maatschappelijke codes niet. Op Aruba zat ik een paar jaar als het enige blanke kind van de klas op een katholieke zwarte school en moest ik altijd spitsroeden lopen. Maar ook in later jaren, op een gemengde, protestantse school, leerde ik vooral om iedereen die me iets aandeed onmiddellijk voor zijn bek te slaan. Dat bleef ik in Nederland nog een tijdje doen. Ook thuis kon de botsing niet uitblijven, ik wilde niet in het gareel blijven lopen. Op mijn zeventiende ben ik het huis uitgegaan. Het ging er in mijn optiek zo streng, zo onredelijk aan toe dat ik wel weg móest. Er was geen keuze meer. Als ze mij gewoon met rust hadden gelaten, was alles misschien heel anders gelopen. Hoe meer je mij onder druk zet, hoe meer ik denk: wegwezen hier.

"Later, toen ik volwassen werd en zelf ouder was geworden, begon ik in te zien dat het helemaal niet zo eenvoudig is om kinderen op te voeden. Het lijkt me geen goed idee om mijn ouders hier, nu, te bekritiseren. Ik zou van alles over mijn jaren op Aruba kunnen zeggen, maar ik weet dat ik hun daar verdriet mee zal doen omdat ze een andere beleving hebben van die tijd, dus waarom zou ik? Ik heb dat vroeger al gedaan en die periode staat nu zo ver van me af, dat het een ander persoon lijkt te betreffen. Ik ben dol op mijn ouders. Het lijkt me een heel goed idee om je ouders te eren. Behalve, natuurlijk, als het volslagen idioten zijn die je aan de verwarming vastbinden, je een bak hondenvoer te vreten geven, en zelf vervolgens op vakantie naar het buitenland gaan."

V Gij zult niet doden. "In mijn geest ben ik gewelddadig, altijd al geweest. Mijn oude leraar Nederlands zei ooit tijdens een interview op een literaire avond dat hij zich na al die jaren nog precies kon herinneren wat hij dacht toen hij mijn eerste opstel las: 'Deze jongen kan schrijven.' En zijn tweede gedachte was: 'Deze jongen is knettergek.' Het was een en al moord- en doodslag, het bloed droop er vanaf. Dat was dus in de brugklas, mijn eerste jaar in Nederland. Maar ik zit nog steeds vol geraas en furie en ik wil nog wel eens fantaseren over hoe ik de mensen zal mishandelen die me in mijn leven hebben dwarsgezeten."

VI Gij zult geen onkuisheid doen. "Vroeger was alles vies. En raar. Om te beginnen waren er vieze woorden waarvan ik niet eens wist wat ze betekenden. Dan kwam ik thuis met 'poep', 'pies' of 'piemel' en was de wereld te klein. Kut? Daar kan ik bij mijn moeder nog steeds niet mee aankomen! Het werd niet expliciet gemaakt - daar was een kind niet aan toe - maar je moest nóóit met vreemde mannen meegaan, want die zouden 'rare dingen' met je doen. Daardoor besloot ik al snel om eens naar zo'n vreemde man op zoek te gaan in de hoop dat ik hem kon ontfutselen wat hij nou eigenlijk precies voor rare dingen in gedachten had. Tja, onkuisheid... De ideeën daarover veranderen ook voortdurend. Honderd jaar geleden was homoseksualiteit nog onkuis, nu is het zo gewoon dat hetero's zich al bijna abnormaal beginnen te voelen. Onkuisheid is een glijdend begrip. Laten we het daar maar op houden."

VII Gij zult niet stelen. "Ik ken de cijfers niet, maar heb wel eens gehoord dat er zelfhulpgroepen zijn voor ex-koloniale kinderen die in Nederland in de problemen raakten. Ik heb er zelf verschillenden gekend die de fout in gingen. Ik ging ook gebruiken, al ben ik nooit zo'n junk geworden die zijn familie ging bestelen of zo. Sterker nog: ik had het redelijk onder controle. Ik gebruikte cocaïne en heroïne, maar ik at ook altijd twee keer per dag warm, ging regelmatig naar de sportschool en ik kon makkelijk na een nacht van drank en drugs nog een heel eind gaan hardlopen. De vriendin met wie ik op mijn zeventiende ging samenwonen, was echt verslaafd. We kregen een kind toen ik negentien was. Nog voor zijn eerste verjaardag zijn we uit elkaar gegaan. In die tijd gebruikte ik zelf niet of nauwelijks, dat begon pas een paar jaar later. Het ging heel lang goed met me, ik gebruikte beheerst, met tussenpozen, maar na een ernstig auto-ongeluk waarbij mijn nieren en mijn rugwervels ontzet werden, begon ik steeds meer te gebruiken. Tegen de pijn. Ik moest toch 's ochtends mijn kind naar school brengen? Even een snuifje of een trekje en ik kon er weer tegenaan. Tot ik er op een dag genoeg van had, afkickte en opnieuw begon. Uiteindelijk ben ik ambulant afgekickt, kon gewoon thuis blijven wonen. Ik was volgens mijn psycholoog een junkie van het ergste soort. Eentje die er mee om kon gaan en nooit de bodem had gezien. Het klinkt misschien gek, maar ik hou er helemaal niet van om verslaafd te zijn. Dat past niet bij mij. Als iemand me nu iets aanbiedt - 'Wil je een snuif?' - dan zeg ik weleens 'O, ja, leuk' maar het is niet zo dat ik dan de volgende keer weer moet gebruiken. Sterker nog: drank en drugs zitten mijn werk enorm in de weg. Schrijven is voor mij het allerbelangrijkst. Dat zorgt ook voor een roes. De roes van de creativiteit, het stromen van de verbeelding, veel fijner dan alles wat drank en drugs te bieden hebben."

VIII Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen. "Wat ik je zojuist vertelde staat ongeveer zo in Het Fluwelen Labyrint, de historische en antihistorische roman die ik in 2005 heb geschreven. Het is een totaal versplinterd portret, het zijn de aan elkaar geplakte scherven van een stukgeslagen spiegel. Gaat het over mij? Ja en nee. Ik heb de hele vorm van het boek, met een koor aan onbetrouwbare vertellers, gekozen om te laten zien hoe moeilijk het is om jezelf te kennen, om de tijd waarin je leeft te doorzien. Ik zie mezelf als een voortdurend veranderende entiteit. Ik ben de hoofdpersoon in mijn eigen rapsodische vertelling, maar aan het einde van het boek vragen de vertellers zich af of ze nu de echte persoon hebben laten zien, of dat het een mislukte archeologische reconstructie is, een monster van Frankenstein, gemaakt van aaneengenaaide lappen."

IX Gij zult geen onkuisheid begeren. "Trouw vind ik ook een complex begrip, het betekent voor mij waarschijnlijk iets anders dan voor jou. Ik heb het huwelijk nooit als iets vanzelfsprekends gezien. En de romantische liefde ook niet. Bruiloften: wat een poppenkast! Ik ga er niet meer heen. Wat me het meest tegenstaat is de monopolisering van het huwelijk: dit is het en zo hoort het voor altijd te zijn. Inmiddels kennen we gelukkig vele soorten huwelijken en samenlevingsvormen. Ik vind dat alle waarden voortdurend omgedraaid en bekeken moeten worden. Is dit, wat wij nu hebben, echt wel zo gewoon? En wat die onkuise begeerte betreft: wie van ons kan zeggen dat hij zonder begeerte is?"

X Gij zult niet begeren wat uw naaste toebehoort. "Ons dienstmeisje op Aruba woonde in een huis met een grote tuin. Achterin die tuin, vol bananenbomen, groentebedden en planten in van die grote Blue Bandblikken, stond een tuinhuisje. Het huisje was volgepakt met boeken. Er was alleen nog ruimte voor een fauteuil. Ik was acht of negen en ik dacht: zoiets wil ik later ook hebben. Een mooie tuin en een schrijvershuisje vol boeken. Nou, kijk: hier zit ik, in Ruigoord, op precies zo'n plek. Help me eraan herinneren dat ik je straks een maaltje Japanse wijnbessen meegeef. En wat pruimen. Als de vogels ze nog niet hebben opgegeten. Hier kan ik de grootsheid ervaren waarover we in het begin hebben gesproken. Ik heb het goed. Met mijn huisje, mijn werk en de mensen van wie ik hou. Tegelijkertijd zie ik hoe er allerlei verschuivingen op komst zijn. Wie een beetje realistisch is, begrijpt dat het helemaal fout gaat met de aarde. We hebben idioten aan de macht geholpen, waanzinnigen die de klimaatverandering een hoax durven noemen. Alle pijlen wijzen op een enorme ramp. En al leven we in een complexe wereld waarin voorspellingen, zeker voor de lange termijn, zelden uitkomen, de trends zijn duidelijk: hongersnood, natuurgeweld, oorlogen. Er is geen enkele reden tot optimisme en toch word ik altijd vrolijk wakker. Ik las ooit, ik geloof in de Mahabharata (omvangrijk religieus en filosofisch epos uit India - A.V.), dat iemand het bestaan vergelijkt met een monnik die op de vlucht is voor een tijger, uitglijdt, het ravijn in dondert, maar zich nog net kan vasthouden aan een boomwortel. Onder hem hapt een krokodil naar zijn opgetrokken benen. Boven zijn hoofd staat de tijger te grommen. En dan ziet de monnik ineens een bloemetje uit de rotswand steken. Hij laat één hand los, vangt met zijn gestrekte wijsvinger een druppel honing en steekt die tevreden in zijn mond. Dat is het leven. Die monnik, dat ben ik."

1 interviewer 10 Geboden 100 schrijvers

Snoecks 2019

En weer snelde een jaar voorbij, en wel zo vlug schoot de tijd langs, dat ik de voorganger van dit kijk- en leesalbum nog maar net ruggelings naast de rij in mijn boekenkast gezet heb. De fotoboeken zetten mij immer in volle gloed en daarom haal ik ze steeds van de plank. Ik roep een hartelijk welkom toe aan het 576 bladzijden tellende, van meet tot finish grandioos geïllustreerde Snoecks 2019 dat wederom uitgegeven is door Scriptum uit Schiedam. Op de omslag zien wij een bloedmooi meisje, gehuld in rood haar en sproeten. Op blz. 528 staat als entree van het chapiter ‘Maja Topcagic – Het unieke van sproeten: ‘De Bosnische fotograaf Maja Topcagic (1989) heeft duidelijk iets met roodharige vrouwen en sproeten. Haar reeks ‘Freckled’, een persoonlijk project, is daarvan het onomstotelijk bewijs. ‘Ik werd aangetrokken door roodharigen omdat ze zo uniek zijn. Minder dan twee procent van de mensen heeft rood haar.’ In het artikel figureren vervolgens deze vrouw zes collegaatjes die pronken met ravissant rood haar en sprankelende sproeten. Overigens, Snoecks  2019 is ook te verkrijgen met op de cover een foto van Reine Paradis. De 95ste editie van het jaarboek mag er wis en waarachtig weer zeker zijn. 

Ik geef u de intro van hoofdredacteur Geert Stadeus en uitgever Paul Snoeck: ‘Het was weer een feest om de vele kunstenaars, fotografen en vertellers bij elkaar te zoeken. We zijn blij u opnieuw bijna zeshonderd pagina’s lang een boeiend en internationaal palet te kunnen tonen van architectuur, literatuur, verhelderende reportages en uiteraard schitterende fotografie van vandaag, over alle genres heen. Snoecks neemt u deze keer mee naar de bruisende Pioneer Studio in Brooklyn waar Dustin Yellin werkt aan zijn sculpturen en een betere wereld, en naar het atelier in Boppard waar Frank Kunert de maquettes bouwt die aan de grondslag liggen van zijn fantasierijke fotografie. Kijk met hoeveel liefde en respect Patrick Willocq de rituelen van de Wale in beeld brengt en bezoek met Carlo Bevilacqua intrigerende utopische gemeenschappen in India en de Verenigde Staten. Maak uw borst nat voor de eigengereide architectuur van Eric Owen Moss en leer de ‘furries’ kennen dankzij Tom Broadbent. We hebben zelfs de mooiste houten fietsen voor u uitgekozen, en een uitstekend nieuw verhaal van de Duitse misdaadauteur Ferdinand von Schirach. Of u nu meteen aan het lezen slaat, of u liever al bladerend laar verrassen door de knappe foto’s, het wordt een begin van een mooie reis.’

Om u het album in te lokken noem ik de hoofdstukken van de afdelingen ‘Wereld’ en ‘Mens’. U weet dan ongeveer wat u te wachten staat. Daar komen ze: Carnaval in Haïti, Tulpen in Amerika,  Utopische communes, Houten fietsen, Kindboksers in Thailand, Rituelen van de Wale, Cuba: het slavernijverleden, IJsland, Het Dubai van Nick Hannes, Vluchtelingen in Europa, De furries van Tom Broadbent, Russen en hun slangen, Motoren in de sneeuw. En dan voor de vuist weg: op de pagina’s 91, 271, 319, 424, 476, 517 poseren zich blootgevende vrouwen, die dat ook doen op vele andere locaties in deze Snoecks.

U kent mij vooral als de man die zich ophoudt met werken uit het literaire genre. Deze Snoecks gaat mijn introducties bij u ver te boven. Zo in de afdeling ‘Snoecks Boeken’: wat daarin verteld wordt over Het enige verhaal van Julian Barnes, 1968 van Paul Goossens, De heilige Rita van Tommy Wieringa, De vluchtelingen van Viet Thanh Nguyen, De laatste getuigen. Kinderen in de Tweede Wereldoorlog van Svetlana Alexijevitsj, Het litteken van de dood van Onno Blom, Raadselvader van Jolande Withuis, en Dagelijks werk van Renate Dorrestein vormt niet alleen een feest van herkenning, maar vooral ook een panorama op niet vermoede gezichten en opinies. De volgende keer maak ik met u hier nog een tintelende trip door de 95jarige Snoecks. U weet nu in ieder geval al welk lees- en kijkvoer u in 2018 en 2019 te wachten staat.
Met een knipoog naar de komende dagen in december: ‘Snoecks 2019’ is wederom een pracht van een geschenk. Voor nog geen twintig euro kunt u het kijk- en leesalbum aan uzelf of een ander cadeau doen.

Snoecks 2019

Wij, de mens

Ik leid u naar de proloog van gelukkig weer een nieuw werk in het non-fictieve oeuvre van een alom gevierd auteur. Ik geef u een brok proza die de proloog vormt van een schrijver wiens boeken steeds in deze rubriek hun opwachting maakten. Ik noem de titels De graanrepubliekAraratStikvalleiEen woord een woord  en In het land van de ja-knikkers en u bent verheugd over deze annonce. Het gaat om de 282 bladzijden tellende paperback Wij, de mens van Frank Westerman en Querido Fosfor. De beste reclame voor deze nieuweling is het bericht dat het boek op de toonbank ligt van uw boekhandelaar. Om de proloog van Westerman een context te geven citeer ik eerst de tekst op de omslag. 

Querido: ‘Allemaal slaan we verwoed met onze staart op het water, maar anders dan de walvis menen wij mensen dat ons spetteren ertoe doet. September 2003. In een grot op Flores, Indonesië, komt een fossiele oermens bloot te liggen van amper een meter hoog. Rondom haar liggen skeletten van ratten zo groot als honden, olifanten zo klein als pony's en reuzenooievaars van 1 meter 80. Wat zegt deze spiegelwereld over wie wij zijn en waar we vandaan komen? ‘Wij, de mens’ neemt de lezer mee op een filosofische wereldreis – van de Maasvallei tot op de vulkaanhellingen van Indonesië. De inzet is hoog. Want als wij de overtreffende trap van het dier zijn, waarin schuilt dan het onderscheid?

Frank Westerman: ‘Ik had een hele tijd nodig om te begrijpen waar hij vandaan kwam. De kleine prins ondervroeg mij voortdurend, maar scheen mijn vragen nooit te horen. Pas langzamerhand, door toevallig gesproken woorden, is het mij duidelijk geworden. Zo vroeg hij, toen hij voor het eerst mijn vliegtuig zag [...]: ‘Wat is dat voor een ding?’ ‘Dat is geen ding. Het vliegt. Het is een vliegtuig, mijn vliegtuig.’ Ik was er een beetje trots op hem te vertellen dat ik kon vliegen. Toen riep hij uit: ‘Maar dan ben je uit de hemel gevallen!’ ‘Ja,’ zei ik bescheiden. ‘Nee maar, dat is grappig...’ En de kleine prins begon uitbundig te lachen. Dat maakte me een beetje boos. Ik stel er prijs op dat men mijn tegenspoed serieus neemt. Toen zei hij weer: ‘Dus dan kom jij ook uit de hemel! Van welke planeet?’ – Antoine de Saint-Exupéry, De kleine prins

Op tweede pinksterdag 2012 zet de eenmotorige Cessna Skyhawk met staartteken PH-SJK een daalvlucht in boven Ouddorp. Een minuut lang duikt de piloot onder het wolkendek om zicht te krijgen op de kustlijn en de door hem uitgestippelde koers. In de verte stijgen nevels op uit zee. Ze glijden in een vloeiende beweging het strand op – zoals ooit de eerste zeedieren aan land moeten zijn gekropen. Eerder die ochtend om 10.22 uur heeft het KNMI in zijn bulletin voor de luchtvaart gewaarschuwd voor de aanvoer van vochtige lucht via een noordwestelijke stroming. Het wordt een stralende dag, maar langs de kust is er ‘kans op nevel en op meerdere plaatsen ook mist’. Het type mist dat de piloot voor zijn ogen ziet ontstaan komt gemiddeld eens in de twee jaar voor en heet zeevlam. Zeevlam dankt zijn naam aan de optische illusie van een rokende branding: de golven spatten niet gewoon, ze dampen als theeketels.

Om 11.19 uur bereikt het vliegtuigje het diepste punt van zijn duikvlucht: 450 voet. Een voet is zo lang als een grote schoen, maat 47. Om je een voorstelling te maken van de vlieghoogte kun je ‘hak tegen neus’ 450 stappen afmeten. Zet de afstand die je dan krijgt als een denkbeeldige ladder tegen de wolken en bestijg die. Je bent er zo. Zodra de piloot het landschap in zich heeft opgenomen, trekt hij het neuswiel van de Skyhawk weer op. Onder sonoor gepruttel maakt hij een bocht in de richting van de open zee, met de bedoeling de opkomende mist te omzeilen. Het is 11.20 uur (één minuut na de dip onder de wolken) wanneer de PH-SJK via de boordradio contact maakt met de verkeerstoren van Rotterdam Airport. De piloot vraagt te mogen landen via de naderingsroute hotel. Dit betekent: met een boog over de monding van Maas en Rijn en dan oostwaarts over de Nieuwe Waterweg – net als de olietankers en containerschepen, maar dan hoger. De toren heet papa. Ginds ligt de landingsbaan als een uitgerold kleed te blakeren in de zon; er is letterlijk geen vuiltje aan de lucht. ‘This is Rotterdam information papa,’ antwoordt de verkeersleider van dienst. Hij draagt de piloot op naar 1500 voet te klimmen en zich boven Hoek van Holland opnieuw te melden. Gezien de koers, de kruissnelheid en de positie op de radar zou de PH-SJK binnen vijf minuten op de afgesproken plek moeten zijn. Maar de PH-SJK zal zich niet meer melden. Nooit meer, bij niemand. Een inwoner van Ouddorp is de laatste die de rood-witte Cessna ‘visueel heeft gespot’: de man ziet het staartstuk van de vierzitter oplossen in de wolken boven de duinrand.

Op enkele vliegminuten ten noorden van Ouddorp verzamelt zich tegelijkertijd een groep ouders met kinderen voor een rondrit met de Futureland Express. Dit is een stoer treintje bestaande uit een landbouwtractor die twee tot rijtuigen omgebouwde karren voorttrekt. De passagiers zijn opgewonden, omdat ze tot de eersten behoren die op maagdelijke gronden worden gedropt: de pas opgespoten Maasvlakte 2 is nog nagenoeg onbetreden terrein. Fysiek gezien is het een kleine stap om straks van de treeplank op dit nieuwe land-in-zee te springen; toch voelt het als iets gewichtigs, als iets wat iedereen aangaat. Volgens schema zal de Futureland Express om 12.00 uur vertrekken vanaf een platform van betonplaten op de rand van het bestaande havengebied. De ochtendhemel is blauw, maar tegen het middaguur betrekt de lucht. Er steekt een briesje op, de temperatuur daalt. De driebladige windmolens van Greenchoice staan nogal eenzelvig te roeren in de opkomende mist. Ze mengen de zilte zeelucht met de fabriekswalmen uit de havens. Eerder die week is de Maasvlakte 2 met een vuurwerk van blauwe rook in gebruik genomen. Met het uitbrengen van een champagnetoost – op dinsdag 22 mei 2012 – is ook het omliggende strand opengesteld voor publiek. Bij dit nieuwe strand hoort een duinenrij van veertien meter hoog met daarachter de ‘zandlichamen’ van de toekomstige kades. Omdat de aanplant van helmgras op zich laat wachten, lijkt de Maasvlakte 2 vooralsnog op de Sahara. Op deze pinkstermaandag drijft een koude mist de badgasten vroegtijdig naar huis. De tocht van de Futureland Express gaat door, al neemt het zicht kort voor vertrek af tot vijftig, hooguit honderd meter. De tractormachinist noch zijn passagiers hebben die ochtend het geronk van een propellervliegtuig gehoord. Alleen meeuwengekrijs. 

De verdwijning van een vliegtuig in een van de dichtstbevolkte landen ter wereld is een rariteit. Het vliegen zelf niet meer; navigeren door de lucht voelt onderhand aan als een tweede natuur. De Onderzoeksraad voor Veiligheid brengt een jaar later een 151 pagina’s tellend rapport uit onder de titel Vliegtuig vermist. Anders dan bij schepen in de Bermudadriehoek is de vermissing van de Cessna Skyhawk niet voorgoed. Zij duurt 301 minuten. Vijf uur na het laatste contact met Rotterdam papa wordt het wrak van de PH-SJK gevonden op 800 meter voorbij de verste halteplaats van de Futureland Express, op de in aanbouw zijnde kade tussen de twee prinsessenhavens – de Prinses Amaliahaven en de Prinses Alexiahaven. Het vliegtuigje, geknakt en vleugellam, ligt een kwartslag gedraaid naast zijn eigen inslagkrater. Als een vogel die tegen een ruit is gevlogen. De wijzer van de snelheidsmeter staat stil op 118 knopen – 219 kilometer per uur. Voor in de cockpit hangt het lichaam van de 50-jarige piloot. De uit de lucht gevallenene is niet aanspreekbaar, maar ademt nog. Hij zal niet meer bij kennis komen en twee weken later sterven in het ziekenhuis. Het scherm van zijn telefoon toont een rijtje gemiste oproepen. In zijn vliegtas zit een Visual Approach Chart voor het aanvliegen op Rotterdam Airport. Op deze luchtnavigatiekaart (uit 2008) ligt de kustlijn drieënhalve kilometer landinwaarts. Ook de reddingsbrigade werkt met kaarten die door de voortschrijdende werkelijkheid zijn ingehaald. De Cessna zou in zee zijn gestort, ware het niet dat de kustlijn is verlegd. Het water heeft plaatsgemaakt voor het droge. Maar bij het intikken van de laatst bekende coördinaten van de ph-sjk (zesendertig seconden voor impact) verschijnt op de computerschermen op Rotterdam Airport een positie boven zee. Weliswaar staat er being reclaimed, maar de kleur van de kaart is helderblauw (water). ‘We hebben, denken we ... [onverstaanbaar] in zee zien crashen,’ meldt een luchtverkeersleider aan de kustwacht. Hierop varen vijf schepen uit.

De Maasvlakte 2 is een nationaal zandkasteel, met de prinsessenhavens als slotgrachten. Het gebruikte zand komt uit een onderzeese groeve: het is via de zuigstangen van baggerschepen opgeslobberd uit een zandbank, zes mijl uit de kust. In de ijstijden lag die zandbank droog. Over de winderige vlakte tussen wat nu Engeland en Nederland heet liepen nijlpaarden en hyena’s, mammoeten en neushoorns, grottenleeuwen en bosolifanten. Door de Noordzeebodem af te graven doen wij mensen onbedoeld iets krankzinnigs: we spuiten de prehistorie terug naar de oppervlakte. Natuurlijk, de baggeraars zijn uit op zand en grind, dat ze in glinsterende modderbogen ‘rainbowen’ naar de plekken waar land moet komen. Maar hun bijvangst bestaat uit mammoetkiezen, elandgeweien, versteende hyenakeutels – overblijfselen van de oertijdfauna. De deelnemers aan de Futureland Express hebben in principe genoeg aan twee meter zicht; als ze het zand onder hun voeten maar kunnen zien. Strandjutters zijn het. Ze zoeken geen overboord geslagen kratten whisky, ook geen schelpen, maar fossielen. De hoofdprijs zou zijn: de schedel van een mensachtige. Verderop langs de kust, in Zeeland, is het eerste stukje oermens al gevonden. Een wandelaar raapte het op tussen het puin dat door een schelpenzuiger aan land was gespuwd. Het betrof een schedelfragment met een uitstulping boven de oogkassen die bij de moderne mens ontbreekt. Bij nadere bestudering bleek het te gaan om de eerste in Nederland gevonden neanderthaler, die in 2009 onder de naam ‘Krijn’ aan de rest van de bevolking is voorgesteld. Bij leven moet hij een jager zijn geweest die over de mammoetsteppe doolde in de delta van de rivieren Theems, Rijn en Maas – tussen de honderd- en veertigduizend jaar geleden. Sindsdien smolten de ijskappen, steeg de zeespiegel, stierf de neanderthaler uit en leerde de ongevleugelde homo sapiens zichzelf vliegen. Hij leerde ook land van water scheiden. Het nieuwe land is nog niet opgeleverd of er nadert een Cessna Skyhawk. Hoewel de toren de piloot heeft opgedragen te stijgen, duikt hij nog een keer onder de wolken om te kijken waar hij vliegt. Als een dolfijn, maar dan gespiegeld in de lucht. Er is alleen één verschil met daarnet: onder de wolken hangt een dichte mist. De piloot blijft de stuurknuppel naar voren duwen. Zijn vliegtuig dompelt zich in een grauwe wereld van waterdamp die doorloopt tot op het nieuwe, van fossielen vergeven aardoppervlak.’

Wij, de mens

Tien tips voor de Sint

Sint Nicolaas gaat de komende weken weer op tournee door ons land, waar hij als goedheiligman zo graag zijn jaardag viert. Sint geeft bij voorkeur goede boeken cadeau en om de baas uit Spanje wat te gerieven reik ik hem nu en straks een lijstje aan, waarop tien werken via de tekst op de omslag bij u hun opwachting maken. Ik wil na 5 december gaarne van u vernemen hoe de bisschop bij u uitgepakt heeft. Wisselen wij dan onze leeservaringen met elkaar uit.
 
1) Doornroosje – Katy Flint en Jessica Courtney-Tickle – Navertelling – Christofoor
In deze navertelling van het klassieke ballet De schone slaapster ontmoeten we de koning en de koningin, als ze een feest geven om de geboorte van hun dochter prinses Aurora te vieren. Een boze fee komt binnen en spreekt een verschrikkelijke vloek uit over het kleine prinsesje.
Zou er nog iemand zijn die haar kan helpen?
Er zit muziek in dit boek. Op elke bladzijde kun je op een noot drukken, waardoor het verhaal tot leven komt met muziek van Tsjaikovski's Doornroosje. Net als bij onze titel ‘Een jaar in één dag’ en ‘De Notenkraker’ hoor je de bekende klanken van een echt orkest! Aan het eind van het boek vind je alle muziek nog een keer! (De meegeleverde batterij kan worden vervangen).

2) Het grote vakantiepark – Willem du Gardijn – Verhalen – Koppernik
Na Negen raven toont Willem du Gardijn in Het grote vakantiepark opnieuw zijn talent voor het genre. De composities zijn zorgvuldig, zijn personages geloofwaardig. De taal is ingetogen, soms lyrisch op een klassieke manier. De lezer kan veel plezier beleven aan deze zes werelden met eigen toon, eigen conflict en eigen onverwachte wendingen. Tegelijkertijd is het boek één omdat er één thema is: de verbondenheid van liefde en verlies.

3) Boudewijn – Mark van den Wijngaert en Emmanuel Gerard – Koning met een missie – Davidsfonds
'Boudewijn legt weinig of geen nuances in zijn oordeel, iets is goed of kwaad, daartussenin bestaan voor hem haast geen schakeringen. 'Welke invloed had koning Boudewijn in het naoorlogse België? Vijfentwintig jaar na zijn overlijden maken Mark Van den Wijngaert en Emmanuel Gerard de balans op. Boudewijn erfde van zijn vader Leopold III een door de koningskwestie uitgehold koningschap. De politieke partijen maakten meer en meer de dienst uit. Alleen in crisismomenten kon hij nog van zijn sleutelpositie gebruikmaken om de politieke stromingen enigszins te beïnvloeden. Vanuit zijn religieuze overtuiging gaf hij aan de tweede helft van zijn koningschap een moreel-humanitair karakter. Hij bleef een koning met een missie. Boudewijn. Koning met een missie richt zich niet enkel tot de geïnteresseerden in het koningshuis, maar tot al wie de politieke geschiedenis van België beter wil leren kennen.

4) Beste Obama - Jeanne Marie Laskas – Ontwapenende briefwisselingen met de 44ste president – Harper Collins
Miljoenen brieven kreeg president Obama van de Amerikaanse bevolking gedurende zijn acht jaar in het Witte Huis. Brieven over armoede, eenzaamheid, verlies, verdriet, wanhoop en boosheid, maar ook brieven vol dankbaarheid en blijdschap. Alle brieven werden in categorieën verdeeld en beantwoord, of ze nu positief of negatief waren. En elke dag zocht een team van toegewijde medewerkers en vrijwilligers tien brieven uit die de president ook daadwerkelijk zelf las. Jeanne Marie Laskas bundelde de meest bijzondere brieven uit deze collectie in een inspirerend en aangrijpend boek over de échte Amerikanen, dat laat zien hoe zij samen één volk vormen, ondanks hun verschillen en de soms zeer persoonlijke problemen waar ze mee te maken hebben. De intieme brieven schetsen een wondermooi beeld van Obama zelf, als persoon en als president van het volk.

5) Zonder paniek geen paradijs – Joachim Meyerhoff – Roman – Signatuur
Na zijn jeugd op het terrein van een psychiatrische instelling, een tussenjaar in de Amerikaanse Wild West en een bijzonder ontmoedigende tijd aan de theaterschool, is Joachim een jonge, niet echt succesvolle acteur. Als hij Hanna ontmoet, een ambitieuze en briljante studente, lijkt zijn liefdesleven tenminste ergens heen te gaan. Maar dan verschijnt Franka, danseres en compleet het tegenovergestelde van Hanna. En dan is er nog Ilse, een bakker, in wier keuken hij zich gelukkiger en veiliger voelt dan waar dan ook. De vraag is: kan dit allemaal goed gaan? Het antwoord is: nee. In zijn vierde autobiografische roman vertelt Meyerhoff ontroerend en vermakelijk over zijn strubbelingen met de liefde. Wederom een onvergetelijk boek!

6) Descartes in Amsterdam – Hans Dooremalen – Filosofische detective – Boom
Amsterdam, oktober 1634. Naast de Westerkerk wordt een lijk gevonden. In de verse sneeuw is een vreemd symbool getekend en de hand van het naakte lijk omklemt een rapier. Wanneer meer doden onder vergelijkbare, mysterieuze omstandigheden worden aangetroffen, wordt de hulp ingeschakeld van een beroemde inwoner van de stad: René Descartes. De Franse filosoof zet zijn befaamde methode in om het mysterie te ontrafelen. Descartes in Amsterdam is niet alleen een spannende detective, maar ook een filosofische en historische roman. Het boek biedt een introductie in de vroege cartesiaanse methode en dompelt de lezer onder in het sociale en politieke leven van het zeventiende-eeuwse Amsterdam, bevolkt door beroemde historische figuren als Caspar Barlaeus, Andries Bicker en Nicolaes Tulp.

7) Als de schaduw die verdwijnt – Antonio Munoz Molina – Roman – De Geus
Terwijl de FBI naar hem op zoek is voor de moord op Martin Luther King, lukt het James Earl Ray om op valse paspoorten vanuit Amerika Lissabon te bereiken. Met behulp van vrijgekomen FBI-stukken reconstrueert Antonio Muñoz Molina de laatste stappen van Ray voor zijn arrestatie en neemt hij ons mee in diens hersenspinsels en zijn beruchte misdaad. Lissabon is ook de stad die Muñoz Molina inspireerde voor zijn eerste roman, Winter in Lissabon. Als hij er na dertig jaar terugkeert, wordt de stad het toneel voor drie elkaar afwisselende verhalen: Ray, die in 1968 het mikpunt is van een internationale klopjacht; de schrijver die er in 1987 zijn literaire stem zoekt; en Muñoz Molina die in het heden reflecteert op de mogelijkheid om via de roman de wereld door andermans ogen te verbeelden.

8) De onfatsoenlijken – Jan Antonissen – Een reis  door populistisch Europa – Polis
Ze zijn overal. Ze begrijpen het niet. Ze deugen niet. Ze zijn een gevaar, een pest, een schandvlek. In De onfatsoenlijken gaat Jan Antonissen op zoek naar de mensen die door de goegemeente met de nek worden aangekeken: de bange blanke mannen en vrouwen, het racistische stemvee van de populisten, de white trash uit onze voorsteden. Het zijn medeburgers voor wie de globalisering geen pretpark is, met leuke citytrips en goedbetaald kenniswerk. Die verliezers vindt Antonissen in de vele oude industriebekkens die Europa rijk is, van het Ruhrgebied tot Limburg, en van Noord-Frankrijk tot de Povlakte. De onfatsoenlijken is een roadmovie waarin iedereen een stuk van zichzelf zal herkennen. Angst om het morgen slechter te hebben dan vandaag is niemand vreemd. De mensen die de pech hebben om uit de middenklasse te tuimelen, naar hen kijkt niemand meer om. Jan Antonissen noteert hun brutale levensverhalen en beschrijft hoe velen van hen blijven knokken om te overleven.

9) Grijs slavernijverleden? – Jeroen Dewulf – Over zwarte milities en redimoesoegedrag - AUP
‘Redimoesoegedrag' staat in Suriname voor ‘verraad tegen de eigen groep'. Het begrip gaat terug op slaven die in de 18de eeuw in ruil voor vrijheid aan de zijde van de gouvernementssoldaten vochten tegen de ‘marrons', gevluchte slaven. Zij droegen een rode muts, vandaar redimoesoes. Dit was geen nieuw fenomeen; "zwarte milities' hadden ook al in Nederlands-Brazilië en Nieuw-Nederland bestaan. Vanwege hun complexe tussenpositie is het moeilijk om redimoesoes binnen het traditionele ‘goed-en-fout denken' over slavernij een plaats te geven. Als voormalige slaven waren zij tegelijk ‘slachtoffers' en ‘daders'. Toch was hun leven in het ‘grijze' gebied tussen slaaf en meester niet uitzonderlijk. Slechts een minderheid van de slaven maakte een radicale keuze voor gewelddadig verzet. De meesten handhaafden zich in een dienende rol, goedschiks of kwaadschiks. Daarbij was een vorm van accommodatie onvermijdelijk. Hoe moeten we het "grijze' gedrag van de redimoesoes beoordelen? De auteur maakt hiervoor gebruik van concepten die teruggaan op de discussie over ‘goed-en-fout-gedrag' tijdens de Duitse bezetting en de Holocaust. Een verrassend nieuwe visie op het slavernijverleden, maar ook een evenwichtsoefening die hij met glans uitvoert.

10)  De Sigmund Almanak – Peter de Wit – Gegarandeerd 100% psychologie van de koude grond – De Harmonie
‘Mijn naslagwerk DSM – De Sigmund Methode, dat in 2013 het levenslicht zag, kreeg een bijzonder positief onthaal binnen en buiten mijn vakgebied. Uit de vele herdrukken is gebleken dat zowel patiënten als therapeuten wereldwijd hadden uitgekeken naar dit definitieve diagnostische naslagwerk om iedereen voor gek te verklaren. Het uitgangspunt van mijn nieuwe boek De Sigmund Almanak is weer even simpel als geniaal. Sinds mensenheugenis was de mensheid voor haar geestelijke welzijn aangewezen op de psychologie van de koude grond. Met niets dan slechts enkele zegswijzen en fabels met een moraal, ‘tried and tested’ huismiddeltjes, lichaamstaal, astrologie en droomduiding probeerde het volk zich staande te houden. Kan deze volkstherapie nu ook nog een zinnige en vooral kostenbesparende bijdrage leveren aan onze peperdure geestelijke gezondheidszorg? Ik heb het antwoord voor u geformuleerd in De Sigmund Almanak en kan hier alvast verklappen dat de uitkomst niets minder dan een sensatie is die ons vakgebied zal doen schudden op zijn grondvesten!’ – Sigmund

Tien tips voor de Sint