18-10-2017

SNOECKS 2018

Als grage en gulzige lezer, geïnspireerde en gedreven kijker roep ik het weer u toe: de nieuwe Snoecks is gearriveerd, de 94ste editie inmiddels. Op een van de schappen van onze boekenkast staat een ris jaargangen Snoecks ruggelings tegen elkaar mooi en aantrekkelijk te zijn. En dan naar vorm en naar inhoud! De in kleuren ondergedoken editie heb ik de voorbije dagen heel wat keren in de hand genomen om oog te verlustigen en gemoed te behagen. Ik heb het over de kunstagenda Snoecks 2018 die 576 glanzende bladzijden telt en van meet tot finish gevuld is met oogstrelende platen en gemoedvolle teksten. Voor Nederland is de door u en mij zo beminde uitgeverij Scriptum Books uit Schiedam de distributeur.

Al jaar en dag stuurt de immer attente en alerte Thea van Duijvenbooden mij de Snoecks en om haar in de bloemen te zetten geef ik u haar persbericht door: ‘Snoecks staat opnieuw garant voor een inspirerende en internationale selectie van kunst, architectuur, literatuur, boeiende reportages en vanzelfsprekend hedendaagse fotografie over alle genres heen.
Ontdek nieuw en nooit eerder gepubliceerd werk van Jan Fabre in Snoecks 2018, naast onder meer spectaculaire en extreem gedetailleerde foto's van insecten door Levon Biss. Verrassende en geëngageerde documentairefotografie brengt het leven bij de Franse Manouche en in o.m. Lagos, Mongolië, Tunesië en Haïti dichterbij terwijl de armoede in de V.S. en Groot-Brittannië eigenzinnig in beeld wordt gebracht door Magnumfotograaf Matt Black en de geniale Mark Neville. Naast werk van Eamonn Doyle, Zanele Muholi, Holly Andres en Rodney Graham stelt Snoecks jonger talent voor met de foto's van onder meer Olivia Locher, Kim De Molenaer en Chad Moore. En een heerlijk verhaal van Rebecca Schiff, een opvallende nieuwe literaire stem uit New York die in Snoecks 2017 voor het eerst in het Nederlands te lezen is. Snoecks is verkrijgbaar met twee verschillende covers. Er is maar één Snoecks 2018 maar je kunt kiezen tussen een exemplaar met een foto van modefotograaf Joanna Kustra en de speciale editie met een foto van Mark Neville.’ Onze Thea stuurde de editie met de plaat van Joanna Kustra: een bloedmooie jonge vrouw.

Ik wil met uw goedvinden een volgende keer met u door de afdelingen ‘Wereld’, ‘Mens’, ‘Verhaal’, ‘Architectuur’, ‘Beeldende kunst’, Fotografie’, ‘Natuur’ en ‘Rubrieken - Snoeks Boeken, Dode Letter – Literaire prijzen’ een verkennende tocht maken. De secties worden steeds verlucht door schone vrouwen, sterke kerels, brute beesten, tijdloze dames, poserende mannen, stille dieren, spelende kids, sprintende meisjes.
Om in de sfeer van onze Cultuurmix te blijven verwijl ik met u nu in het eerste chapiter ‘Snoeks boeken’ met de ondertitel ‘Vijf keer nieuw thrillerbloed’Op eigen wijze introduceert Snoecks de eversellers van het voorbije jaar.

Vijftien literaire werken licht ik er voor u uit. Met het verzoek aan u te traceren òf u met het gezegde door de redacteuren van Snoecks òf door dat van mij kunt leven. Want in de twaalf maanden achter ons mocht ik met u over deze vijftien boeken hebben. Ik zet de werken op een rij met titel, auteur en uitgever ook met de optie dat u in de komende leesavonturen, die herfst en winter brengen, uw eventueel opgelopen schade kunt inhalen. Als u mijn recensies nog eens tot u wilt nemen, is daar het archief op de u bekende site.

Het gaat om:
De ondergrondse spoorweg – Colson Whitehead – Atlas Contact
De bekeerlinge – Herman Koch – De Bezige Bij
De rode stoeltjes – Edna O’Brien – De Bezige Bij
Mazzel tov – Margot Vanderstraeten – Atlas Contact
Fuzzi – Hanna Bervoets – Atlas Contact
4321 – Paul Auster – De Bezige Bij
Je ziet mij nooit meer terug – Sonja Barend – De Bezige Bij
De sympathisant – Viet Thanh Nguyen – Marmer
De zoon van de verhalenverteller – Pierre Jarawan – Harper Collins
De laatste deur – Jeroen Brouwers – Atlas Contact
Een erfenis van spionnen – John le Carré – Luitingh-Sijthoff
Een zachte hand – Leïlla Slimani – Nieuw Amsterdam
Ons soort mensen – Juli Zeh – Ambo Anthos
De greppel – Herman Koch – Ambo Anthos
De droogte – Jane Harper – A. W. Bruna

SNOECKS 2018

TERUG NAAR BERLIJN

Het was mij weer beschoren: ik nam de eerste drie pagina’s van een roman tot mij en meteen was ik in ban van het proza, meteen was ik er in verzonken. Zo toegankelijk van thema, zo tintelend van taal, zo informatie, zo spannend in de betekenis van drang tot verder lezen. Ik las in de 350 bladzijden tellende paperback Terug naar Berlijn van Verna B. Carleton en van uitgeverij Querido. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik op het bestaan van dit boek gewezen werd door Guus Bauer, die in literair weblog Tzum een bespreking wijdde aan de roman onder de titel van ‘Nergens meer thuis’. Voordat ik u laat proeven van Terug naar Berlijn geef ik Bauers verhaal aan u door. De volgende keer reik ik u de tekst van de omslag aan en maken wij een tocht door het boek. Heerlijk is het een naar vorm en inhoud goed boek tot ons te nemen!

Guus Bauer: ‘In de roman Terug naar Berlijn heeft de Amerikaanse journaliste en schrijfster Verna B. Carleton (1914 – 1967), het exil-verhaal opgetekend van de Duitser ‘Erich’ die begin jaren dertig de vlucht nam naar Engeland en daar zijn ware identiteit zorgvuldig verborgen hield. Kan de banneling na de Tweede Wereldoorlog – en een ‘incubatietijd’ van meer dan een decennium – zijn masker zo maar afleggen? In de tijd wanneer de Duitse vuurvogel in rap tempo herrijst, wanneer het 'Wirtschaftswunder’ het beladen verleden voor velen snel doet vergeten, of er zelfs een vals nostalgisch tintje aan geeft? Het is geen wonder dat Carleton dit verhaal heeft opgepikt. Ze was zelf de dochter van een Engelse moeder en een Amerikaanse Duitser. Een vader die het gezin snel in de steek liet. Toen Verna von Kessel een keer langs het luxe Carltonhotel in New York liep, besloot ze nooit meer de naam van haar vader in de mond te nemen en nam ze haar pseudoniem aan. Bij haar huwelijk begin jaren dertig met een Mexicaanse arts waren Diego Rivera en Frida Kahlo de getuigen. Eenmaal in Mexico-stad engageerde ze zich met de daar wonende bannelingen zoals Anna Seghers, Walter Benjamin en Egon Erwin Kisch. In 1957 reisde ze samen met hartsvriendin Gisèle Freund naar Berlijn, alwaar niet alleen de beroemde Berlijnfoto’s van Freund ontstonden, maar ook Carletons roman Terug naar Berlijn. Het is uit historisch standpunt interessant dat dit werk uit 1959 in een nieuwe vertaling opnieuw toegankelijk is gemaakt. Het is een, overigens behoorlijk gekleurd, ooggetuigenverslag van de tijd net na de Tweede Wereldoorlog.

De grens tussen Oost- en West-Berlijn is nog redelijk gemakkelijk te overschrijden. Er is nog geen sprake van een Muur, Europa staat nog in de steigers, de bezettingsmachten in Duitsland zijn nog zoekende. Het Koude-Oorlog-schaakspel is nog bij de openingszetten. Het is eigenlijk beter om achterflappen te vermijden, al zeker wat het de blurbs betreft. Geloof niet voetstoots wat er zoal geronkt wordt. Zo zou deze roman ‘briljant’ zijn en ‘Verrijkend als literair ooggetuigenverslag’. Dat schept verwachtingen, die niet worden ingelost. Carleton laat niet al te veel aan de lezer over. Ze geeft duidelijk haar mening, maakt daardoor de tekst wat eendimensionaal. Erg literair is het mede daardoor niet. Het verhaal is stilistisch vrij vlak, vaak ook te uitleggerig. Voor een behoorlijk onwetend (Amerikaans?) publiek geschreven? En tegelijkertijd schuilt daarin ook de charme. Als introductie op een bepaalde periode is het waardevol. Ooggetuigenverslagen, zonder achterafkennis, zijn altijd legitiem. En ergens ontkom je in dat kader niet aan het partij kiezen. De Duitse economische boom leverde ook een zeker nieuw nationalisme op. De angst op herhaling van zetten valt zeker in de jaren vijftig te begrijpen.

De kern van de roman is het gevangenisdagboek van de vader van Erich, een duidelijk voorbeeld van de, helaas wat naïeve gedachte dat de rede het kwaad zal overwinnen, een rotsvast geloof in gerechtigheid. Daaromheen speelt de worsteling van Erich met zijn verleden. Het krampachtig vasthouden aan zijn maskerade heeft zijn gezondheid beslist niet goed gedaan. Er is veel oud zeer dat hij eenmaal in Berlijn moet zien te verwerken. Een deel van zijn familie is vergast, tegelijkertijd waren ander bloedverwanten fervent nazi. (Een dilemma dat literaire hoogspanning op had kunnen leveren.) De banneling krijgt daarnaast altijd het verwijt de situatie niet goed in te kunnen schatten. Hij is immers vertrokken, heeft bijna geen recht op een mening aangaande het ‘verloochende’ moederland.

De Britse wellevendheid en de Duitse vasthoudendheid zijn binnen en buiten Erich constant met elkaar in gevecht. Een ongelijke strijd. Carleton schetst een behoorlijk duister beeld over de herrijzenis. Maar is het eigenlijk niet altijd zo, dat de meeste mensen bij een wisseling van de macht slechts het uniformjasje wisselen? En is er veel verschil tussen de haat die gezaaid werd onder de nazi’s, en die tussen de bezetters van het west en oost? De communisten zijn ineens de vijand van het vrije westen en vice versa. Erich komt op een gegeven moment los, kan ineens weer Duits spreken, vindt zichzelf als het ware weer terug in zijn moedertaal. Zijn Engelse vrouw heeft hem ook altijd de ruimte gegeven om in te storten. Nu kan hij ook zichzelf weer opbouwen. Er is een parallel met zijn vader. Ook Erich gelooft daarna in de redelijkheid van de mens. Nu kan hij eindelijk zijn Engelse werkgever, zijn vrienden in Londen de waarheid over zijn afkomst vertellen. In de omgang zal men thuis in Londen niets laten merken, maar onderhuids vindt er toch een ommezwaai plaats. De ware tragiek van de banneling is dat hij nergens meer echt thuis is, achterdocht van alle partijen is meestal zijn deel.’

Verna B. Carleton: ‘We hadden Fort Lauderdale, Florida, pas een paar uur achter ons gelaten en dreven in de schelle gloed van een meedogenloze tropische zon op een bedwelmende zee toen ik het echtpaar Devon voor het eerst ontmoette. De Caribe, een vuilwitte Italiaanse boot op leeftijd die de route Southhampton-Genua-Venezuela voer, was het soort schip waarop je slechts in uiterste noodgevallen aan boord gaat. Ik wilde de zomer in Europa doorbrengen en de enige plek die nog beschikbaar was in het toeristische hoogseizoen van juli 1956 was aan boord van deze logge, maar nog steeds zeewaardige stomer. Toen ik aan boord kwam, had de Caribe al dagen over de gemoedelijke zee waaraan ze haar naam dankte, gezworven om Nederlandse passagiers op te nemen in Curaçao, Britse in Jamaica, Zuid-Amerikanen en Spanjaarden in La Guaira, samen met een bonte verzameling andere nationaliteiten die zo’n verwarrende hoeveelheid talen spraken dat onze eetzaal klonk als een Algemene Vergadering van de Verenigde Naties tijdens een uitzonderlijk turbulente crisis. Tegen de achtergrond van deze bonte, kolkende menigte leek het stille Britse paar volledig ontheemd en misplaatst. Ik trof ze dicht tegen elkaar aan gekropen op een bankje op het bovendek, waar ze terneergeslagen naar het kleine zwembad zaten te kijken dat op dit uur overliep van schreeuwende kinderen. Toen ik naar ze toe liep, keken ze allebei snel op, alsof ze blij waren met iedere vorm van afleiding. ‘Het is vreselijk druk, hè?’ Er gleed een glimlachje over het hoekige, bleke, enigszins verlegen gezicht van de vrouw. ‘Afgrijselijk,’ beaamde ik. ‘Bent u al lang aan boord?’ ‘Vier dagen,’ zei ze. ‘We zijn in Kingston opgestapt. De scheepsagent daar zei dat het een heerlijke boot was, perfect voor een rustige tocht – langzaam en zo, maar…’ ‘Dat hebben ze mij ook wijsgemaakt,’ Ik dacht aan de gelukzaligheid die ik me had voorgesteld: een lange, kalme reis over de Atlantische Oceaan, een comfortabele dekstoel, het gekrijs van zeemeeuwen. ‘En nu blijken we op een of ander immigrantenschip te zitten dat arbeiders heen en weer vervoert tussen Europa en Zuid-Amerika.’

‘En op wat voor schandalige manier,’ riep ze verontwaardigd uit. ‘U zou dat hol dat ze de derde klas noemen eens moeten zien, hoe ze daar die arme Jamaicanen die in Engeland gaan werken op elkaar gepakt hebben. Als vee, en dat in deze hitte!’ Ze zweeg even, alsof ze verwachtte dat haar man zich in het gesprek zou mengen, maar hij zei niets. ‘Zodra ik thuis ben, schrijf ik een protestbrief naar ‘The Times’. Echt, dat ga ik doen. Het is weerzinwekkend’

‘Hoe is het eten?’ ‘Afschuwelijk! Alles wat niet gebakken is, drijft in een vette saus.’ Nu klonk ze half verontschuldigend, alsof ze het niet gepast vond om te klagen als anderen zoveel slechter af waren. In het heldere citroenkleurige licht aan dek waren haar ogen zacht donkerbruin, bijna dezelfde kleur als haar haar, dat ze in een strakke chignon bijeengebonden had. Van haar licht besproete huid steeg de zachte seringengeur van eau de toilette op. Op dat moment liet een luidspreker die ergens bij de lounge verborgen zat een bloedstollend lawaai van Amerikaanse jazz op ons los, die met zijn krankzinnige ritme de kakofonie van stemmen, kindergeschreeuw en het vermoeide dreunen van de scheepsmotoren nog erger maakte. ‘Muziek van een bandrecorder om onze zenuwen te kalmeren.’ Ze schoof een stukje op om plaats voor me te maken.’ Die krijgen we elke morgen tussen tien en twaalf uur en ook iedere middag.’ ‘Hoe houden we dit in vredesnaam twee weken uit?’ vroeg ik. De moed zonk me plotseling in de schoenen. ‘Dat vragen mijn man en ik ook ons af. Maar gelukkig zijn er een paar aardige mensen aan bord die Engels spreken en kunnen we ons samen ellendig voelen. Gedeelde smart is tenslotte halve smart, vindt u niet?’ Ik schatte haar ergens in de veertig al klonk haar levendige, melodieuze stem jonger. Met een waterval aan woorden beschreef ze enkele passagiers, en ik kreeg het vermoeden dat ze zo haar eigen redenen had om te zorgen dat ik bleef zitten; misschien de angst weer alleen, weerloos, met haar man overgeleverd te worden aan de stormaanval van vreemde talen en verbijsterende wanorde.’

TERUG NAAR BERLIJN

ANGST

Op de voorzijde van de omslag staat het om de titel: ‘zou jij doden om je gezin te beschermen?’, ‘een enorme prestatie - Herman Koch’, ‘literaire thriller’ en de afbeelding van een ‘walking man’ en van een geladen pistool. Dinsdag 10 oktober in de ochtenduren reikte postman Ruud mij het boek aan en zittend op de bank in mijn eigen home was ik er meteen in verzonken. De suspense had mij te pakken. Ik heb het over de 222 bladzijden tellende paperback Angst van de Duitse auteur Dirk Kurbjuweit en uitgeverij Ambo Anthos. Om de door mij opgelopen spanning op u over te brengen lees ik het beginfragment voor maar eerst citeer ik de uitgeverij via de tekst op haar site van Angst. Later zullen wij hier traceren of de titel inderdaad een prospectief aspect herbergt. Wel weet ik nu al zeker dat het om een intrigerend boek gaat!

Ambo Anthos: ‘Dirk Kurbjuweit schreef met Angst een intens spannende en ongelooflijk donkere thriller die doet denken aan het werk van Herman Koch. De vertaalrechten zijn wereldwijd aan 14 landen verkocht. Randolph is getrouwd, heeft twee kinderen en een prachtig huis in Berlijn. Er is één smet op dit perfecte leven: zijn vader zit in de gevangenis voor de moord op zijn onderbuurman. Dieter Tiberius was een vreemde, maar vriendelijke man. Tot hij erotische brieven aan Randolphs vrouw begon te schrijven, het echtpaar begon te bespioneren en hen uiteindelijk beschuldigde van kindermisbruik. Randolph doet aangifte, maar de politie staat machteloos en schaart zich eerder achter Tiberius dan achter de gezagsgetrouwe Randolph.

Dirk Kurbjuweit: ‘Papa? Hij heeft me geen antwoord gegeven. Hij praat niet, praat nauwelijks nog. Hij is niet verward, niet dement, zoals men dat tegenwoordig noemt, hij heeft geen alzheimer of een andere ziekte die zijn geheugen wegvreet. Zijn herinneringen hebben hem niet verlaten. Dat weten we omdat hij soms wel praat, af en toe, maar dan zijn de zinnen helder en goed doordacht. Ze komen uit een brein dat nog de weg weet in het leven, dat het gestuurd en vastgelegd heeft; een lang leven, achtenzeventig is papa. Hij herkende me toen ik vanmiddag bij hem op bezoek was. Hij herkent me altijd als ik op bezoek kom. Een glimlach, klein, niet uitbundig, maar zo is hij nu eenmaal – distantie, terughoudendheid. Maar hij herkent zijn zoon, zijn oudste zoon, en hij is blij dat deze zoon bij hem komt. Dat is niet niks. Herr Tiefenthaler? Het was Herr Kottke die dat vroeg, nadat op mijn poging geen antwoord was gekomen. Vaak reageert mijn vader eerder op Herr Kottke dan op mij. Ben ik daar jaloers op? Een beetje, moet ik toegeven. Aan de andere kant is Herr Kottke de man met wie mijn vader nu zijn dagen doorbrengt, en ik ben blij, moet blij zijn, dat ze goed met elkaar kunnen opschieten. Herr Kottke vereert mijn vader, dat kan ik rustig zeggen. Ik weet niet of hij met alle mannen hier zo behoedzaam en vriendelijk omgaat als met papa, ik vermoed van niet, maar ik heb hem nooit met de andere mannen gezien. Vandaag heeft mijn vader niet gereageerd op Herr Kottke. Hij zat zwijgend aan tafel voor zich uit te dommelen. Zijn ogen waren halfgesloten, zijn rug was recht, zijn armen hingen slap langs zijn lijf. Vaak kiepte zijn bovenlichaam naar voren, en ik schrok, want als mijn vader met zijn gezicht op de tafel zou klappen zou hij zich pijn doen, zich misschien verwonden, aangezien het tafelblad van metaal is. Maar mijn vader valt niet naar voren, hij blijft steken zodra zijn boven - lichaam enigszins overhelt, en dan richt hij zich weer op. Zo gaat het ook vandaag. Maar ik kan er niet aan wennen, schrik elke keer weer. Ik zag hoe Herr Kottke zich ontspande, ook hij was klaar om in te grijpen. Wij passen op, wij passen goed op, dat er met papa niets gebeurt.

Sinds een halfjaar bezoek ik mijn vader op deze plek, en het is nog altijd verdrietig om hem zo te zien zitten, in zijn versleten broek zonder riem en zijn verschoten overhemd. We hebben nieuwe spullen voor hem gekocht zodat hij er fatsoenlijk uitziet, maar hij wil per se zijn vertrouwde kleren aan, en waarom ook niet? Het ziet er eigenaardig uit, zoals hij daar zit, omdat zijn stoel te ver van de tafel staat, net als de mijne. We zitten tegenover elkaar, maar niet echt aan deze tafel, die ons daardoor niet verbindt, niet werkelijk bij elkaar laat zitten. De tafel scheidt ons, vooral nu, omdat we meer met elkaar verbonden zijn dan ooit. Zo zie ik het in ieder geval. Helaas is het niet mogelijk de stoelen te verschuiven: ze zijn aan de vloer vastgeschroefd, en dat geldt ook voor de tafel. Mijn vader zou kunnen praten, maar hij wil niet meer. Hij is moe, geloof ik, uitgeput door dit lange bestaan dat hij moeilijk vond. Wij begrepen hem niet, maar wat doet dat ertoe? Hij moest de moeilijkheden overwinnen, ook als hij zich die misschien alleen ingebeeld had. Hij heeft zijn leven consequent zo geleid alsof ze er waren. En wij weten er niet alles van. Niemand weet alles van het bestaan van een ander. Alleen in ons eigen leven zijn we er altijd bij, en zelfs dat wil niet zeggen dat we alles van ons leven weten, omdat er dingen kunnen gebeuren die ons raken zonder dat we daarbij zijn. Vaak gebeuren er belangrijke dingen die ons raken zonder dat we dat weten. Misschien kunnen we het eens worden over de stelling dat niemand alles van welk leven dan ook weet, niet eens van zijn eigen leven. We moeten daarom voorzichtig zijn met stellingen die over het hele leven gaan. Ik ben dat.

Vanochtend bij het afscheid zei ik tegen mijn vrouw dat ik op bezoek ging bij mijn vader. Dat zeg ik altijd zo, en als het haar beurt is, gebruikt ze dezelfde formulering: Ik ga daarna bij je vader op bezoek. Niemand zegt: Vandaag ga ik naar de gevangenis, naar papa. We stellen geen prijs op dergelijke nauwkeurigheid, die doet pijn, nog altijd. Een halfjaar is niet genoeg om het woord gevangenis pijnloos uit te kunnen spreken, zeker in een familie waarvan nog nooit iemand in de gevangenis gezeten heeft en die er nog aan moet wennen dat een dergelijke plek deel van het gezinsleven is geworden. Voor ons geldt dat nu: mijn vader, ik zal er geen doekjes om winden, zit in de gevangenis. Op zijn zevenenzeventigste is hij daar terechtgekomen, hij heeft als gedetineerde al een verjaardag meegemaakt, vieren wil ik het niet noemen. We hebben ons best gedaan om hem een feestelijk uurtje te bezorgen, maar dat was geen succes. Dat lag niet zozeer aan de vastgeschroefde stoelen en de metalen tafel, en ook niet aan de tralievensters, die in ieder geval duidelijk maken dat dit geen gezellige plek is, geen passende plek om de feiten van het eigen leven te vieren. Het lag aan mij. Het eerste halfuur was het ons heel goed gelukt. We hadden ‘Happy Birthday’ aangeheven. Ik, mijn vrouw Rebecca, onze kinderen Paul en Fee, mijn moeder en Herr Kottke, die toestemming had gegeven om voor deze dag een uitzondering te maken. We aten de amandeltaart met roomvulling die mijn moeder bijna een leven lang voor haar man gebakken had en die ze zoals gewoonlijk in zijn geheel op een bakblik wilde presenteren. Omdat het heel feestelijk is om de taart aan te snijden waar iedereen bij is; dat is het moment waarop iedereen zich verheugt op het genot dat gaat komen. Maar zover ging de uitzondering niet. Toen we bij de poort gecontroleerd werden moest mijn arme moeder, mijn vijfenzeventigjarige moeder, toezien hoe een gevangenisbewaarder de taart in stukjes sneed. Maar ik heb er toch echt geen vijl in gestopt, zei ze geforceerd opgewekt, wat mij verdrietig maakte. Waarschijnlijk hadden ze haar geloofd, maar regels zijn regels. Ik haat deze uitdrukking, ik haat het erop gewezen te worden dat er regels zijn die dat wat redelijk is verhinderen. Maar ik hoor deze uitdrukking vaak sinds mijn vader in de gevangenis zit.’

ANGST

WERELD IN WANORDE

Een in religieuze en seculiere geschiedenis gedompeld werk heb ik voor u van een schrijver die ook bij u en mij zijn sporen verdiend heeft. Ik noem u de familiesaga uit de Gouden Eeuw ‘Jacobs vlucht’ en u bent helemaal ‘in the picture’, want hoe verheugd waren wij over dit boek. Derhalve leg ik met vreugde voor u op de leestafel de 334 bladzijden tellende, gul geïllustreerde paperback Wereld in wanorde van de Amerikaan Craig Harline en van uitgeverij Vantilt met de ondertitel ‘Maarten Luther en de geboorte van de Reformatie’. Ik heb Wereld in wanorde nog maar een dag in huis, maar toch wil ik van het bestaan ervan bij u gewag maken om de reden dat wij op weg zijn naar 31 oktober de dag dat 500 jaar terug de doctor der Heilige Schrift, Maarten Luther,  aan de universiteit van Wittenberg 95 stellingen publiceerde als reactie tegen de aflaatverkoop van de Dominicanenpriester Johann Tetzel. De Hervormingsdag was daar en die dag is dit jaar in heel Duitsland een vrije dag want vijf eeuwen terug passeerde de eerste. Vandaar ook de illustratie op de omslag: ‘Maarten  Luther spijkert de 95 stellingen op de deur van de slotkerk in Wittenberg’ uit 1872 van Ferdinand Pauwels. Dat die dag nog steeds rond zingt in ons gezin blijkt wel hieruit dat onze oudste zoon in een voor de 500ste gedenkdag samengesteld kerkkoor zijn partij zingt en dat oudste kleindochter een tussenjaar beleeft aan de
Bijbelschool De Wittenberg in Zeist.
Dat Wereld in wanorde rijk aan informatie is bleek al meteen bij mijn eerste rondgang erin: Vlaamse migranten vestigden zich in de twaalfde eeuw in dit deel van Duitsland en gewend zijnde aan het volkomen vlak land noemde zij de witte zandheuvel de ‘witten berg’.

Denkend aan het fenomeen Luther denk ik immer terug aan de bekeringsgeschiedenis die meester Molenaar op onze Lagere School met de Bijbel vertelde. De jonge Maarten zou door een goddelijk ingrijpen de rechtenstudie ingewisseld hebben voor een theologische opleiding. Craig Harline zegt het in Wereld in wanorde in een ander perspectief. Na vermeld te hebben dat Maarten Luther op de universiteit wellicht bij een dodelijk duel betrokken was, zegt hij op bladzijde 18 en ik citeer: ‘Toen hij zei dat God hem geen keuze liet, spookte er mogelijk nog iets door zijn hoofd: in de zomer van 1505 was hij teruggeroepen naar Mansfeld, hoogstwaarschijnlijk om te horen dat er een huwelijk was geregeld. Dat kan hem hebben overrompeld, maar op de terugweg naar Erfurt barstte een onweer los dat de Thüringse hemel verscheurde en hem zo bang maakte, dat hij wanhopig uitriep: ‘Help me Sint-Anna. Dan word ik monnik.’ Voor overgevoelige zielen die tobden over hun verlossing kon het klooster een uitkomst zijn. Vrijwel iedereen wist immers dar wie stierf in een monnikspij bij het laatste oordeel op een speciale behandeling mocht rekenen. Maar doordat die belofte hem op zo’n dramatische manier was ontlokt, heeft Maarten misschien het gevoel gekregen dat God duidelijk wilde maken dat voor zijn zielenheil iets veel ingrijpenders nodig was dan het gewone burgerleven dat hem, en zeker zijn vader, voor ogen stond. Aanvankelijk had hij spijt van zijn haastige belofte, maar hij durfde Gods wil niet tarten. Dus verkocht Maarten zijn juridische boeken en besloot hij door te zetten: hij ging het klooster in.’

Het spreekt voor zich dat u en ik hier nog van gedachten gaan wisselen over Harline’s meesterwerk. Als intro daarop geef ik de tekst op de omslag en het eerste stuk uit het chapiter ‘Stellingen, overal stellingen’. U weet in ieder geval in deze dagen dat het boek bestaat!
Vantilt: In Wereld in wanorde maken we kennis met Maarten Luther in de cruciale eerste jaren van diens kruistocht tegen Rome. Craig Harline toont ons Luther als briljant, maar ook grillig en zelfingenomen monnik, eindeloos tobbend over zijn zielenheil en de verderfelijkheden van zijn tijd. We volgen hoe Luthers opvattingen hem in conflict brengen met geleerden, priesters, bisschoppen, vorsten en uiteindelijk de paus. En hoe dit conflict uitmondt in een van de belangrijkste keerpunten in de wereldgeschiedenis: de Reformatie. Craig Harline beschrijft niet alleen de religieuze discussies, maar ook het politieke gekonkel en de vele bondgenootschappen die zich rondom en tegen Luther vormden. Door uit te gaan van het moment waarop Luther handelde in plaats van de betekenis die zijn daden achteraf bleken te hebben, krijgt Luthers optreden zijn oorspronkelijke gewicht terug. Wereld in wanorde brengt ons zo dicht bij zijn dramatische leven, dat je bijna voelt hoe onzeker de afloop ook voor Luther zelf lange tijd moet zijn geweest.

Craig Harline: ‘Wittenberg, het klooster van de heremieten van Sint-Augustinus. Eind augustus 1517, als het zomersemester afloopt. - Twee robuuste torens stonden een meter of vijftig van elkaar als bastions in het zuidoostelijk deel van de meer dan tweehonderd jaar oude stadsmuur van Wittenberg. Nog maar enkele jaren geleden waren ze bovendien opgenomen in een gloednieuw onderkomen voor de augustijner heremieten, evenals de muur ertussen, want zo hoefden de altijd zuinige monniken voor hun nieuwe, rechthoekige onderkomen maar drie nieuwe muren te bouwen, in plaats van vier, en kregen ze twee flinke torens op de koop toe. Weliswaar sloopten ze er eentje vrijwel helemaal, omdat ze alleen het stevige fundament ervan nodig hadden, maar de zuidwestelijke toren lieten ze grotendeels intact – de extra ruimte konden ze goed gebruiken. Net als de nieuwbouw, waarmee hij door drie smalle gangen was verbonden, had deze toren drie (verbouwde) verdiepingen: beneden een cloaca of secreet, op de eerste verdieping een kleine slaapkamer om heremieten die hier kwamen studeren in onder te brengen en daarboven een kleine studeerkamer – het enige verwarmde vertrek in het hele gebouw, want zelfs een heremiet hield wel van een beetje warmte terwijl hij studeerde, zeker in een stad waar het in juni nog kon vriezen. De heremieten hadden het de ‘studietoren’ of ‘bezoekerstoren’ kunnen noemen, maar ten minste een van hen gaf de voorkeur aan ‘cloacatoren’, alsof de benedenverdieping het voornaamste onderdeel was.

Welbeschouwd waren de ongeveer dertig bewoners geen echte heremieten of kluizenaars, want geen van hen leefde werkelijk alleen. Ze hadden zich niet helemaal uit de wereld teruggetrokken om God te zoeken, maar hadden in hun religieuze leven een andere keus gemaakt: als broeders samenleven in een klooster. Ze kwamen weliswaar zeven keer per dag bijeen om de getijden te zingen, droegen een habijt, schoren boven op hun hoofd een grote, onappetijtelijke cirkel kaal (de tonsuur) en zochten samen naar God, maar ze onderscheidden zich doordat ze zich niet afzonderden maar de wereld ingingen om voor de armen en zieken te zorgen, te prediken en te onderwijzen. Onderwijzen, dat was waar de monnik in de toren zich op voorbereidde. Op het hoogste niveau dat in zijn wereld bestond: de universiteit. Broeder Martinus Luder in de toren was ook doctor – niet zomaar een monnik in de orde, maar hoogleraar theologie aan de plaatselijke universiteit. Soms leek hij wel een échte heremiet, zoals hij urenlang teruggetrokken in zijn studeerkamer zat, want ook al moesten professoren een deel van hun tijd doorbrengen met studenten, ze hadden ook heel wat uren nodig om in eenzaamheid te kunnen denken en schrijven, en zich voor te bereiden om tegenover al die studenten te staan.

Wat deze dag bijzonder maakte, was dat broeder Martinus ervan overtuigd was dat sommige mensen woedend zouden reageren op wat hij voorbereidde. En al maakte hem dat enigszins nerveus, hij liet zich er niet door weerhouden, want hij had gezworen het ware evangelie te belijden.’

WERELD IN WANORDE

ZES ZINDERENDE WERKEN

Met een knipoog naar heerlijke leesavonden van oktober leg ik voor u een zestal boeken in de etalage. Fictie en non-fictie wisselen elkaar af. Ik noem titel, schrijver, ondertitel of genre en uitgever. Die reeks laat ik volgen door de tekst van de omslag die het thema herbergt. Als eind van deze  maand daar is wisselen wij onze leeservaringen met elkaar uit.

1) Dagboek van een muts – Rachel Renée Russell – Er was eens – De Fontein
Tijdens gym krijgt Nikki een bal tegen haar hoofd - van wie anders dan MacKenzie - en dan wordt alles zwart. Als ze bijkomt, is Nikki in een sprookjeswereld beland. Haar irritante zusje Brianna is plotseling veranderd in een goede fee en Brandon in een ware SPROOKJESPRINS! Maar natuurlijk is er ook een heks: MacKenzie! En ze verandert Nikki’s droom al snel in een NACHTMERRIE. Zal dit sprookje ooit goed aflopen? De serie Dagboek van een muts is de populairste meidenserie van dit moment. Wereldwijd zijn er al meer dan twintig miljoen boeken van verkocht. ‘Superleuke gebeurtenissen, verteld op een grappige, flapuit-achtige manier,’




2) Duurzaam onderhandelen – Daniel Shapiro – Succesvol onderhandelen in beladen situaties – Maven Publishing
Hoe los je emotioneel beladen conflicten op? Of het nu is met een collega, een politieke tegenstander, een coach of je partner: sommige onderwerpen zijn zo ontvlambaar dat ze onbespreekbaar lijken. Hoe kom je voorbij de impasses waarbij een van de partijen boos wordt, gefrustreerd of juist verlamd raakt, en hoe bereik je een uitkomst die voor beide partijen goed werkt? Wereldvermaard onderhandelingsexpert Daniel Shapiro deed 20 jaar onderzoek aan Harvard naar de verborgen emotionele krachten die een succesvolle samenwerking kunnen belemmeren. In Duurzaam onderhandelen presenteert hij een revolutionair nieuw model 'that speaks as much to the heart as to the head'. Met deze methode kun je de moeilijkste conflicten stap voor stap overwinnen en zelfs de meest explosieve situaties kalmeren. Dit boek verandert de manier waarop je naar sociale interacties kijkt, verbetert hoe je met anderen omgaat en helpt je om de meest duurzame overeenkomsten te sluiten.

3) Alleen een wonder kan je dragen – Léon Hanssen – Over het sublieme bij Mondriaan – Huis Clos
Wat maakt Mondriaan tot een subliem kunstenaar? Léon Hanssen legt het in Alleen een wonder kan je dragen uit. En hij doet veel meer dan dat. De lezer die met Hanssen door leven en kunst van Piet Mondriaan zwerft, zal ontdekken dat niets is wat het lijkt, niet in zijn werk, niet in zijn persoonlijkheid. Hij zal een nieuwe Mondriaan leren kennen, door de tijd getekend en door de tijd bevrijd. In zijn zoektocht beoefent cultuurhistoricus Hanssen zijn vak als een vagebond door ook de sporen na te gaan die niet in het stramien passen. Inspiratie vond hij onder anderen bij de grote Johan Huizinga en de schrijver Frans Erens, maar ook bij zijn eigen grootvader. Het weefsel van lijnen dat hij zo ontwerpt, vertoont een patroon: de ongewilde wending die Mondriaans leven door het Nazibewind nam, maakte hem tot de sublieme kunstenaar, die Hanssen blijft bezighouden.
Alleen een wonder kan je dragen is een even verrassend als diepgaand, hier en daar zelfs polemisch cultuurhistorisch onderzoek: een bijzondere ontmoeting met de muze van de cultuurgeschiedenis die getuigt van grote vindingrijkheid en betrokkenheid.

In 2015 publiceerde Léon Hanssen het eerste deel van zijn Mondriaan-biografie: 'De schepping van een aards paradijs. Piet Mondriaan 1919-1933'. In voorbereiding is deel twee, over de jaren 1933-1944. Hij was medebezorger van de driedelige briefwisseling van Johan Huizinga, schreef de biografie van Menno ter Braak en publiceerde een imponerende studie over de poëzie van de dichteres M. Vasalis. Hij is buitengewoon hoogleraar Life Writing and Cultural Memory aan Tilburg University.

4) Een trouwe vrouw – Jane Gardam – Roman – Cossee
Begin jaren zestig keert Betty, op dat moment nog Elizabeth, terug naar haar geliefde, lawaaiige en naar heerlijk eten geurende Hongkong, waar zij is opgegroeid. Daar krijgt de jonge vrouw met de rode krullen, onmiskenbaar een kind van het British Empire, een onberispelijk huwelijksaanzoek. Schriftelijk, op briefpapier van een advocatenkantoor. Als Betty 'eeuwige trouw' belooft aan Edward Feathers, een advocaat met de rare bijnaam Old Filth (Failed In London Try Hong Kong), weet zij intuïtief, dat hun huwelijk nauwelijks op passie gegrond zal zijn. En zij weet nog niet, dat zij kort daarna Terry Veneering zal ontmoeten, de liefde van haar leven, en Edward Feathers' aartsrivaal. Toch zal ze later, als oude dame terug in Engeland, bij hoog en bij laag beweren dat zij hartstochtelijk van Edward houdt. Is liefde een kwestie van attitude? Of van integriteit? Lezers en boekhandelaren bewonderen de elegante stijl van Jane Gardam, haar altijd empathische observatievermogen, maar vooral haar uiterst genuanceerde inzichten in de ‘human condition’. Wie het verhaal vanuit het perspectief van Old Filth gelezen heeft in Een onberispelijke man, zal verrast zijn hoe totaal anders Betty haar jaren met Edward beschouwt. De manier waarop Jane Gardam hetzelfde verhaal - het huwelijk van het echtpaar Feathers in de laatste dagen van het British Empire - zonder enige herhaling in een volkomen ander licht kan laten zien, noemt The Guardian 'gaandeweg meesterlijk'.

5) Dokter Corrie geeft antwoord – Niki Padidar – Over puberteit, ssss ssseks ssseksualiteit en relaties – De Harmonie
Wie heel veel van seks weet en er ook nog eens heel grappig over kan vertellen is Dokter Corrie. Ze groeide al snel uit tot favoriet van menig basisschoolleerling. Dokter Corrie maakt op een onorthodoxe manier alles rond seksualiteit en relaties bespreekbaar. Iemand moet het doen. Want praten over seksualiteit met kinderen vinden ouders en leerkrachten nog altijd moeilijk. Dokter Corrie kan daarbij een handreiking geven. Dokter Corrie geeft antwoord, eerlijk en onverbloemd, op vragen zoals kinderen ze stellen. Hoe moet je eigenlijk zoenen? Wat is een voorspel? Hoe start je seks? Ook onderwerpen als hormonen, lichamelijke veranderingen in de puberteit, homoseksualiteit, verkering en liefdesverdriet komen aan bod. Onderwerpen waar alle jonge kinderen gezond nieuwsgierig naar zijn. De uitgekiende vormgeving maakt van Dokter Corrie geeft antwoord behalve een serieus voorlichtingsboek een feest om door te bladeren en te bekijken. Met heel veel voorbeelden en allerlei extra's zoals fotostrips, een uitkleedpopje, het memoryspel 'Blootgewoon' en uitvouwbare onderdelen. Uitgave in samenwerking met NTR en Rutgers.

6) Nijmegen in vogelvlucht – Ben Luderer – Tekening van een stad – Vantilt
Al sinds 1970 werkt Ben Luderer aan een monumentale en zeer gedetailleerde tekening van de Nijmeegse binnenstad, het stadsdeel dat ligt tussen de Waalkade en de laatnegentiende-eeuwse stadsuitbreidingen. De voorstelling in vogelvluchtperspectief omvat de periode tussen 1876 en 1910, een tijd waarin het historische centrum nog vrijwel onaangetast was. Daarom is Luderers getekende restauratie een waardevol document van een stukje stad dat door de sloop van de stadsmuren, het bombardement van 1944 en de naoorlogse verkrotting en afbraak goeddeels is verdwenen. Door intensieve studie in het gemeentearchief, talloze ontdekkingstochten door de benedenstad en met behulp van adviezen van diverse specialisten, heeft de kunstenaar dit poëtische beeld van oud-Nijmegen met potlood en pen kunnen reconstrueren. De twee vellen papier zijn samen 450 cm breed en 125 cm hoog. Door de vele bewerkingen is de tekening een collage van stukken papier geworden. Het procesmatige, het tijdsverloop en de universele werkwijze, maken dit kunstwerk actueel en eigentijds. De tekening heeft een grote zeggingskracht, die het specifieke stadsbeeld van Nijmegen ver overstijgt. De tekening van de stad is in groot formaat los toegevoegd aan het boek.