17-10-2016

HET BASISSCHOOLBOEK

 

Een rijke bron van kennis heb ik voor u, die jong en oud de informatie aanreikt die eigenlijk iedereen paraat dient te hebben. Anders gezegd: ik leg een naslagwerk op de leestafel, dat in overzichtelijke en beknopte vorm de ganse leerstof van de lagere school omhelst. Het gaat om de 372 bladzijden tellende, van meet tot finish ludiek en lucide geïllustreerde hardcover Het Basisschoolboek onder redactie van Marijke van der Mark en Jolanda Kuiper, uitgegeven door Scala leuker leren met de ondertitel ‘Alles wat je leert op school’. In de zesde klas van de toen nog geheten lagere school kreeg ik op woensdagmiddag van het hoofd der school, de heer De Kruik. De goede man offerde een deel van zijn vrije tijd op om mij voor te bereiden op het toelatingsexamen voor de 1ste Christelijke H.B.S. aan het Henegouwerplein in Rotterdam. De zogenaamde Toetsnaald was voor hem en mij een handwijzer, want het boekje bevatte een reeks examenopgaven die in eerdere jaren aan de abituriënten voorgelegd waren. Ik herinner mij nog levendig die dag dat ik met bus en tram naar het markante en imponerende schoolgebouw waar ook Marnix Gymnasium en M.M.S. gehuisvest waren. De man voor de klas, die ik later als leraar Nederlands A.W. de Groot leerde kennen en waarderen, deelde de opgaven uit. Vooral de vakken rekenen en taal werden op papier afgevraagd en gaandeweg kreeg ik als twaalfjarige dat de opgaven niet voor de poes waren. Twee weken later kregen mijn ouders het bericht dat ik op grond van de geleverde prestaties tot de school was toegelaten. Dit heuglijke feit ondanks dat mijn cijfers voor taalkundig en redekundig ontleden niet waren om naar huis te schrijven. Dat het toch zo geschiedde kwam wellicht doordat mijn kompanen het er nog slechter hadden afgebracht. De vijf schooljaren daarna mocht ik van Kralingseveer via Kralingen en Centrum naar West fietsen om op het Henegouwerplein uiteindelijk het H.B.S. diploma te behalen. Heel blij en wat trots zaten mijn ouders en ik in de aula om directeur Kruyswijk en onderdirecteur Van Alkemade het papier te zien uitreiken.

Ik haast mij nu te zeggen dat wanneer meester De Kruik en ik Het Basisschoolboek in handen gehad hadden, de hele schoolleerstof toegankelijker, vollediger en overzichtelijker geweest was. De entree tot de middelbare school was toen gemakkelijker voor mij verlopen. Ons boek biedt de tien vakken van nu aan: taal, rekenen, geschiedenis, samenleving, aardrijkskunde, ruimte, aarde en milieu, natuur, natuurkunde en techniek, verkeer en Engels.  Het vak Frans is in de jaren van de lagere school weggepoetst!
Het register achterin biedt de sleutel tot vele antwoorden op vragen. Om de geloofsbrief van de samenstellers Van der Mark en Kuiper af te geven citeer ik de tekst van de uitgever op de omslag. Maar eerst wil ik dit gezegd hebben. Onze kleindochter Fien uit Vleuten bereikte deze week de aanvallige leeftijd van negen jaar. Zij is naar idee van de leerkrachten en de ouders leergierig en derhalve ga ik haar ons boek als toetsnaald voorleggen. De schrijvers ervan – veertien in getal! – hanteren een kindvriendelijke toon en etaleren een scala aan deskundigheid, Onze Fien kan ervan lusten! De uitgever: ‘Het Basisschoolboek 3e editie Alles wat je leert op school in één boek Van spelling tot breuk, van Azië tot Napoleon, van waterhuis tot stroomkring en van voorrangskruising tot ¿How do you do¿.
Duidelijk uitgelegd met voorbeelden, illustraties en kaarten. Met begrippenlijsten en trefwoordenregister. * gemakkelijk als je iets wilt opzoeken * handig voor je Cito * leuk als je nieuwsgierig bent * en ook heel geschikt voor ouders Nieuwe editie: Actuele informatie, nog meer onderwerpen, nieuwe illustraties.’

Ik zei zojuist dat Het Basisschoolboek ook een must is voor de oudere generatie. Om dat te illustreren het volgende; 9 november passeert de twaalfde editie van het Groot Papendrechts Dictee zoals dat al jaar en dag georganiseerd wordt door de Culturele Raad Papendrecht. Inwoners van Drechtsteden en Alblasserwaard worden dan opnieuw uitgedaagd een goedlopend verhaal juist te spellen. Het eerste stuk van ons boek besteedt een achttiental bladzijden aan het onderdeel spelling en besluit met ‘Woorden die vaak fout gespeld worden’.

TWAALF TITELS VOOR EEN TINTELENDE HERFSTVAKANTIE


De poster van Bruna met daarop ‘Lekker lui liggen lezen met een zwart beertje’ hangt al jaar en dag achter mijn leestafel voor de boekenkast. Deze uitnodiging geldt naar mijn eigen ervaring voor alle seizoenen. Dus ook voor de herfst waarin ook voor velen van u vrije dagen vallen. Om die tijd goed door te komen reik ik u de titels van pas verschenen twaalf werken uit het non-fictieve genre aan. Via de tekst van de uitgever kunt u het thema achterhalen. Wat de twaalf door mij uitverkoren boeken bindt is dat ze alle in tintelende taal vervat zijn. U en ik kennen het dozijn uitgeverijen, want ik mocht bij u hun publicaties introduceren. Nadat de bladeren gevallen zijn, gaan wij hier over de twaalf onze leeservaringen met elkaar uitwisselen.
 
1) Onbehagen – Nieuw licht op de beschaafde mens – Bas Heijne – Ambo Anthos
Bas Heijne (schrijver, essayist, columnist voor NRC Handelsblad en voormalig presentator van Zomergasten) legt in Onbehagen onze beschaving op de sofa en werpt, met Sigmund Freud in het achterhoofd, een ontluisterend nieuw licht op de huishouding van onze lusten. Freud benoemde het evenwicht tussen het lustprincipe en het realiteitsprincipe: directe behoeftebevrediging versus remmende culturele mores. Alleen: de cultuur in onze tijd lijkt juist vooral gericht op onmiddellijke individuele behoeftebevrediging. Zijn we daarmee onze realiteitszin verloren?
 
2) De Nederlandse mode in 100 kledingstukken – Milou van Rossum & Daan Brand – De Geus
Voor De Nederlandse mode in 100 kledingstukken selecteerde Milou van Rossum, een van Nederlands topjournalisten op modegebied, de 100 meest in het oog springende kledingstukken die Nederland als modeland kenmerken. Samen met een van de opmerkelijkste beeldmakers op modegebied, Daan Brand, duidt Milou van Rossum het hele scala, van laag tot hoog, van de witte Hema-onderbroek tot en met de couture van Jan Taminiau. Dit boek neemt je bij de hand, praat je bij en is een lust voor het oog.
 


3) Zwarte vlaggen – De opkomst van IS – Joby Warrick – Q
Ter ere van zijn kroning verleende koning Abdoellah van Jordanië in 1999 amnestie aan een grote groep gevangenen. Een van die gevangenen was Abu Musab al-Zarqawi. Hij werd de spil in het terrorisme in de regio en een drijvende kracht achter het gewelddadige islamistische gedachtegoed. In 2003 vielen de Amerikanen Irak binnen. Ze linkten Zarqawi onterecht aan Bin Laden, waardoor ze hem onbedoeld een boegbeeld maakten voor de radicalen. In 2006 werd Zarqawi gedood, maar zijn gedachtegoed leefde voort. Het begon als Al Qaida in Irak, maar splitste zich na een tijd af als IS. Toen de burgeroorlog in Syrië uitbrak, greep IS de mogelijkheid om Zarqawi’s droom, een ultraconservatief kalifaat, na te jagen.
 
4 ) De paradox van de vrijheid – Elzevier / HJ Schoo-lezing – Edith Schippers – Elzevier
Kies een ander land, niet het onze,' luidde de stevige boodschap aan nieuwkomers die weigeren de normen en waarden in onze samenleving te omarmen. Minister Edith Schippers (VVD) van Volksgezondheid uitte haar boodschap tijdens de achtste Elsevier / HJ Schoo-lezing, die zij maandag 5 september uitsprak in de Rode Hoed in Amsterdam. We kunnen de aanvallen op onze vrijheid van radicale, intolerante moslims niet langer ontkennen, vindt de bewindsvrouw. Ze noemt het de 'paradox van de vrijheid': we moeten ons met elkaar bemoeien, elkaar duidelijk maken dat er grenzen zijn die moeten worden nageleefd. 'We moeten onze stem laten horen. Voordat het te laat is. Geen tolerantie meer voor intolerantie.'
 


5) Thomas More – Een leven in vijf vriendschappen – Joris Tulkens – Davidsfonds Uitgeverij
‘Vader, bent u bang? Misschien lucht het op als u erover spreekt.’ Hij keek lange tijd zwijgend voor zich uit en knikte toen langzaam. ‘Bang voor de dood?’ Hij schudde het hoofd. ‘Niet voor de dood, lieve dochter. Ik ben bang voor de martelingen.’ Toen ik later op de dag afscheid nam, zag ik zijn glimlach weer tevoorschijn komen. Dat moest ook wel, aangezien ik al zijn tranen had meegenomen om ze thuis in eenzaamheid uit te huilen. Joris Tulkens vertelt de op- en ondergang van Thomas More, schrijver van ‘Utopia’. Hij doet dit aan de hand van vijf getuigenissen, vijf vrienden die hem van nabij hebben gekend en elk een ander facet van zijn leven en ideeën beschrijven: Desiderius Erasmus, Pieter Gillis, Hendrik VIII, Thomas Cromwell en zijn lievelingsdochter Margaret. Op het einde komt More zelf aan het woord om hun oordeel te weerleggen of te nuanceren.
 
6) De weg omhoog – Een antropologische lezing van de Bijbel – Krijn van der Jagt – Athenaeum - Polak & Van Gennep.
 De weg omhoog laat de lezer kennismaken met een veelal onbekende interpretatie van de Bijbel. De schrijver richt zich op de mens achter de teksten. Hij wil begrijpen hoe de schrijvers van Bijbelteksten dachten. Het blijkt dat in veel gevallen de culturele context van het oude Nabije Oosten de sleutel is tot een beter begrip van en nieuwe en verrassende inzichten in de Heilige Schrift. Van der Jagt verbindt de Bijbel met de evolutietheorie. Veel mensen menen dat die twee haaks op elkaar staan. Een voorbeeld: de woorden van Jezus dat als iemand je op de ene wang slaat, je hem ook de andere toe moet keren, worden vaak als een zwaktebod gezien. In de evolutie wint de sterke immers ten koste van de zwakke. Vaak wordt daarbij vergeten dat het in de evolutie niet om het voortbestaan van het individu gaat, maar om de soort. Samenwerking tussen en zorg voor soortgenoten biedt op de lange termijn het meeste profijt. Sommige Bijbelteksten bevatten inzichten die de culturele evolutie van de mens gestimuleerd hebben.
 
7) Ex-reporter – Spraakmakende reportages – Chris de Stoop – De Bezige Bij
Ruim dertig jaar geleden begon Chris de Stoop als reporter bij het tijdschrift Knack. Het waren de gouden jaren van de pers. De Stoop maakte naam met indringende en geëngageerde verhalen, die soms verstrekkende gevolgen hadden. Journalistiek is volgens Chris de Stoop een van de mooiste beroepen ter wereld, als het beoefend kan worden met integriteit, creativiteit en kwaliteit. En een van de lelijkste, als dat niet kan. Voor de grote reportage, de mooiste discipline van de klassieke journalistiek, was er de afgelopen jaren steeds minder plaats in de geschreven pers. Na ruim duizend artikelen stapt Chris de Stoop eruit met een uitvoerig, kritisch verhaal over de evolutie in de journalistiek en met een selectie van zijn meest beklijvende reportages. Hij ging op zoek naar animeermeisjes in Manilla, werd ontvoerd in Albanië en maakte een helse tocht met 23 weeskindjes tijdens de genocide in Rwanda. Dichter bij huis schreef hij over de ontpoldering van de Hedwigepolder, over Hollandse wietplantages in Vlaanderen en over de eerste jihadisten die naar Syrië en Irak afreisden.
 
8) Rob van Gennep – Uitgever van links Nederland – Geke van der Wal – Atlas Contact
Rob van Gennep was de stuwende kracht en het gezicht van de uitgeverij die decennialang, in de woelige, revolutionaire jaren zestig en zeventig, links van lectuur voorzag. De man die de chique uitgeverij van Boutens en Leopold omtoverde tot hét actiecentrum, waar bijvoorbeeld het Dagboek van Che Guevara verscheen. Van Gennep combineerde een feilloos gevoel voor de tijdgeest met een praktisch koopmansinstinct: uitgever van kookboeken naast pamfletten als Tien over rood. Een krachtige persoonlijkheid, geliefd en gevreesd. Een charmeur, die mensen hardvochtig kon afserveren. Altijd casual gekleed, en tegelijkertijd die zweem van radical chic.
Geke van der Wal schetst de Wassenaarse jeugd van een ‘beau garçon’, de verbanning uit het ouderlijk huis, zijn verlangen naar een artistiek leven, zijn samenwerking met Johan Polak, de symbiotische relatie met compagnon Jaap Jansen en zijn vrije liefdesleven. Rob van Gennep. Uitgever van links Nederland’ is een meeslepend verhaal over links Nederland en het kleurrijke levensverhaal van markante uitgever.
 
9) Het kerend tij – De oorlog tegen Japan in de Pacific 1942/1944 – Ian W. Toll – Karakter
The New York Times-bestseller! De oorlog tegen Japan in de Pacific 1942-1944 'Een prachtige combinatie van geschiedenis en proza. Toll heeft zijn meesterschap als geschiedschrijver van de zee-oorlog wederom bewezen. Hij neemt de lezer moeiteloos mee van de witmarmeren regeringsgebouwen in Washington naar de met bloed besmeurde stranden van de Grote Oceaan.' - Jonathan W. Jordan, The Wall Street Journal De vernietigende aanslag op Pearl Harbor en de Amerikaanse overwinning bij Midway waren slechts de aanloop naar een veel grotere uitdaging: het uitgestrekte Japanse Keizerrijk in de Grote Oceaan veroveren, eiland voor eiland. Dit allesomvattende boek beschrijft de belangrijkste periode van de oorlog in de Pacific - tussen 1942 en 1944 - waarin twee geallieerde offensieven ten noorden én ten zuiden van de evenaar als een 'veroverende vloedgolf' op weg waren naar Japan. Het was de grootste, kostbaarste, meest technisch geavanceerde, logistiek ingewikkeldste en bloederigste amfibieoorlog in de geschiedenis. De oorlog lag ten grondslag aan de bittere rivaliteit binnen de Amerikaanse krijgsmacht, die zelfs een overwinning niet kon helen. Het kerend tij is het ultieme boek over een indrukwekkende strijd tegen het Japanse keizerrijk.
 
10) Riphagen – De Amsterdamse  onderwereld 1940/1945 – Bart Middelburg & René ter Steege . De Kring
Het ware verhaal van Dries 'Al Capone' Riphagen. Filmpremière op Nederlands Film Festival. Dries 'Al Capone' Riphagen, in de jaren dertig een leidende figuur in de Amsterdamse onderwereld, heeft in de Tweede Wereldoorlog volgens schattingen zeker tweehonderd mensen de dood in gejaagd. Hij verraadde ook de kern van de door Gerrit Jan van der Veen opgerichte Persoonsbewijzencentrale. Riphagen is echter nooit berecht: nadat hij in mei 1945 was gearresteerd, vluchtte hij in 1946 via Spanje naar Argentinië en werd een persoonlijke vriend van Juan en Evita Perón. Hij overleed in 1973 in Zwitserland. In het omvangrijke standaardwerk van Loe de Jong komt 'Al Capone' nergens voor; officieel is ook nooit opgehelderd hoe Riphagen zijn straf kon ontlopen. Oud-Parool-verslaggevers Bart Middelburg en René ter Steege reconstrueren in dit boek de levensloop van een van de grootste Nederlandse oorlogsmisdadigers, met als schokkende conclusie: Riphagen ontsnapte met hulp van de leiding van het Bureau Nationale Veiligheid, de voorloper van de Binnenlandse Veiligheidsdienst.
 
11) Napels – Een duivels paradijs – Gert Hage – Nieuw Amsterdam
'Welkom in Italië,' zingen Juventus-supporters als de spelers van SCC Napoli het stadion in Turijn betreden. Want Napels is een stad in een andere wereld, bewoond door een 'grote stam die, net als de Toearegs, zich weigert over te geven aan de moderniteit', schreef filmer/schrijver Pier Paolo Pasolini al. Die stam bestaat nog steeds. Ze bevolken de overvolle stegen van het wapperende wasgoed en de razende scooters in het hart van de stad. Alles leeft met en door elkaar, op iedere straathoek wacht een nieuwe verrassing. Maar achter dat levendige, vrolijke straatbeeld gaat vaak een hard en ongemakkelijk leven schuil. Nu is Napels synoniem voor afval, wanorde en criminaliteit. Maar deze kwalijke reputatie doet Napels geen recht. Napels is ook gul, tolerant en gastvrij. De stad staat voor het mooiste én het lelijkste gezicht van Italië. Of zoals de titel van een boek van de Napolitaanse filosoof Benedetto Croce luidt: 'Napels is een paradijs bewoond door duivels.' Maar het zijn tenminste opgewekte duivels. ‘Napels’ is het literaire verslag van het bedrijf van auteur Gert Hage, die er in het najaar van 2013 een klein appartement betrok.
 
12) Gekochte journalisten – Hoe de CIA het nieuws koopt – Udo Ulfkotte – De Blauwe Tijger
Ondanks de fundamentele kritiek op de media bracht dit boek Ulfkotte in alle grote media in Duitsland en ver daarbuiten. Rusland, Turkije, Griekenland, en ook in Nederland - overal werd Ulfkotte over zijn onthullende boek geïnterviewd. Dit boek heeft maandenlang alle bestsellerlijsten van Duitsland gedomineerd. Voor alle interviews, zie: http://www.gekaufte-journalisten.de/chronologie/ Ulfkotte doet een boekje open over de invloed van de geheime diensten op de grote media in Duitsland. En dan met name via de Atlantische connectie. De media blijken volstrekt niet neutraal te zijn en haar eenzijdige positie wordt op veel manieren gekocht. Zelf werd hij veelvuldig gesmeerd door geheime diensten en door politici. Hij was door en door corrupt en zag het bij vele anderen ook gebeuren. Zij werden stuk voor stuk opgenomen in de netwerken van Amerikaanse elite-organisaties, zoals Atlantik-Brücke, Trilaterale Commissie, German Marshall Fund, American Council on Germany, American Academy, Aspen Institute en het Institut für Europäische Politik. Ook verschillende Nederlandse top-journalisten zijn lid van een aantal van deze netwerken. Ulfkotte laat met een duizelingwekkend aantal voorbeelden zien hoe politici en media een wel heel eenzijdige en pro-Amerikaanse visie op de wereld in de media verkondigen en alle gebeurtenissen. De lijn tussen journalisten en propagandisten blijkt maar heel dun te zijn.

533

 

Het lezen van een goed boek roept herinneringen bij mij op. Lang weggegleden gebeurtenissen staan al lezende opeens recht voor mij overeind. Zo’n happening geviel mij opnieuw toen ik voorbij weekend een nieuw boek van een gevierd schrijver op leeftijd tot mij nam. Het gaat om de 266 bladzijden tellende, relevant geïllustreerde hardcover 533 van Cees Nooteboom en van De Bezige Bij met de ondertitel ‘Een dagenboek’. Op de wikkel zet een afbeelding voor mij meteen de toon, want een opuntia ficus – indica, de bekendste vijgcactus. De plant is een uitgebreid vertakte, tot 5 m hoge cactus. De plant vormt ovale, tot 50 cm lange en 20 cm brede schijven. De schijven bezitten wratvormende kussentjes met veel, fijne, stekende borstels met één of twee kleine doornen, die bij aanraking kunnen afbreken en in de huid terechtkomen. In de huid kunnen de doornen ontstekingsreacties veroorzaken. Gekweekte planten zijn vaak doornloos. Ziende de vijgcactus kwam mij een incident in onze tuin bij mij naar boven. Verwijlende in 533 ontmoette ik een afbeelding van een yucca die door Nooteboom vergezeld wordt door ‘met zijn wapens’.

Ooit kochten mijn echtgenote en ik een yucca in Dalem net voorbij Gorinchem. Een dame bood de plant te koop aan en bij de eerste aanblik waren wij zo weg van de yucca dat wij hem in de auto plantten na een klein bedrag betaald te hebben. In de achtertuin vierde de puntige plant een uitbundig bestaan totdat ik al arbeidende een gevoelige prik op het voorhoofd opliep. De vervangende huisarts zag het schilferende plekje op mijn huid en zond mij door naar een huidspecialist in het Albert Schweitzer Ziekenhuis in Dordrecht. De goede man zag mij binnenkomen, reikte mij de hand en mompelde meteen ‘niet wat de dokter dacht geen carcinoom. Deze vorm van huidkanker is derhalve aan mij voorbijgegaan, Wat ik van het incident overgehouden heb is een dankbare herinnering aan een mooie doch geniepige plant. Nooteboom kent ook de yucca en start zijn stukje 16 zo:

‘Met die yucca is het een eigenaardige geschiedenis. Ooit gekregen, weet niet meer van wie. Deze zin laat ik staan, al is hij niet meer waar. Ik kreeg hem op mijn vijftigste verjaardag van Simone, en was dat tot mijn schande vergeten tot zij mij daar fijntjes aan herinnerde toen ze de zin las. Bij vergeten hoort schaamte, de zin laten staan is een vorm van boete. Een yucca heeft een kroon van een stuk of dertig gemene lange dolken. Als ik in de tuin werk moet ik oppassen als ik in zijn buurt kom, want hij steekt. Als ik mij harkend achteruit beweeg, laat hij het mij onmiddellijk weten wanneer ik op zijn territorium kom.’
Hoe goed weet Nooteboom de yucca te omschrijven. Hij is een oprecht auteur! Dat zal ik u ook illustreren door zijn eerste stuk aan u door te geven. Alleen al de openingszin is goud waard, want ‘De bloemen van cactussen zijn onvergelijkbaar met andere bloemen.’ En dan zie ik de bloemen van onze yucca van toen weer voor mij. O, die ‘moments to remember’! Voor ik citeer geef ik de tekst van de uitgever op de wikkel en zeg u dat de ondertitel staat voor voorvallen die Nooteboom in 533 dagen creëerde of beleefde. 

DBB: ‘Vijfhonderddrieëndertig dagen uit het leven van een groot schrijver, met zijn dagelijkse zorg voor zijn huis en zijn planten, zijn gedachten over de wereld en zijn plek in het universum. Wanneer de kosmopoliet Cees Nooteboom op zijn geliefde Menorca is, staat hij met beide benen in de vruchtbare aarde, omgeven door zee, palmen en cactussen. Maar zijn blik strekt zich ook ver voorbij de horizon uit, oplettend en nieuwsgierig als hij is. Met scepsis kijkt hij naar een Europa dat dreigt uiteen te vallen, hij overdenkt de dood van David Bowie, hij ziet de sterren en voelt de vergetelheid. Een man en zijn eiland. 533 is een onvergetelijk lyrisch boek, een onmisbare nieuwe Nooteboom.’

Nooteboom: ‘De bloemen van cactussen zijn onvergelijkbaar met andere bloemen. Ze zien eruit alsof ze een overwinning behaald hebben, en, vreemd genoeg, alsof ze het liefst vandaag nog gaan trouwen, maar met wie is niet duidelijk. Mijn oudste cactus, die hier al was toen ik veertig jaar geleden kwam, bestaat uit tegenstellingen, alsof hij allerlei verschillende leeftijden heeft. Hij heeft van die grote bladeren die je natuurlijk geen bladeren kunt noemen, het zijn meer grote uitgestoken handen zonder vingers, ovale vormen, groen en massief, vol kleine stekels, het cliché van de cactus in een Mexicaans landschap. Ik weet niets van cactussen. Zij waren hier de inwoners, de indringer ben ik. Ze staan op verschillende plaatsen, er is een verwaarloosd deel van de tuin achter mijn studio, waar zij de alleenheersers zijn. Op een andere plek staat de cactus van de tegenstellingen. Aan het uiteinde van wat later een vrucht zal zijn die hier ‘chumba’ heet, in Frankrijk ‘figue de Barbarie’, zit nu, in de zomer, een gele bloem. Sommige bladeren, ik blijf ze maar zo noemen, zijn van uitgedroogd leer, maar soms hebben ze op andere plaatsen ook kleine handen van een helder en levendig groen, als je de stekels eruit haalt kun je ze fijnsnijden en eten. Hun grote dode handen laten ze vallen, ze zijn verrassend zwaar. Als ik de tuin aan het doen ben, het wegharken na een storm van alles wat er van de bomen valt, raap ik ze voorzichtig op, het beste met handschoenen. Dan gooi ik iets wat dood is weg, maar als ik dichterbij kom zie ik dat de plant, een man die veel groter is dan ik, naar onder toe van hout geworden lijkt, dood, droog en zwaar, nieuwe kleine handen aan die dode materie krijgt. Dat bedoel ik met tegenstellingen, alsof ik al voor een deel uit dode materie zou bestaan en tegelijkertijd nieuwe ledematen zou krijgen, al weet ik niet hoe ik me dat voor moet stellen. Wat zou een equivalent kunnen zijn van die gele bloem?

Vorig jaar, nadat ik een reis door de Atacamawoestijn gemaakt had in het noorden van Chili, besloot ik een aantal cactussen in mijn Spaanse tuin te planten. Aan de andere kant van het eiland is een tuincentrum. Toen ik vroeg naar cactussen wees iemand me op een enorme fallische, harige plant die een stuk boven me uitstak. Er was geen enkele mogelijkheid om die in mijn auto te krijgen, maar in zijn buurt bevond zich een klein leger van alles wat door de verkopers ook als cactus werd aangeduid, en dat was veel, officieren en soldaten in zeer verschillende uniformen. Elke keer als ik bij een volstrekt andere vorm vroeg hoe die of deze heette was het antwoord onvermijdelijk cactus, en zo staan er nu een stuk of zes in mijn tuin, of wat daarvoor door moet gaan. Ze hebben op een uitzondering na de winter overleefd, en het is uitermate moeilijk ze te beschrijven. In zijn ‘Zibaldone’ zegt Leopardi dat de dichter niet alleen de natuur moet imiteren en perfect beschrijven, maar dat hij dat ook ‘op natuurlijke wijze’ moet doen. Ga er maar aan staan. Ze lijken eigenlijk in niets op de cactussen die hier al waren, de oerinwoners. Een is een zeegroene, plantaardige kleine zuil die tot aan mijn knieën komt, met de cactusboeken die ik gekocht heb ga ik proberen achter hun namen te komen, maar het is niet eenvoudig. Een andere verdeelt zich na een kleine meter in een stuk of wat zijtakken en gaat daarna gewoon door naar boven. Maar waarom zeg ik takken? Ze lijken nog het meest op een deel van de stam dat een zijweg genomen heeft. En stam is misschien ook niet het juiste woord. Een cactus die zich ook zijdelings voortzet. Xec, die ook niet weet hoe hij of zij heet, beweert dat hij heel groot kan worden. Ik meen dat ik die vorm wel eens in een reclame voor tequila gezien heb. Maar misschien was het wel een etiket op een fles, en heeft een alcoholische nevel mijn blik verduisterd.

Dan is er ook nog een knolvormige, nogal lompe, in segmenten verdeelde kogel uit de Eerste Wereldoorlog met oneindig veel stekels, zodat de schildpadden bij hem uit de buurt blijven. In segmenten verdeeld, is dat wel de goede uitdrukking? Hoe deed Von Humboldt dat, hoe beschrijf je een object dat groen is, dat door een aantal, een stuk of veertien, scherpe inkepingen zijn euclidische vorm van kegel verloren heeft en daar dicht bij de aarde gevaarlijk en machtig staat te zijn en de hemel weet wat duidelijk probeert te maken doordat de stekels die hij overal heeft aan zijn bovenkant een kleur van diep karmozijn hebben? Maar, eerste les, ik mag geen stekels zeggen, hoe venijnig geslepen ze er ook uitzien, en hoe groot ze ook zijn. Een cactus heeft ‘doornen’. Humboldt keek natuurlijk naar kenmerken, geslacht, voortplantingsmogelijkheden, verwantschappen. Daar heb ik het instrumentarium niet voor, alles wat ik heb is mijn prima vista, en de armoede van mijn taal. Want als ik zeg groen, wat bedoel ik daar dan mee? Hoeveel kleuren groen zijn er? Als ik alleen naar mijn zes nieuwe cactussen kijk en hun kleuren wil benoemen word ik de meester van het bijvoeglijk naamwoord.

Hoe dan ook, ik heb een kleine enclave voor ze gebouwd die aan één kant begrensd wordt door een oeroude muur van gestapelde stenen, ‘pared seca’, en aan de andere door een aantal stenen van hetzelfde soort als die van de muur die ik op de bruine grond gelegd heb als een poreuze grens waar de schildpadden zich niets van aantrekken. Ze kunnen natuurlijk niet hoger komen dan de onderste bladeren, maar de wonden van hun beet zijn al even grillig als de vormen van sommige planten zelf. Om de cactussen heen heb ik andere succulenten geplant, die wij in het Nederlands vetplanten noemen, een ervan, een van de vele soorten aeonia, heeft diepzwarte glanzende bladeren die zo schitterend rond een middelpunt gearrangeerd zijn dat je vanzelf in symmetrie en harmonie als bedoeling gaat geloven. Het zwart van zijn bladeren is zo intens en eigenlijk wellustig dat hij het optimale sieraad zou zijn op het graf van een jonggestorven dichteres.En al houd ik dan van mijn schildpadden, vanochtend zag ik de oude, een aartsvader die hier ook al oneindige jaren de winters zonder mij overleeft, uit alle macht proberen met zijn oudemannentanden de harmonie van die wiskundige symmetrie te doorbreken door er pervers in te bijten, heiligschennis. Maar hoe straf je een schildpad die hier veel oudere rechten heeft dan ik? Schildpadden hebben bij mijn weten geen jaarringen, dus ik heb geen idee hoe oud hij is, en naar vermaningen luistert hij ook niet. Wat ik het liefst zou willen: vanuit zijn perspectief naar mij kijken, om te zien hoe zoiets eruitziet. Een soort ontzaglijk hoge, bewegende toren die, als daar duidelijk om gevraagd wordt, voor water kan zorgen. In het heetst van de zomer komt hij soms op het terras en duwt tegen mijn voet. Dan sproei ik water over de stenen, dat likt hij traag en grondig op. De stenen die ik vorig jaar rond de planten gelegd heb om de onderste bladeren tegen zijn aanvallen te beschermen heeft hij millimeter na millimeter als een levende bulldozer opzijgeschoven.

Niet alleen van cactussen, ook van schildpadden weet ik weinig, al vind ik dan dat ze sommige dingen gemeen hebben, weerbarstigheid, eigenzinnigheid, misschien zelfs het materiaal waaruit ze gemaakt zijn, alles hard en taai. Schilden en doornen zijn afweermiddelen, de poot van een schildpad voelt net zo aan als de huid van sommige cactussen, en mijn schildpadden leggen hun eieren onder de grond, alsof ze zelf ook denken dat ze planten zijn. Ze kunnen lang zonder water maar weten mij te vinden als ze toch dorst krijgen. Misschien denken ze wel dat ik water ‘ben’.

Het geheim van cactussen en water moet ik nog oplossen, een mysterie van te veel of te weinig. Ik was hier tot oktober, daarna kort in december. Jabi, de buurman, zegt dat het veel geregend heeft deze winter. Maar in woestijnen, waar ze vandaan komen, regent het niet of nooit. Hier heeft het vannacht, na een elektrisch onweer, zwaar gehoosd. De ficus en de vijgenboom is dat zo te zien goed bevallen, de bladeren glanzen. De cactussen laten niets weten, in ieder geval niet iets wat ik begrijp. Ze tonen de eigenaardigheid van hun vorm alsof het hun plicht is, wat natuurlijk ook zo is. Ze gehoorzamen hun DNA zoals hun voorouders dat al een eeuwigheid gedaan hebben, een wetboek dat ooit voor ze geschreven is en waaraan ze zich houden, paragraaf voor paragraaf. Of hebben ze het ooit, in een tijd van voor de herinnering, zelf geschreven en in eindeloze processen en jurisprudentie aangepast? Op dat soort vragen antwoorden ze met een onverbiddelijke zwijgzaamheid. Bomen waaien, struiken buigen, wind ruist, maar aan dat soort conversatie doen cactussen niet. Het zijn monniken, hun groei is onhoorbaar, als ze geluid maken zijn mijn oren niet zo ingericht dat ik ze kan horen, hun vorm is hun doel, dat wist Aristoteles al. Dat ik ze kan zien kan ze waarschijnlijk niets schelen.’                                                    

Wat een genot, wat een voorrecht zo te kunnen schrijven als Cees Nooteboom!
 

HOI - HOI WAT FIJN

 

Een macht en een pracht van een kijk- en leesalbum heb ik voor u, dat in onze Cultuurmix helemaal op z’n plaats is, want het maakt onze kleine kids klaar voor – als de tijd daar is - tot het hapbaar maken van literatuur. Het gaat om de 240 bladzijden tellende, gul en gaaf geïllustreerde hardcover Hoi – hoi wat fijn, samengesteld door Lia Reedijk en uitgegeven door Mercis Publishing. Met de ondertitel ‘Het dikke voorleesboek voor peuters’ en met de sticker ‘Tijdelijk 19, 95 i.p.v. 24,95 t/m 24 december’. Voor de kerst zit u nog net goed! Op de omslag prijkt een illustratie van Charlotte Dematons – zij vulde al vaak onze kolommen - met daarop afbeeldingen van de hoofdpersonages, die in het album met een rijke oogst aan kijkplaten, voorleesverhalen, versjes hun opwachting maken. De scheppers van die lading proza en poëzie zijn o.a. Fiep Westendorp, Miep Diekman, Dick Bruna, Annet Schaap, Max Velthuijs, Floor Rieder, Juliette de Wit, Charlotte Dematons, Edward van den Vendel, Judith Herzberg, Jan Jutte en Tom Schamp. Het best in dit verband kunnen deze illustere schrijvers en illustratoren getypeerd worden als kindervrienden. Onze jongste kleinzoon Guus woont met zijn vader en moeder op Rode Laan in Voorburg. Een vast ritueel is in huize Kaptein voor het slapen gaan een episode uit een boek voorlezen. Onze zoon Time doet dat meestal en momenteel zijn de Mercis-uitgaven over Nijntje erg in. Ik heb het vaste idee dat ook Hoi- hoi wat fijn bij Guus in de smaak zal vallen. Om hem de diversiteit en kwaliteit van dit formidabele voorleesboek te laten proeven geef ik integraal de start en de finish ervan door.

Onze Guus woont met zijn ouders niet ver van Geitenboerderij Geertje in Zoeterwoude en een vast item is dat hij met ouders of grootouders het kindvriendelijk oord in  groene oase bezoekt waar kippen, schapen, geiten, konijnen, koeien. Knuffelen is daarbij een vast ritueel en het zit er dik in dat Guus de liefde voor dieren in zich krijgt. De jongen van net over de drie zal zeker zijn plezier beleven aan de stukken ‘Een rare sprong’van Cariet Leeuwis en Suzanne Diederen en aan ‘Dikkie Dik’ van Jet Boeke. Ik ga citeren maar eerst hier de tekst op de omslag. ‘Deze bijzondere bundel is samengesteld door kinderboekspecialist Lia Reedijk (oud-eigenaar De Utrechtse Kinderboekhandel) voor alle kinderen zo oud als nijntje. Naast de voorleesverhalen en versjes is er eindeloos veel te ontdekken op de vele zoek- en kijkplaten. Al nijntjes oude én nieuwe kinderboekvriendjes zijn erbij, zoals Kikker, Jip en Janneke, Kleine Beer, Superguppie en Vos en Haas. De feestelijke cover is gemaakt door Charlotte Dematons. Een prachtig cadeau voor uren voorleesplezier.’

Een rare sprong - De peuters zijn op stap. Ze zijn bij de dieren op de kinderboerderij. Sami aait een geitje over zijn rug. En kriebelt aan zijn oren. Hé, wat doet het geitje nu? Het maakt een rare sprong. Sami schrikt een beetje. Het geitje doet zo raar. Hup, daar springt het geitje weer. Sami springt ook omhoog. Met allebei zijn benen. Hup… ‘Kijk eens, Paula,’ roept hij. ‘Ik spring.’ ‘Wat knap,’ zegt Paula. ‘Kan jij dat ook, Jop?’ Ja, Jop kan het ook. Lotte en Daan aaien een konijntje. Dat voelt lekker zacht. Daan kijkt in het hok. Wat ligt daar nou? Tussen het stro?
‘Het lijken wel dropjes,’ zegt Daan. ‘Nee joh,’ zegt Lotte. ‘Dat is poep.’ Daar komt juf Paula aan. Daan wijst naar de keuteltjes in het hok. Hij begint te lachen. ‘Kijk, Paula,’ zegt Daan. ‘Daar liggen dropjes,’ ‘Mmm, lekker,’ zegt Paula. Ze doet net of ze keuteltje pakt. ‘Niet doen,’ roept Lotte. ‘Dat kan je niet eten. Dat is vies.’ ‘Ja,’ roept Daan. ‘Het is poep!’ Hij schatert het uit. ‘Bah’, zegt Paula. ‘Dat lust ik niet, hoor. Maar weet je wat ik wel lust? Een koek.’ Paula geeft iedereen een koek. Dat is veel lekkerder dan zo’n konijnenkeuteldropje!’

Dikkie Dik – Ballon. Dikkie Dik heeft de mooiste ballon van de wereld. De ballon zit met een touwtje vast aan zijn staart. Zeg, Dikkie Dik, ik zou maar oppassen als ik jou was. Het waait heel erg, en met zo’n grote ballon aan je staart.. Te laat! De wind blaast de ballon de lucht in, en Dikkie Dik wordt meegetrokken. ‘Help! Help! Maak me los, haal de ballon van mijn staart.’ Hij kriebelt en krabbelt om los te komen. Het touwtje breekt en Dikkie Dik valt op de grond. ‘Wat jammer…’ zucht Dikkie Dik, ‘het was zo’n mooie ballon. Maar misschien krijg ik wel een nieuwe.’
Dikkie Dik – Sneeuw. Het is winter en het sneeuwt. Er staan twee witte poezen buiten. ‘Dag Dikkie Dik, doe eens open!’ Het zijn Witje en Watje. ‘Kom je buiten spelen in de sneeuw?’ Eerst sneeuwballen gooien. Dan springen en hollen in de sneeuw. Net zolang tot er…drie sneeuwpoezen naar binnen rennen. Wie is Dikkie Dik? Bij de warme kachel smelt de sneeuw. Dat is Dikkie Dik, dat is Watje en dit is Witje.’
Hoe zeer schatplichtig zijn wij ouderen aan Mercis Publishing voor haar peuterboeken

’s NACHTS DROOM IK VAN VREDE

 

Het boek dat ik voor u op de leestafel leg, las ik woensdag 12 oktober in één ruk uit. Zo indringend, zo authentiek, zo opzienbarend, zo persoonlijk, zo op de huid geschreven is het. Het gaat om de 328 bladzijden tellende, relevant geïllustreerde paperback ‘s Nachts droom ik van vrede van Carry Ulreich en van uitgeverij Mozaïek met de ondertitel ‘Oorlogsdagboek 1941-1945’. Op omslag en titelblad staat ook vermeld ‘Inleiding & tekstbezorging Bart Wallet’. Ik haast mij te zeggen; niet alleen Carry maar ook Bart moeten wij dankbaar zijn. Net als haar tijdgenoot en medevervolgde Anne Frank vertrouwde de Joodse tiener Carry Ulreich haar dagelijkse ervaringen en zielenroerselen toen aan schriften. Ik kan mij nog herinneren hoe het verhaal van Anne Frank vervat in haar dagboek Het Achterhuis mij voor de eerste keer tot op het bot trof. En dat was decennia lang het geval, ook omdat het relaas van aan de Prinsengracht zo uniek is. Tot mijn verrassing en verbazing is er echter onlangs een kompaan van Anne ontdekt: Carry die vanuit Witte de Withstraat en Mathenesserweg in Rotterdam heel getrouw dagboekaantekeningen bijhield. Een van de verschilpunten tussen de dagboeken van Anne en Carry is dat Carry nog meer aandacht besteedt aan de gebeurtenissen die zich afspeelden om haar onderduikadres heen, bij de oorlogshelden van de katholieke Rotterdamse familie Zijlmans. Zo ontstond in haar journaal nog meer wisselwerking tussen de boze door de Duitsers bezette buitenwereld en de wederwaardigheden in de onderduik. Een ander nog veel wezenlijker onderscheid tussen de twee Joodse meisjes is, dat de een verraden, gedeporteerd en in het concentratiekamp omkwam en de ander in het laatste oorlogsjaar de bevrijding mocht beleven.

Ik zal u van de intieme sfeer binnen en de dreigende toestand buiten een illustratie geven door Carry Ulreich te citeren met een dagboekfragment met de datum donderdag 10 september 1942.

Het gezin Ulreich verblijft nog op het eigen adres maar een maand later begint de onderduik. Voor mijn citaat reik ik u eerst deels de Inleiding van Bart Wallet aan die hierdoor en door zijn stukken ‘Achtergronden bij het dagboek van Carry Ulreich’ en ‘Aantekeningen’ een ontroerend, horizonverleggend en aanvullend boek over de Holocaust nog sprekender maakt.
In de jaren van mijn lesgeven aan de lui van havo/atheneum bovenbouw aan de scholengemeenschap De Lage Waard adviseerde ik met de nodige aandrang Het Achterhuis van Anne Frank op de boekenlijst voor het mondeling examen te zetten. Bij een  weekopening in de aula las ik met een zekere regelmaat passages uit het dagboek voor. Ik weet zeker dat als ’s Nachts droom ik van vrede toen het daglicht had mogen zien, Carrys  dagboek een waardevolle evenknie met een eigen geluid geweest was!

Bart Wallet: ‘De Tweede Wereldoorlog liet in Nederland diepe sporen na. Nadat in 1940 de bezetting begon, veranderde gaandeweg het leven van alle inwoners: voedsel, kleding en tal van gebruiksvoorwerpen waren steeds moeilijker te verkrijgen; bombardementen, naziterreur en verzetsacties zorgden voor angst. Het was al snel duidelijk dat de bezetters het met name op Joden hadden gemunt. Zij werden stap voor stap uit de samenleving gedreven met als uiteindelijk doel de totale uitmoording van deze bevolkingsgroep. Wat betekende het om in deze periode als Joods tienermeisje volwassen te worden? Het dagboek van de Rotterdams-Joodse Carry Ulreich laat dat op sobere en indringende wijze zien. Door de nauwgezette verslaglegging, met een scherp oog voor persoonlijke emoties, maakt de lezer de strijd om te overleven mee. Het is een gewoon, alledaags meisjesleven dat steeds meer in de greep raakt van de grote oorlog. Gaandeweg weet Carry haar eigen stem te vinden. Door de persoonlijke insteek lijkt de afstand tussen toen en nu bijna weg te vallen en komt de lezer dicht bij de ervaringen in oorlogstijd.
Nu zijn de afgelopen decennia tal van oorlogsdagboeken gepubliceerd. Het bekendste, dat van Anne Frank, werd al snel na de bevrijding – in 1947 – uitgegeven en groeide sindsdien uit tot het ‘oerdagboek’ over de oorlogstijd. Onvermijdelijk wordt elke nieuwe dagboekpublicatie daarmee vergeleken. In het geval van Carry Ulreichs dagboek ligt dat nog meer voor de hand: de overeenkomsten liggen voor het grijpen. Het betreft ook hier een verslag van het leven van een tienermeisje, dat opgroeit in een soortgelijk gezin, een vader, moeder en oudere zus. Het schoolleven, met het leren en flirten dat daarbij hoort, wordt ingewisseld voor een onzeker bestaan in de onderduik. Met een fijn gevoel wordt beschreven wat de afhankelijkheid en de angst in onderduik doen met de hoofdpersoon en haar lotgenoten. Het zijn overeenkomsten die Ulreich zelf, bij een bezoek aan het Anne Frank Huis in Amsterdam, het gastenboek deed signeren als ‘de Anne Frank met een happy end’. Toch zijn het bij alle overeenkomsten, juist de verschillen die dringen tot de publicatie van de oorlogsdagboeken van Ulreich. Om eerlijk te zijn, toen het dagboek op mijn bureau belandde met de vraag van de Nederlandse uitgever om ernaar te kijken, was ik aanvankelijk sceptisch. Met enige regelmaat krijg ik als historicus, gespecialiseerd in de geschiedenis van de Nederlandse Joden, soortgelijke egodocumenten onder ogen. Vaak zijn die vooral van belang voor de directe kring van familie en bekenden, maar qua stijl en inhoud niet geschikt voor een breder publiek. Toen ik het dagboek begon te lezen, verdween die scepsis echter al snel en raakte ik overtuigd van het belang om dit aan een breder publiek aan te bieden.

Waarin schuilt de betekenis van het dagboek van Carry Ulreich? Daarbij valt op meerdere elementen te wijzen. Ten eerste is het een uitgesproken ‘Rotterdams dagboek’. De geschiedenis van de Jodenvervolging in Nederland heeft zich in belangrijke mate verdicht tot wat er in Amsterdam gebeurde. Dat is niet verwonderlijk, aangezien daar veruit de grootste en belangrijkste Joodse gemeenschap was gevestigd. Anne Frank legt in haar dagboek getuigenis af van dat diverse en vitale hoofdstedelijke Joodse leven. Toch waren er ook aanzienlijke Joodse gemeenschappen in andere plaatsen, waaronder Rotterdam met aan het begin van de oorlog zo’n 13.000 joden. Ulreichs dagboek laat zien hoe de vervolging, deportatie en de strijd om te overleven zich afspeelden in Rotterdam. Een verwoest Rotterdam. Het bombardement op de stad bij de aanval van Duitsland op Nederland in de meidagen van 1940 had diepe sporen nagelaten. Dat bombardement en de verwoesting van het oude centrum groeiden ook uit tot hét oorlogsverhaal van de havenstad, waardoor alles wat daarna gebeurde enigszins in de schaduw bleef. Ten tweede is het dagboek geschreven door een meisje dat in een ‘zeer betrokken Joodse familie’ opgroeide. Hoewel een deel van de vriendenkring uit Nederlandse Joden bestond, is de eigen achtergrond Oost-Europees Joods. Dat zorgt voor een nauwe betrokkenheid bij wat er elders in Europa gebeurt en ook een sterke antenne voor de gewelddadige gevolgen van antisemitisme. De familie is zowel traditioneel-religieus als zionistisch. Dat schept in oorlogstijd geheel eigen spanningen, problemen en dromen. Waar Anne Frank uit een Duits-Joods liberaal gezin stamt en een universele blik op de wereld ontwikkelt, toont Carry Ulreich hoe van oorsprong Oost-Europese traditionele Joden een specifiek Joodse kijk op de oorlog, de wereld en de toekomst vormen. Zij laat zien hoe de zionistische jeugdbeweging na een verbod van de bezetter ondergronds gewoon doorgaat, hoe een voorbereiding op een leven in Palestina door de oorlog alleen maar sterker wordt. In onderduik nemen de vragen toe: hoe moet het met kosjer eten?  Hoe kunnen de Joodse regels (halacha) nog zoveel mogelijk nageleefd worden? Welke plaats hebben de Joodse feestdagen? Ondertussen worden met de onderduikfamilie de christelijke feesten gevierd. Religieuze barrières die voor de oorlog scherp overeind stonden, worden in de onderduik gaandeweg geslecht. Het dagboek geeft zo een bijzonder inkijkje in het leven van traditioneel-religieuze Joden in oorlogstijd. Ten derde is het een ultiem onderduikdagboek. Een groot deel van het dagboek, meer dan drie jaar, beslaat de ervaringen tijdens de onderduik bij de katholieke Rotterdamse familie Zijlmans. Wat betekende het nu om zo lang vrijwel de gehele tijd opgesloten te zitten? Wat deden onderduikers om de tijd door te brengen? Hoe waren de verhoudingen tussen onderduikers en onderduikgevers? Carry toont zich een scherp waarnemer en laat naast de voortdurende grote dankbaarheid voor de gastvrije opvang ook het ongemak zien van twee uiteenlopende families die plotseling samen moeten wonen. De kleine onderlinge spanningen en de volledige afhankelijkheid ten opzichte van de onderduikgevers worden invoelbaar. Te midden van de voortdurende stroom van oorlogsnieuws en geruchten probeert iedereen het leven zo goed mogelijk voort te zetten. Wat dat in onderduik inhield, beschrijft Carry: huishoudelijk werk, veel lezen, praten, religieuze twistgesprekken met de onderduikfamilie, geflirt onder de jongeren. Opvallend is dat de onderduikers zich soms, bij uitzondering, gewoon op straat waagden….’ 

Carry Ulreich: ‘Nu komt het badkamerdrama! Rachel en ik waren dinsdagavond om 11.30 in bad. We hebben wat hard gepraat en gelachen, en toen heeft één van onze buren iets gezegd van naar Polen gaan. Mama en papa vlogen naar boven en scholden ons de huid vol. Ogenblikkelijk waren we stil, maar tevergeefs, want de volgende dag hoorden we via de groenteboer (erg gek hè!) dat dat mens, dat geschreeuwd had, een N.S.B.’ster, al langs de andere buren gegaan is en gevraagd wie er nog last of zoiets van ons had. Naast ons hebben wij ook N.S.B.’ers, dus die zullen het ook wel hebben… en nu zijn we doodsbang dat ze ons bij de SS aan gaat geven wegens ‘burengerucht’ en dan gaan ze ons met de overvalwagen halen en dan naar Westerbork en dan naar Polen en dan… dood? Maar we hopen er het beste van. We zijn erg stil nu, verduisteren precies op tijd, gillen niet, kortom voor ons doen voorbeeldig. Of het iets zal helpen? In ieder geval, we zitten in de put. Met het geval ‘Weinreb’ zit het zo; Weinreb heeft aan de Duitse regering eens een dienst bewezen. Toen heeft de Duitse regering hem en 30 families beloofd het land te verlaten naar onbezet Frankrijk. Lijkt natuurlijk fantastisch, en is het ook. De mand die dit beloofde zit hier op een kantoor en in Berlijn, zodat morgen het verstrekte visum van Vichy (hoofdstad van onbezet Frankrijk) is aangekomen. Doortochtvisums voor België en Frankrijk zijn aangekomen, we zijn gekeurd; hier echt, maar iedereen zei hier natuurlijk dat hij kerngezond was. Dus alles is in kannen en kruiken om te vertrekken. We hebben al richtlijnen gekregen: 4 jurken meenemen, 6 paar kousen, 6 stellen ondergoed, geen tandpasta, 1 pyjama, verder zo weinig mogelijk. Een man van de Wehrmacht komt ons ’s avonds na 8 uur waarschuwen (dan mogen de Joden niet meer op straat, later dan 8 uur) en de volgende dag om half 10 gaat de trein we. Nu wachten we elke avond tot er iemand komt. Koffers zijn grotendeels al gepakt. Alleen is het gek, dat de ene instantie van de Duitsers (SS) niets mag weten van de andere instantie (Wehrmacht) die ons de toestemming gaf. Froukje (zuster van Bram) waarschuwt ons erg om niet te gaan, temeer daar in onbezet Frankrijk pas 11.000 Joden weggestuurd zijn naar Polen (dus net eender als hier). Maar we denken dat het illegalen zijn. Binnen enkele dagen zal ze van officiële zijde er meer van weten, en dit zal ze ons vertellen. Maar op één kant hebben we niet veel te verliezen (badkameraffaire, papa werkkamp), andere kant kan Froukje voor ons voor deportatie iets doen. Dus nu weten we weer niet wat te doen. Ik geloof wel dat we zullen gaan, ’n idee van mij, naar Polen, toen met de oproepen, had ik geen idee dat we gingen. Tot nog toen is het uitgekomen maar mijn voorvoelen zijn meestal niets. Dan die van mama, die komen altijd uit en over dit geval kan ik maar geen poolshoogte van d’r krijgen wat ze ervan denkt. Ik geloof wel gaan, maar daar niet zo rooskleurig. Maar als we daar rustig kunnen leven (ik ben van plan in de tuinbouw te gaan) en geen angst voor oproepen, oppikken, enz., dan ik het wel prettig, dus ik hoop goede berichten van Froukje. Sjabbath en zondag is het Rosh Hasjana, hopelijk is het een beter en gelukkiger jaar voor ons Joden dan het was. In vrede / Oemein! ‘

Oemein is Jiddisch voor amen. Op de omslag ziet u Carry en Rachel Ulreich uit 1939 in de ogen, De twee jonge vrouwen kijken blij naar de portretfotograaf en vol vertrouwen de wereld in. Zij hebben nog geen weet van de verschrikkingen die de nazi’s van Hitler hen in de oorlogsjaren even daarna zullen berokkenen. Ik hecht aan boeken die de Shoah verwoorden.

’s Nachts droom ik van vrede is er nu en ik plaats het dagboek naast Het Achterhuis!