15-05-2017

STAD IN OORLOG

 

Een kijk- en leesalbum leg ik voor u neer dat het door de Duitse bezetter in onze hoofdstad aangerichte onheil indrukwekkend verwoordt en verbeeldt. Ik vraag uw aandacht voor een intrigerend plaatwerk dat het spaarzame wel en het voortdurende wee van de Tweede Wereldoorlog vertelt en toont. Het gaat om de 304 grote bladzijden tellende, van begin tot eind authentiek geïllustreerde grote hardcover Stad in oorlog van historici René Kok en Erik Sommers en uitgeverij W Books met de ondertitel ‘Amsterdam 1940-1945’. Ik zeg het meteen: geen wonder dat van dit album herdruk op herdruk in no time gewenst was. Op de omslag zet een foto uit begin 1943 de toon: want daarop bloemenverkoper,een klant en een Duitse officier op de brug over de Keizersgracht in de Leidsestraat. De gemoedelijke sfeer van het straatbeeld  in de sneeuw staat in schril contrast met de onheilspellende fotografische berichten van de vervolging der Joden, van de hongerende bewoners, van opgepakte collaborateurs en van op 7 mei nog schietende bezetters op de Dam.
Het oorlogsgeweld manifesteert zich op honderden foto’s, voor het grootste deel in zwart-wit, voor een deel in kleur, en in duizenden woorden Om u de gestructureerde aanpak van ‘Stad in oorlog’ aan te reiken, geef ik de titels van het dozijn hoofdstukken.  1. Dreiging van oorlog 2. Mei 1940  3. Bezet 4. Het leven gaat door  5. Collaboratie 6. De tragedie van Amsterdam 7. Verzet. 8. Luchtgevaar 9. Hongerwinter 10. Bevrijding 11 Nasleep  12. De gekleurde stad.
Ik wil nu met u verkeren in het chapiter dat de meeste foto’s op vijftig pagina’s biedt: ‘De tragedie van Amsterdam’ dat de Holocaust als triest thema heeft. De volgende keer verwijlen u en ik in de ellende die het hoofdstuk ‘Hongerwinter’ verhaalt en laat zien. U weet van mij dat ik blijf lezen over hetgeen in de oorlogsjaren passeerde. Wat ‘Stad in oorlog’ met beelden uit de eerste hand toont, is een ware eyeopener. Het gaat om een live verslag! Om u helemaal bij te praten over de opzet van het album geef ik eerst de tekst van de uitgever op de site. ‘Onderdrukking, verzet, vervolging, luchtoorlog, schaarste, honger - het zijn de talrijke aspecten van het dagelijks leven in Amsterdam tijdens de oorlog. De Tweede Wereldoorlog heeft diepe sporen achtergelaten in de hoofdstad. Met als dieptepunt de vervolging en de deportatie van 80.000 in de stad woonachtige Joden. Het heeft de stad voor altijd getekend. Ondanks de snel toenemende Duitse terreur en de vele beperkende Duitse maatregelen probeerden de Amsterdammers een dagelijks leven te leiden. Dat leverde contrasten in het straatbeeld op. Niet eerder is een veelomvattend fotoboek samengesteld over Amsterdam in de jaren 40-45. Erik Somers en René Kok, onderzoekers bij het NIOD, deden uitvoerig onderzoek naar de visuele geschiedenis van de stad. Niet alleen de collecties van het NIOD en het Stadsarchief Amsterdam leverden veel en onbekend materiaal op. Ook in talloze andere archieven in binnen- en buitenland werden nooit eerder gepubliceerde opnames opgediept. Dat maakt Stad in Oorlog. Amsterdam 1940-1945 in foto's tot een bijzonder boek, en de eerste in zijn soort. De zorgvuldig geselecteerde beelden in Stad in oorlog. Amsterdam 1940-1945 in foto's’ geven een indringend beeld van Amsterdammers in de jaren van oorlog en bezetting.’

Uit het deel  ‘De tragedie van Amsterdam’ geef ik vier bijschriften van foto’s die begin en eind van de Shoah in beeld brengen. De platen tonen beelden uit 1940 en 1945.                                        

1 Chaos op Amstelveld – 2 december 1940. Op het Amstelveld raken NSB’ers slaags met omstanders. Volgelingen van Mussert komen hun gram halen, omdat naar hun oordeel ‘Joodse’ kooplui worden bevoordeeld boven ‘Arische’ handelaren. Concrete aanleiding was de arrestatie van een ‘kruidendokter’, lid van de NSB door de politie. In korte tijd veranderde de markt in een complete chaos. De politie voert charges uit en ontruimt vervolgens het marktterrein. Op de hoek Prinsengracht-Utrechtsestraat sommeert een motoragent in zijspan omstanders door te lopen. NSB-krant ‘Het Nationale Dagblad’ rechtvaardigde het optreden van de NSB’ers. Volgens de krant was Amsterdam verworden tot een stad ‘waar de markten wemelden van schreeuwende en scheldende joden’.

2.  Straatterreur – september 1940. In de Amstelstraat staat personeel van het Centraal Theater buiten en ziet verontrust toe hoe aan de overkant op nummer 17 het interieur van de luxe broodjeswinkel van N. Cohen door WA’ers en NSB-sympathisanten wordt vernield. In het midden met tas mevrouw Cohen. Vanaf september vonden met regelmaat ongeregeldheden plaats, veroorzaakt door provocerende WA’ers. Met de komst van de ‘Nieuwe Tijd’ voelden zij zich gesterkt op eigen initiatief  orde op zaken te stellen. De Joden moesten het in hun dadendrang ontgelden. Er werd regelrechte straatterreur uitgevoerd, waarbij de bezetter en de Amsterdamse politie veelal bewust de andere kant opkenen, of pas heel laat in actie kwamen.

3. Verlaten woningen – 1945. Na het wegvoeren van de Joden gaven de verlaten woningen de stad een desolaat aanzien. Een uiterst pijnlijke situatie ontstond, toen de brandstofgaarste nijpender werd eb buurtbewoners de lege woningen begonnen te ontdoen van alles wat maar brandbaar was. Men voelde zich hiertoe gelegitimeerd vanuit een overtuiging dat de gedeporteerden toch niet meer zouden terugkeren. Raamkozijnen, deuren, trappen, vloer -en dakbalken, alles werd eruit gesloopt. Veelal voor eigen gebruik en anders werd het materiaal op het Waterlooplein verkocht.  Voor de woningen die al in slechte staat verkeerden, zoals in de omgeving van de Jodenbreestraat (Joden Houttuinen) en op Rapenburg had dit tot gevolg dat woningen onbewoonbaar verklaard moesten worden. Zoals ook het geval was in de Foeliestraat, het verlengde van de Valkenburgstraat. Na de oorlog is deze rij woningen gesloopt en vervangen door nieuwbouw.

4. Opengebroken en gesloopt – 1945. Ook in de Transvaalbuurt, waar veel Joden woonden, werden de vergrendelde woningen opengebroken en vervolgens geheel gestript op houten onderdelen. Het betrof soms complete woonblokken. De Transvaalbuurt sprak tot de verbeelding vanwege zijn vooruitstrevende moderne sociale woningbouw, die in de jaren twintig was gerealiseerd. Van het aantrekkelijke aanzicht van de buurt was aan het eind van de oorlog weinig over. In tegenstelling tot de oude panden in de Jodenbuurt in het centrum, konden deze met moderne bakstenen gebouwde woningen nog wel gerestaureerd worden. Deze foto is genomen op de Tugulaweg, hoek Maritzstraar.

DRAMA OP DE DAM

 

Een naar vorm fascinerend mooi kijk- en leesalbum over een onvoorstelbaar vreselijk voorval heb ik voor u, dat een hommage is aan hen die zomaar op straat vielen na de oorlog. Anders gezegd: ik leg voor u op de leestafel een prachtig in boekvorm verpakte reconstructie van een door Duitse soldaten aangerichte ramp vlak na de Bevrijding, op 7 mei 1945. Ik heb het over de 216 bladzijden tellende hardcover Drama op de Dam van Ludmilla van Santen en Norbert-Jan Nuij en van de Stichting Memorial voor Damslachtoffers. De voor- en achterzijde van de omslag bepaalt de trieste toon, want een kunstwerk Aat Veldhoen uit 1987 dat de paniek probeert weer te geven van wegvluchtende burgers op een gevlekte vlakte. De kunstenaar was als tienjarige getuige van de schietpartij in Amsterdam die passeerde na de capitulatie van de nazi’s die vijf jaar lang in ons land woedde. Veldhoen: ‘Ik ben niet gewond geraakt, maar was wel vreselijk bang. De angst,’ Een losse ansichtkaart in Drama op de Dam laat nogmaals de wanhopig voor kogels wegvluchtende Amsterdammers zien, van wie de feeststemming weggeschoten werd door Duitsers in de Grote Club op de hoek van de Paleisstraat. In een vacuüm na de Tweede Wereldoorlog werden 32 feestgangers doodgeschoten en werden om en nabij de 120 gewonden getroffen. Ons gedenkboek Drama op de Dam is een postuum eerbetoon aan hen die in vredestijd toch hun leven moesten geven.

Om u in the picture te brengen van dit indrukwekkende relaas over zinloos geweld vlak na de rampspoed door Hitler en zijn trawanten aangericht, geef ik u integraal de tekst ‘De schietpartij op de Dam’, zoals ik die aantrof in het geweldige boek dat ik vorige week bij u mocht introduceren: Stad in oorlog van René Kok en Erik Somers.
‘Na het vertrek van de Engelse verkenningseenheid op de Dam op maandagmiddag 7 mei 1945 blijft de stemming op het plein feestelijk. Er is vrolijke muziek van draaiorgel Het Snotneusje. Om drie uur worden de feestvierders opgeschrikt door geweervuur uit de Groote Club op de hoek van de Kalverstraat. De paniek is enorm. De menigte probeert aan de kogels te ontkomen door in de richting van Nieuwendijk, Rokin of Damrak te snellen. Anderen vluchten de Nieuwe Kerk in of zoeken dekking achter lantaarnpalen op het plein of achter het draaiorgel. Na de eerste schoten volgt een tweede salvo. Daarna komt het tot een vuurgevecht tussen de BS en de Duitsers. Al met al duurt de schietpartij ruim een uur. Tussen het vuren door bieden aanwezige Rode Kruis –medewerkers, verplegers, en padvinders hulp aan de slachtoffers. BS-commandant Overhoff snelt naar de ‘Ortskommandantur’ aan het Museumplein en haalt daar ‘Hauptmann’ Bergmann op. Samen weten de mannen een einde aan de vuurgevechten te maken. Op basis van de meest recente onderzoeksgegevens kostte de kogelregen aan 32 Amsterdammers het leven. Er worden ongeveer 120 gewonden naar ziekenhuizen in de omgeving afgevoerd. De exacte aanleiding van de schietpartij is nooit vastgesteld. De Duitse eenheden in de Groote Club worden de volgend dag als krijgsgevangen afgevoerd en niet verhoord. Vermoedelijk reageerden de Duitse soldaten geïrriteerd op de arrestatie door de BS, zoals op de foto op pagina 258 te zien is en voelden ze zich bedreigd door de steeds grotere en oprukkende menigte voor hun ‘Stützpunkt’. Op het moment van de geweldsuitbarsting bevinden zich veel fotografen op de Dam. Zij leggen de trieste gebeurtenissen vast. De hierbij geselecteerde foto’s tonen de enorme paniek die uitbreekt als het schieten begint.’

Ik haast mij te zeggen dat Drama op de Dam het complete verhaal van de ramp op het plein verteld, mede door het vele nieuwe aanvullende materiaal dat te zien en te lezen is.
Om u een indruk te geven van de precieze aanpak van de auteurs Ludmilla van Santen en Norbert-jan Nuij geef ik de titels van hun hoofdstukken in Drama op de Dam. Als Van Santen en Nuij de scribenten zijn vermeld ik hun namen niet.

Voorwoord – Eberhard van der Laan
Inleiding
Getuigen van een schietpartij – Annemarie de Wildt
Operatie ‘Three Castles’, Aaleiding en einde van de schietpartij op de Dam, 7 mei 1945
De verzetszussen Thea en Else Exalto
Het bliksemde op het balkon
Sneuvelen na de oorlog – Ad van Liempt
Persoonsonderzoek
De slachtoffers . 32 portretten en verhalen (deel 1)
In het hart van de stad – Else Flim
De slachtoffers (deel 2)
Balans van een bloedblad
Verantwoording slachtofferonderzoek en historische context
Wie – Wat – Waar

De nadruk in dit relaas over een dramatisch gebeuren ligt in Drama op de Dam op het eerbetoon aan de 32 gedode burgers. Van hen wordt op een kleine honderd bladzijden in woord en beeld een requiem gehouden. De volgende keer wil ik het met u hebben over het rouwbetoon aan Rika Overdijk (12), Popke Bakker (32), Frans Feller (18) en Henk Smit (74). Dit herdenken van de doden op 7 mei 1945 in Amsterdam op de wijze van Stichting Memorial voor Damslachtoffers getuigt van innerlijke grootheid en respect voor de ander. Voorlopig tot slot reik ik u de tekst van de site aan.

‘Maandag 7 mei 1945. Een grote menigte heeft zich verzameld op de Dam in Amsterdam. Twee dagen na de Duitse capitulatie ziet iedereen reikhalzend uit naar de komst van de eerste geallieerde troepen. Het is een stralende lentedag, mensen dansen op muziek uit draaiorgel 't Snotneusje, kinderen worden vermaakt met een poppenspel.

Rond het middaguur volgt een vreugde-uitbarsting als een kleine Britse verkenningseenheid van de Polar Bears-divisie de Dam oprijdt. De voertuigen worden bedolven onder een uitgelaten mensenmassa. Vanuit hun steunpunt De Groote Club, op de hoek van de Kalverstraat en de Dam, kijken militairen van de Duitse Kriegsmarine toe. Rond en op de Dam bevinden zich leden van de Binnenlandse Strijdkrachten, maar ook gewapende Duitsers. De Polar Bears vertrouwen het niet helemaal en trekken zich terug aan de rand van de stad, wachtend op versterking. Enkele uren later, om 15:00 uur, breekt de hel los. Drama op de Dam vertelt het verhaal van de beruchte schietpartij op en om de Dam, het laatste grote bloedbad op Nederlandse bodem. Stichting Memorial voor Damslachtoffers 7 mei 1945 slaagde erin de identiteit van 32 slachtoffers te achterhalen. In dit boek schetst Ludmilla van Santen hun tragische verhaal. Norbert-Jan Nuij beschrijft de historische context, Operatie Three Castles en de belevenissen van de verzetszussen Thea en Else Exalto. Speciale vermelding verdient het indrukwekkende verhaal van Else Flim over verzetsman Aad Oosterbeek 'In het hart van de stad'.
Verder bevat het boek bijdragen van Ad van Liempt en Annemarie de Wildt, en een voorwoord van Eberhard van der Laan, burgemeester van Amsterdam. Na de onthulling van het namenmonument op de Dam, op 7 mei 2016, vormt deze uitgave een waardige afsluiting van een intensieve zoektocht naar de slachtoffers, getuigen en achtergronden van de schietpartij. Naast de bewogen slachtofferverhalen, nieuwe getuigenverslagen en aanvullend historisch onderzoek onderscheidt deze publicatie zich door de vondst van uniek, niet eerder gepubliceerd beeldmateriaal.’

DE NAZI-LEERLING

 

Over het wee van de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s van Hitler aangericht blijf ik boeken uit het non-fictieve en fictieve genre tot mij nemen en verslag erover aan u doen. Vorige week vrijdag, de vijfde mei waarop wij de dag van de Bevrijding voor de 73ste maal mochten vieren, werd mij een boek over die rampspoed aangereikt, dat ik in één ruk uitlas, Ik heb het over de 240 bladzijden tellende, authentiek geïllustreerde paperback De nazi-leerling van Mischa Cohen en van uitgeverij Atlas Contact met de ondertitel ‘De schuldige jeugd van Dick Woudenberg’. Om die ene ruk te verklaren: op toegankelijke, intrigerende, doorvorste, meeslepende, objectieve wijze doet de redacteur van ‘Vrij Nederland’ uit de doeken hoe een jonge jongen in de jaren dertig en veertig door het verkeren in een nationaalsocialistisch milieu ertoe kwam de zijde van de nazi’s te kiezen, Door toedoen van de nazi-ideeën van zijn vader en broer, door de lessen van zijn nazigezinde docenten, door zijn persoonlijke ervaringen tijdens de vooroorlogse en oorlogse jaren, ging Dick Woudenberg niet alleen voor het heulen met de vijand maar ook vooral voor het actief deelnemen aan de strijd aan het front. De in 1928 geboren en nog onder ons zijnde Woudenberg was gedetermineerd, hij was een product van erfelijkheid, opvoeding en milieu. Woudenberg maakte geen gebruik van de vrije wil om het goede te kiezen, hij maakte zich in zijn jonge jaren schuldig door bewust voor het slechte te gaan. Het enige excuus voor hem was dat de omstandigheden hem daartoe dwongen.

Recent mocht ik het met u hebben over Ik overleefde de Holocaust van Nanette Konig-Blitz, over Het verboden boek van Ewoud Kieft’, over Matzes en mie van Marijke en Frits Barend en over Joods Amsterdam van Jan Stoutenbeek en Paul Vigeveno. Wij traceerden toen met elkaar hoe op het lijf de terreur van toen nu nog op het lijf geschreven is. Hoe dat het geval was met Dick Woudenberg doet Mischa Cohen in zijn ‘Inleiding; de spreekkamer’ uit de doeken. Ik reik iets meer dan de helft van zijn introductie aan. Ik laat dat citaat voorafgaan door de tekst op de omslag. Maar niet nadat ik u gezegd heb dat de tweede helft aan de beurt komt als wij de volgende keer hier een tocht maken door De nazi-leerling

Atlas Contact: ‘De nazi-leerling vertelt het verhaal van Dick Woudenberg (1928), zoon van NSB-topman Hendrik Jan Woudenberg. Vanaf zijn vroege jeugd kreeg hij een eersteklas nazi-leerschool: hij zat bij de Nationale Jeugdstorm, was leerling van de Reichsschule en trok ten slotte als zestienjarige soldaat naar het front als lid van het beruchte SS-regiment Totenkopf. Na de Duitse capitulatie belandde hij in een eropvoedingskamp en moest hij in het reine proberen te komen met zijn besmette verleden en dat van zijn familie. Hoe is het om in zo'n milieu op te groeien? Mischa Cohen sprak met Dick Woudenberg en dook in brieven, dagboeken en herinneringen. In De nazi-leerling legt hij het proces van vaak openlijke, soms sluipende indoctrinatie bloot. Dit boek toont de gevolgen van een radicale opvoeding: hoe de jonge Dick zich ontwikkelde tot een overtuigde nazi die bereid was te doden en gedood te worden.’

Mischa Cohen: ‘Ook deze 5de mei wapperde er geen vlag aan de eengezinswoning uit de jaren vijftig in het provinciestadje h. Op Bevrijdingsdag voelde Dick Woudenberg zich een ongenode gast op andermans feestje. Hij zou het niet alleen onbescheiden, maar zelfs onbehoorlijk vinden om op die dag op een krukje te klauteren en het rood-wit-blauw uit te steken. Zijn eigen bevrijdingsdag had niets te maken met de datum waarop de rest van Nederland iets te vieren had. Er gingen soms stemmen op voor een gezamenlijke dodenherdenking, maar dat idee vond hij ongepast, al had hij zelf ook doden te betreuren. Nabestaanden van landverraders mochten hun geliefden het hele jaar herdenken, maar niet op 4 mei en niet op de Dam. Dick zat in zijn spreekkamer op de eerste verdieping, in de rotan stoel bij het halfopen raam, waar hij zo vaak als psychotherapeut tegenover zijn cliënten had plaatsgenomen. In veel gevallen kwamen ze bij hem vanwege traumatische ervaringen die met de oorlog te maken hadden, maar ook alle mogelijke huwelijksproblemen waren hier ter tafel gekomen. Hij had zijn praktijk kortgeleden gesloten. Hoe gezond van lichaam en lenig van geest hij zich ook voelde, op zijn achtentachtigste was het mooi geweest. Nu zat hij in zijn spreekkamer met voor zich een stapel A4’tjes: het manuscript van een boek over zijn nationaalsocialistische jeugd. De papieren lagen er al even en al had hij de tijd aan zichzelf, het kwam er maar niet van om die pagina’s te lezen.

Herinneringen omringden hem al overal in huis en eerlijk gezegd vond hij dat wel genoeg. Op het bureau stond een foto van zijn vrouw Lotus, zijn grote liefde, die niet ouder was geworden dan tweeëndertig jaar. Langs de wand zag hij de boeken die samen zijn geschiedenis vertelden en die hij nodig eens de deur uit moest doen; het werd tijd voor de grote opruiming, voor hij binnen afzienbare tijd zou verhuizen naar het Rosa Spierhuis. Titels als ‘Ik ben o.k., jij bent o.k.; getuigden ervan dat zijn late roeping voor de psychotherapie wortelde in de jaren zestig en zeventig. Pas door zelf in therapie te gaan had hij leren rouwen over zijn broer en zich kunnen verzoenen met zijn vader. Bij dat laatste werd hij geholpen door de loyaliteit die hij ondanks alles voelde – hij kon het nog steeds niet goed hebben als iemand iets negatiefs over zijn vader zei. Daarnaast stonden de romans van Günther Grass, zijn generatiegenoot, die als jongen met de Waffen-ss naar het front was getrokken, van Heinrich Böll en van al die andere schrijvers over wie hij in zijn eerdere loopbaan, als docent Duits, met zoveel plezier had lesgegeven. Veel van de boeken hielden verband met zijn jeugd, in de jaren tussen de machtsovername van Hitler en het einde van de Tweede Wereldoorlog. Hij had ze gelezen om alles te begrijpen wat er tussen zijn vijfde en zestiende jaar was gebeurd en ze hadden zijn herinneringen gekleurd en aangevuld. Daar stond Philip Metcalfes 1933, het jaar waarin zijn vader Hendrik Jan Woudenberg had besloten zich aan te sluiten bij de Nationaal-Socialistische Beweging (nsb). Maar ook ‘De welwillenden’ van Jonathan Littell, dat soms leek te gaan over Dicks aan het oostfront gesneuvelde broer. Door dat boek, al was het fictie, had hij de verschrikkelijke details leren kennen van de massamoord op de Joden van Kiev – tot dan toe was Babi Jar voor hem als muziekliefhebber alleen de titel geweest van de symfonie van Sjostakovitsj. Dan was er ‘HhhH’ van Laurent Binet, over Heydrich, de Slager van Praag, die in 1942 was vermoord. Die andere H, Heinrich Himmler, geestelijk vader van de Reichsschule, de militaristische kostschool waaraan Dick was opgeleid, had een goede band met zijn vader gehad. Daarnaast ‘Grijs verleden’ waarin Chris van der Heijden, zoon van een ss’er, had geprobeerd om het scherpe onderscheid tussen goed en fout in oorlogstijd te relativeren. En de boeken van Hans Keilson en al die anderen over Hitler en de vernietigingskampen, over het Nederlandse nationaalsocialisme en over zijn vader.

Het grote schrift met diens memoires lag er ook. Niet de in de derde persoon opgetekende herinneringen die hij op verzoek van Loe de Jong had geschreven – die waren elders in archieven te vinden – maar de versie waarin zijn vader zich tot hem had gericht, als overlevende zoon. Al die geschriften hadden hem geholpen om iets te begrijpen van het onbevattelijke waarin hijzelf als ‘laatgeborene’ van de oorlog een rol had gespeeld. Sinds de sluiting van zijn praktijk leek het soms alsof hijzelf de allerlaatste cliënt was in zijn eigen spreekkamer. Nu luisterde hier iemand gedurende lange en soms moeilijke sessies naar zíjn verhaal. Vrij Nederland-redacteur Mischa Cohen vond dat er een boek moest komen over zijn tocht door de nationaalsocialistische instellingen. Die route liep van de Jeugdstorm via de Hitlerjugend en nazi-kostscholen in Limburg en Duitsland naar de frontlinie. De journalist had eerder zijn neef Helmert Woudenberg geïnterviewd en was door de gesprekken met die acteur en toneelschrijver geïnteresseerd geraakt in het complexe twintigsteeeuwse verhaal van de Woudenbergs. Die geschiedenis was begonnen in de Amsterdamse Jodenhoek en geëindigd op zulke uiteenlopende plaatsen als de penitentiaire inrichting Norgerhaven, het Russische front en een heropvoedingskamp in Huizen. Nu wilde hij weten hoe Dick in de jaren 1933-1945 onder invloed van zijn leraren en lesboeken een steeds fanatiekere aanhanger van de nazi-ideologie was geworden. Maar ook: wat de invloed was geweest van het nationaalsocialistische milieu waarin hij opgroeide. En hoe hij door zijn leraren ideologisch was gehersenspoeld, tot hij bereid was om desnoods voor die ideeën te sneuvelen. Per slot van rekening was Dick een van de laatst levenden van de groep jongeren die jarenlang was gedrild om een eliterol te spelen in Hitlers Rijk. Hij had zijn opleiding zelf weleens vergeleken met een infuus, waardoor het gif druppel voor druppel in zijn bloed terecht was gekomen. Hij leerde de wereld onder te verdelen in superieur en inferieur: arisch en Joods, nationalistisch tegenover kosmopolitisch, gezond versus gedegenereerd. Wat hemzelf betreft was die manier van denken allang vervangen door Schillers ‘alle Menschen werden Brüder’ of liever nog: ‘sind Brüder’. Maar het superioriteitsdenken stak ook in de eenentwintigste eeuw de kop weer op en was nog altijd gevaarlijk. Daar wilde hij tegen waarschuwen. Toch had het even geduurd voordat hij had ingestemd met een reeks gesprekken over zijn verleden. Angst voor publiciteit was het niet; als amateurtoneelspeler en incidenteel acteur in televisieseries had hij geen hekel aan schijnwerpers.

Met zijn welbespraaktheid en met zijn nog altijd gedistingeerde voorkomen – rijzig, brilletje met gouden montuur, hij had al zijn witte haren nog – was hij een vanzelfsprekend middelpunt van elk gezelschap. Maar sinds hij in 1970 uit de kast was gekomen als oud-nationaalsocialist en in het voormalige verzetsblad ‘Vrij Nederland’ aan interviewster Bibeb had verteld over zijn nationaalsocialistische vader en over zijn eigen opleiding tot nazi, had hij als vanzelf een soort symboolfunctie gekregen. Dick werd woordvoerder van kinderen van collaborateurs die, ‘guilty by association’, leden onder het stigma van landverraad. Zijn prominente rol in de publiciteit ergerde zijn dochter, de actrice Kathenka Woudenberg. Een paar jaar geleden had ze in ‘Narciss’, een toneelstuk dat ze samen met Gerardjan Rijnders schreef, publiekelijk de vloer aangeveegd met haar vader en zijn naziverleden, waarbij ze tot slot demonstratief de Hitlergroet bracht. Nadat hij even was ingedut, zoals dat kon gebeuren als je achtentachtig was, alleen woonde en geen cliënten meer verwachtte, werd Dick wakker met het beeld van zijn waarschuwende dochter voor ogen. Misschien had ze gelijk en had hij moeten zwijgen, maar hij had nu eenmaal besloten dat het nodig was dat dit boek er zou komen. Zijn verhaal moest niet gaan over iemand die zich beklaagt over zijn lot. Het boek moest verslag doen van zijn nationaalsocialistische jeugd en de verwerking daarvan. Een oprecht verslag, zeker, maar wel zoals het zich in de meer dan zeventig tussenliggende jaren in zijn herinnering had gevormd. Als oude man zou hij zich een laatste maal inleven in de jongen die een kwalijke rol had gespeeld in die verschrikkelijke tijd.’

EEN ZEVENTAL BERICHTEN UIT DE OORLOG


Ik ga u zeven werken noemen die vooral in deze dagen van mei aan de orde van de dag moeten zijn. Het zevental heeft direct of indirect als thema de verschrikkingen van het oorlogsgeweld in de jaren veertig. Mijn voorstel is dat ik nu alleen de feitelijke gegevens en de omslag van de zeven doorgeef. Ook stel ik u voor dat wij aan in de loop van de maand mei onze leeservaringen hier met elkaar uitwisselen. Ik wil daarbij zoveel mogelijk de auteurs aan het woord laten door hen te citeren.. De start hiervan vindt nu plaats, want ik reik u in een afzonderlijke rubriek de entree van ‘De grote boekenroof’ van Anders Rydell aan. Nu komen titel, schrijver, ondertitel of genre en uitgever.
 
1) Zussen – Hinke Piersma – Een oorlogsverhaal – Querido
Wanneer Nederland wordt bezet door de nazi’s, proberen drie Joodse zussen ieder op hun eigen wijze hun leven en dat van hun familieleden te redden. De een duikt onder, de ander ontsnapt met vervalste papieren aan de bezetter en de derde vlucht naar Engeland. Hoewel hun wegen zich scheiden, worden ze alle drie geconfronteerd met het onvermogen hun dierbaren te beschermen. Zussen is het waargebeurde verhaal van een familie die tijdens de oorlog uiteenvalt en voor hartverscheurende dilemma’s wordt geplaatst. Het volgt de lotgevallen van drie sterke vrouwen en hun pogingen om aan de nazistische vervolgingspolitiek te ontsnappen. Het is ook het verhaal van de strijd om een kind dat na de bevrijding de gaten moet dichten die in haar familie zijn geslagen. Ze wordt door verschillende familieleden opgeëist als het meisje dat alles goed moet maken.


2) De apotheker van Auschwitz – Dieter Schlesak – Roman – De Arbeiderspers
De apotheker van Auschwitz is een van de meest authentieke, precieze en schokkende boeken die er ooit over de Holocaust zijn geschreven. Het is een zeer realistisch portret van het concentratiekamp Auschwitz, waar een Roemeense apotheker, dr.Victor Capesius, assistent van Mengele, een belangrijke rol speelde bij de selectie en vergassing van joden in doodsfabriek Birkenau. Hoewel hij naar eigen zeggen persoonlijk niets tegen joden had, stuurde hij velen van hen, onder wie een groot aantal bekenden uit zijn geboortestreek, koelbloedig de gaskamer in en verrijkte zich met hun bezittingen. Na de oorlog ontsnapte hij aan een doodsvonnis en hervatte hij zijn civiele bestaan.


3) De grote boekenroof – Anders Rydell – Een zoektocht naar Europa’s verdwenen bibliotheken – Atlas Contact
Op 10 mei 1933 staken nazi’s op de Opernplatz in Berlijn, onder toeziend oog van 40.000 toeschouwers, zo’n 25.000 boeken in de fik. Het was het startsein voor een reeks boekverbrandingen overal in Duitsland. Over die gebeurtenis is veel geschreven, maar onbekend is het veel sinisterder plan dat de nazi’s in heel Europa ten uitvoer brachten: het plunderen van bibliotheken en privébezit, met als doel de literatuur in te zetten als wapen in de vernietigingsmachinerie. Tegenstanders werden zo niet alleen van hun vrijheid beroofd maar ook van hun literatuur, hun verhalen, hun emotionele en intellectuele geschiedenis. In De grote boekenroof volgt Anders Rydell het spoor van de boekenplunderaars door Europa. Hij reist onder meer naar Den Haag en Amsterdam, struint door de bibliotheken van Berlijn en Parijs en gaat op zoek naar de mysterieus verdwenen Joodse bibliotheek in Rome. Zo vertelt Rydell het verhaal van een van de meest angstaanjagende nazi-ambities op het gebied van kunst, cultuur en onderwijs.

4) Mist in augustus – Robert Domes - Waargebeurde en aangrijpende roman over een zigeunerwees - Xander
Duitsland, 1942. De tienjarige zigeunerwees Ernst Lossa belandt in een nazistische jeugdgevangenis. Daar vereenzaamt de intelligente, eigenzinnige jongen steeds meer. Hij weigert zijn meerderen te gehoorzamen, die hem als psychopaat zien. Hoewel Ernst kerngezond is, deporteren ze hem naar het gekkenhuis. Daar ervaart Ernst voor het eerst hoe het is om familie te hebben. Hij voelt zich veilig en gewaardeerd, sluit vriendschap met de andere bewoners en wordt tot over zijn oren verliefd op medepatiënte Nandl. Maar stap voor stap stort zijn kostbare nieuwe wereld in. Er gebeuren vreemde dingen in het instituut: patiënten sterven een mysterieuze dood of verdwijnen plotseling. Toch blijft de dappere Ernst hoopvol. Maar dan verdwijnt Nandl... Zal Ernst hetzelfde lot te wachten staan? Mist in augustus vertelt voor het eerst het ware, schokkende verhaal over de genadeloze euthanasiepraktijken van de nazi's.

5) Het geheim van mevrouw Grünwald – Diana Tjin – Roman – In de Knipscheer
Zomer 1990, Amsterdam Oud-West. Mevrouw Grünwald, een oude Surinaamse vrouw, vertelt de negentienjarige Anna haar levensverhaal. Over hoe ze in 1940, meteen na de Duitse inval in Nederland, in Suriname met haar man en drie kinderen wordt geïnterneerd in Kamp Copieweg, omdat haar familie uit sentimentele overwegingen nooit afstand heeft gedaan van de Duitse nationaliteit. Bijna zeven jaar lang brengen zij en haar gezin er in gevangenschap door. Pas in februari 1947 mogen ze het kamp weer verlaten. In het Nederland van de jaren vijftig begint ze een nieuw leven. Naarmate het verhaal vordert, begrijpt Anna waarom haar grootmoeder haar juist naar deze vrouw heeft gestuurd. Over de vergeten en verzwegen geschiedenis van de internering van mensen met een Duitse nationaliteit in Suriname ten tijde van de Tweede Wereldoorlog is amper geschreven. De mensen die het betrof werden als 'staatsgevaarlijk' beschouwd. Decennialang is aan deze periode geen woord vuil gemaakt. Maar de barakken, de wachttorens en het prikkeldraad zijn in de herinnering gebleven van hen die het meemaakten. Juist door er een román over te schrijven, die weliswaar op feiten is gebaseerd, ziet Diana Tjin kans dichter bij het leed en de schande van die dagen en de jaren die erop volgden te komen.

6) Verdreven voor de Atlantikwall – Geert-Jan Meelink, Peter Saal en Steven van Schuppen – Ontruiming en afbraak van de Nederlandse kuststreek, 1942-1945 – W Books
Het is 1942. Driehonderdduizend Nederlandse bewoners worden gedwongen hun huis te verlaten en elders onderdak te zoeken. Woningen en gebouwen worden afgebroken, schootsvelden en tankgrachten aangelegd. De bezetter ontruimt een hele kuststreek om de Atlantikwall aan te leggen. Het aanzicht van plaatsen als Den Haag, Katwijk, Hoek van Holland, IJmuiden en Den Helder is onherkenbaar veranderd. Begin 1944 zetten de Duitsers grote delen van Zeeland en Zuid-Holland onder water waardoor nog eens zestigduizend mensen moeten evacueren en duizenden hectares vruchtbaar land voor jaren onbruikbaar werden. De schade is onherstelbaar. Dit vrijwel onbekende verhaal, dat de levens van honderdduizenden Nederlanders heeft beïnvloed, wordt na vijfenzeventig jaar nu voor het eerst in al haar volledigheid verteld. Verdreven voor de Atlantikwall is een uitgebreide en vlot geschreven documentatie van een bijna vergeten verhaal met veel nog nooit eerder gepubliceerde en zeldzame foto's. De auteurs, Geert-Jan Mellink, Peter Saal en Steven van Schuppen, zijn al jaren betrokken bij verschillende onderzoeks- en onderwijsprojecten die de gevolgen van de aanleg van de Atlantikwall tot onderwerp hebben.

7) De nacht in Lissabon – Erich Maria Remarque – Roman - Cossee
Een donkere nacht in 1942. Een man staat in Lissabon in de haven op de kade en staart naar een Amerikaans schip. De man is Hitler-Duitsland ontvlucht en heeft geen visum en geen geld. Plots biedt een onbekende hem twee tickets aan voor de boot naar Amerika. Onder slechts één voorwaarde: dat hij deze nacht naar zijn verhaal zal luisteren.De emigrant aarzelt, maar stemt toch in, hij heeft in zijn hopeloze situatie tenslotte niets te verliezen. Het wordt een lange nacht, in bars, in nachtcafés en in de vroege ochtenduren zelfs in een bordeel. Maar waarom móét Joseph Schwarz dit verhaal vertellen, en waarom aan hem? Erich Maria Remarque werd in 1929 wereldberoemd met Van het westelijk front geen nieuws en geldt als een van de bekendste en meest gelezen auteurs van de Duitse literatuur in de twintigste eeuw. Na de Eerste Wereldoorlog volgde hij een lerarenopleiding, daarnaast was hij actief als steenhouwer en als testrijder voor een bandenbedrijf. Zijn schrijverscarrière startte hij als toneelcriticus en als sportjournalist. In 1933 werden Remarques boeken in het openbaar verbrand en in Duitsland verboden. In 1938 werd hem zijn Duitse staatsburgerschap ontnomen, in 1939 emigreerde hij naar de Verenigde Staten en in 1947 verkreeg hij de Amerikaanse nationaliteit. Na de oorlog publiceerde hij zeven romans, waaronder de meesterwerken De nacht in Lissabon en Arc de Triomphe, die op uiterst boeiende manier vertellen over wat nationalistische grootheidswaan, oorlogen en autoritaire ideologieën met de gewone burger doen. Remarque is, net als Thomas Mann, nooit meer naar Duistland teruggekeerd.

DE GROTE BOEKENROOF

 

Zoals al aangekondigde integraal het voorwoord in De grote boekenroof van Anders Rydell: ‘Voorjaar 2015 zat ik op een vlucht van Berlijn naar Birmingham met in mijn rugzak een olijfgroen boekje. Nu en dan maakte ik die rugzak en de bruine bubbeltjesenvelop met het boekje open om me ervan te vergewissen dat het er nog steeds in zat. Na ruim zeventig jaar zou dat boekje nu in handen komen van de familie waar het thuishoorde, in handen van een kleinkind van de man wiens eigendom het ooit geweest was. Een man die zorgvuldig zijn ex libris op het voorste schutblad had geplakt en op een van de eerste bladzijden zijn naam had geschreven: Richard Kobrak, eind 1944 met een van de allerlaatste transporten samen met zijn vrouw afgevoerd naar de gaskamers van Auschwitz. Erg kostbaar is dat boekje in mijn rugzak niet. Het zou in een Berlijns antiquariaat vermoedelijk niet meer dan een paar euro doen. Toch ben ik sinds de paar dagen dat ik het onder mijn hoede heb, bevangen door de bijna panische vrees het plotsklaps kwijt te zijn. Beangstigende fantasieën dat ik mijn rugzak in een taxi laat liggen of dat iemand ermee vandoor gaat. Veel geld mag het dan niet waard zijn, de emotionele waarde is enorm en het is onvervangbaar voor hen die moesten opgroeien zonder hun grootvader. Dat olijfgroene boekje is zo waardevol omdat het het enige eigendom van Richard Kobrak is dat is teruggevonden. Een boek uit iemands bibliotheek. Een link met een leven dat is zoekgeraakt. Tragisch genoeg is het slechts een van miljoenen boeken die nog steeds niet hun bestemming hebben gevonden. Miljoenen vergeten boeken uit miljoenen zoekgeraakte levens. Ruim een halve eeuw is er niet naar ze omgekeken en hadden ze geen stem. Wie kennis droeg van hun herkomst, heeft niet zelden geprobeerd de herinnering aan hun eigenaar uit te wissen. Bladzijden die de eigenaar vermeldden werden eruit gescheurd, persoonlijke opdrachten doorgehaald en bibliotheekcatalogi vervalst door de ‘schenkingen’ van de Gestapo of de nsdap als anoniem te kwalificeren. Maar er zijn nog veel boeken bewaard gebleven; misschien omdat de plunderingen al te omvangrijk zijn geweest en de behoefte om te wroeten in de geschiedenis van die bewaard gebleven boeken te gering was. Aan de geschiedenis van de kunstroof die de nazi’s hebben gepleegd, is de laatste decennia volop aandacht besteed. In 2009 ben ik er zelf over gaan schrijven naar aanleiding van een schilderij in het Moderna Museet in Stockholm dat tijdens de Tweede Wereldoorlog zoek was: Blumengarten (Utenwarf) van Emil Nolde. Net als dat olijfgroene boekje was het eigendom van een Duits-Joodse familie en was het eind jaren dertig zoekgeraakt.

Mijn belangstelling groeide uit tot een onderzoek naar de grootscheepse roof van kunst door de nazi’s en de zeventig jaar lange strijd om die werken terug te krijgen, een onderzoek dat in 2013 uitmondde in het boek De plunderaars – de nazi-obsessie met kunst. 
Toen ik me verdiepte in die roof, die evenzeer gedreven werd door ideologie als door hebzucht, kwam ik tot de ontdekking dat de nazi’s het niet alleen op kunst en antiek hadden gemunt maar ook op boeken. Op zich niet verwonderlijk eigenlijk, want hun rooforganisaties graaiden bijeen wat ze maar konden. Wat mij in eerste instantie verbaasde was de omvang, dat er tientallen miljoenen boeken ten prooi waren gevallen aan een plundering die zich uitstrekte van de Atlantische kust tot de Zwarte Zee. Maar er was nog iets anders dat mij opviel, namelijk dat boeken op het meer fundamentele ideologische vlak zoveel belangrijker leken te zijn geweest. Wat aan kunst werd buitgemaakt, werd voornamelijk verdeeld onder de grote nazikopstukken, niet in de laatste plaats Adolf Hitler en Hermann Göring zelf. In kunst moest de nieuwe wereld tot uitdrukking komen die de nazi’s op de puinhopen van Europa wilden opbouwen. Kunst moest die wereld legitimeren en tot eer strekken, een mooiere en zuiverder wereld in hun ogen. De boeken echter dienden een ander doel. Die werden uit eerzucht noch hebzucht geroofd maar vanwege iets wat in menig opzicht nog schrikwekkender was. De plundering van bibliotheken en archieven in heel Europa werd geïnstigeerd door de belangrijkste ideologen van het Derde Rijk: het hoofd van de ss Heinrich Himmler en de chef-ideoloog van de nsdap Alfred Rosenberg. In de Tweede Wereldoorlog is er een boekenroof beraamd en uitgevoerd die zijn weerga niet kent. Het doelwit van die roof waren de ideologische vijanden van de nationaalsocialistische beweging: Joden, communisten, vrijmetselaars, katholieken, critici van het regime et cetera. Het is een geschiedenis waar tot op de dag van vandaag weinigen weet van hebben en een misdrijf dat grotendeels nog onopgehelderd is. Ik besloot de voetsporen van de plunderaars te volgen, een reis die mij duizenden kilometers door Europa voerde. Ik deed het vanuit een poging het te begrijpen en om te achterhalen wat er nog resteert en wat verloren is gegaan. Van de verspreid geraakte emigrantenbibliotheken in Parijs tot de verdwenen oeroude Joodse bibliotheek in Rome, die terugging tot het begin van onze jaartelling. Van de jacht op de vrijmetselaarsgeheimen in Den Haag tot een zoektocht naar de brokstukken van een uitgewiste beschaving in Thessaloniki. Van de Sefardische bibliotheken in Amsterdam tot de Jiddische in Vilnius. Sporen zijn er overal, al zijn ze vaak spaarzaam: plekken waar mensen en hun boeken verspreid zijn geraakt en niet zelden vernietigd. Dit is voor een groot deel een relaas over de duizenden bibliotheken die in de Tweede Wereldoorlog voorgoed uiteengevallen zijn. Nog steeds staan er op boekenplanken in heel Europa miljoenen losse boeken uit wat eens een collectie was. Boeken die uit hun verband zijn gerukt. Brokstukjes van wat ooit schitterende bibliotheken waren die van generatie op generatie waren opgebouwd, die het culturele, taalkundige en identiteitsbepalende hart vormden van gemeenschappen, families en particuliere bezitters. Bibliotheken van onvervangbare culturele waarde, een weerspiegeling van de mensen en gemeenschappen door wie ze ooit waren gesticht en gekoesterd werden. 

Maar ook is dit een boek over mensen die gestreden hebben voor het behoud van hun op schrift gesteld erfgoed, met gevaar voor eigen leven en soms ten koste ervan. Mensen die beseften dat de ontvreemding van dat erfgoed een manier was om hen te beroven van hun geschiedenis, van hun menselijkheid en uiteindelijk van de herinnering daaraan. Mensen die in wanhoop hun manuscripten verstopten, hun notities begroeven en zich vastklampten aan hun lievelingsboek op hun laatste reis naar Auschwitz. Aan sommigen van hen hebben wij te danken dat de herinnering aan de gruwelijke gebeurtenissen voortleeft. Mensen die omkwamen, maar ook mensen die het hebben overleefd en die sindsdien getuigd hebben van hun ervaringen, opdat de wereld het te horen kreeg. Mensen die verwoordden wat woordeloos moest blijven. Wij leven in een tijd dat de laatste overlevenden van de Holocaust binnenkort niet meer onder ons zijn. We kunnen enkel hopen dat alles wat zij ons hebben nagelaten voldoende is om de herinnering levend te houden. Toen ik aan dit boek werkte, kwam ik tot het besef dat die herinnering centraal staat, want dat is waar het bij die boekenroof om ging: mensen van hun woorden en verhalen beroven, er beslag op leggen. Boeken zijn zelden uniek zoals een kunstwerk dat is, maar kunnen voor zoveel meer mensen van waarde zijn. Het boek heeft tot op de dag van vandaag een symbolische waarde behouden die bijna spiritueel is. Boeken weggooien wordt nog steeds ervaren als heiligschennis. Ze verbranden is nog steeds een van de krachtigste symbolen van culturele vernietiging die er bestaan. Het bekendste voorbeeld zijn de boekverbrandingen door de nazi’s in 1933, maar de symbolische vernietiging van boeken is even oud als het boek zelf. Onze innige verhouding met het boek vloeit voort uit de duizenden jaren oude functie van het geschreven woord als overbrenger van kennis, gevoelens en ervaringen. In de loop der tijd nam het geschreven woord de plaats in van de mondelinge overlevering. We konden meer opslaan en verder terugreiken, de tijd overbruggen en ons onstilbare verlangen naar meer bevredigen. De kunst van het lezen en schrijven was niet eens zo lang geleden nog weinigen gegeven en werd daarom vaak geassocieerd met magische eigenschappen. Wie die kunst verstond, kon met de voorvaderen spreken, had gezag en macht. Onze emotionele en tegelijk spirituele verhouding met het boek komt hieruit voort dat het boek ‘tot ons spreekt’. Het is een medium dat ons verbindt met andere mensen, levende en gestorven. Afro-Amerikaanse slaven, wie het lange tijd onmogelijk werd gemaakt te leren lezen, noemden de Bijbel, door de blanke slavenhouders gebruikt om hun gevangenschap te rechtvaardigen, ‘het sprekende boek’. Hun vrijmaking vloeit beslist mede voort uit het feit dat zij zich dat boek zelf eigen maakten en er vervolgens hun onderdrukkers mee om de oren sloegen. Het Boek was zowel een instrument ter onderdrukking als bevrijding. Ook nu nog staat de interpretatie van het geschreven woord centraal in onze mondiale conflicten. Het boek is niet alleen een overbrenger van kennis en gevoelens, het is ook een bron van macht. Dat is iets dat vaak uit het zicht is verloren in de rook van die beruchte boekverbrandingen in het Duitsland van 1933, toen het werk van schrijvers die het regime onwelgevallig waren op de brandstapel werd gegooid. Het beeld van de nazi’s als anti-intellectuele cultuurvernietigers leidt een taai leven. Misschien omdat het zich zo makkelijk opdringt. Misschien ook omdat we literatuur en het geschreven woord graag willen zien als iets dat in wezen goed is. Maar ook de nazi’s zagen in dat er iets was dat nog meer macht schonk dan het woord te vernietigen, namelijk erover te beschikken, er de controle over te hebben. Ze zagen in dat in boeken macht school. Dat woorden wapens kunnen zijn die spreken lang nadat het kanongebulder is verstomd, niet enkel als propaganda maar als herinnering. Dat degene die beschikt over het woord niet alleen bij machte is het te interpreteren maar ook de geschiedschrijving kan dicteren.’