Een kanjer van een kijk- lees- en doe album heb ik voor u dat prima past bij het thema van de lopende Kinderboekenweek ‘Raar maar waar’. Een kanjer zeg ik, want schitterend en origineel zijn de illustraties, meeslepend en uitdagend zijn de teksten, wonderbaarlijk en verrassend zijn de uiteindelijke resultaten. Het gaat om het 106 bladzijden tellende, doorlopend geïllustreerde Colafonteinen en spetterende verfbommen van Jesse Goossens en Linde Faas en van uitgeverij Lemniscaat. Met de verleidelijke ondertitel ’48 experimenten om thuis te doen’ en met op de harde cover de eveneens verleidelijke sticker ‘Explosieve prijs 12,50 euro t/m 5-12-2015 daarna 16,95’
Om de drang van de samenstellers te geven citeer ik de door ons zo beminde Lemniscaat uit Rotterdam/Kralingen met het door haar gezegde op de omslag.
‘Met spulletjes die je in bijna iedere huiskamer en in ieder keukenkastje vindt, kun je de meest waanzinnige experimenten uitvoeren. Tover je huis of tuin om tot laboratorium en maak verfbommen en olifantentandpasta, laat kristallen groeien, vulkanen uitbarsten en cd's vliegen, bouw je eigen lavalamp en ontdek hoe je een ei kunt laten stuiteren. Waag je aan de spectaculaire, spannende en sensationele proeven in dit feestelijke boek voor uitvinders in de dop en alle andere tovenaarsleerlingen.’ Dat de explosieve sticker op de cover geweldig aansluit bij de titel etaleren de twee daarin vervatte experimenten. Bruisende cola wordt een heuse fontein en soda blaast zichzelf kleurrijk op. Het duo proeven uit de titel vinden wij als de nummers 1 en 3 van de beschreven uitdagingen. Ik geef de twee aan u door en zeker zult u dan de smaak en durf te pakken hebben om de overige 46 experimenten binnen in huis of buiten op straat uit te voeren. In het colofon staan overigens wel twee notities die wij in acht dienen te nemen. Ik citeer.
‘Alle proeven in dit boek zijn door verschillende mensen beschreven en/of uitgevoerd op internet.’ En ‘De uitvoering van deze proefjes is geheel voor eigen risico. Supervisie door een volwassene wordt aangeraden. Auteur, illustrator en uitgever zijn niet verantwoordelijk voor schade of letsel veroorzaakt door deze experimenten. Pas op: de exploderende watermeloen kan keihard aankomen,’ Onder de opsomming van de 48 proeven staan begeleidende symbolen: ontploft, hier heb je vuur bij nodig, duurt lang (je moet langer wachten dan een uur), zorgt voor troep, doe dit buiten, zet hierbij je bril op, supermakkelijk, best makkelijk, beetje moeilijk. Nu de twee experimenten die net als alle andere dezelfde opbouw kennen; naam, resultaat, benodigdheden, wat te doen? en waarom werkt het?
‘Colafontein. De cola spuit metershoog de fles uit! Wat heb je nodig? Een fles cola light / een rol Mentos / een velletje papier. Symbolen: ontploft, zorgt voor troep, doe dit buiten, best makkelijk. Wat moet je doen? Maak de colafles open en zet hem buiten op de grond of een tafel. Zorg ervoor dat hij niet om kan vallen. Haal alle Mentosjes uit de rol. Het is de bedoeling dat je zo meteen alle Mentos in één keer in de fles gooit. Dat kun je het best doen door alle losse Mentosjes in een vel papier te rollen. Maak de rol net zo breed als de opening van de fles. Giet alle Mentosjes zo snel mogelijk in de fles en ren achteruit.
Waarom werkt het? In frisdrank zit koolzuur. Dat zorgt voor die kleine bubbeltjes die zo lekker prikken als je drinkt. Koolzuur zoekt een plek waaraan het zich vast kan houden om bubbels te maken. De fles zelf is glad, maar op een Mentos zitten wel veertig laagjes suiker die een ruw oppervlak vormen. Daarop vormt het koolzuur heel snel heel veel bubbels, die de fles uit willen. Omdat de Mentos naar de bodem van de fles zakt, vormen al die bubbels zich onder in de cola. Die duwen uiteindelijk alle frisdrank met een enorme vaart de fles uit.
Verfbommen. Maak je van je stoep een schilderij met deze explosieven. Wat heb je nodig? maïzena / water / azijn / voedingskleurstof of waterverf / baking soda / plastic zakjes met een sluitrandje / een eetlepel / een kopje / keukenpapier.
Symbolen; ontploft, zorgt voor troep, doe dit buiten, best makkelijk. Wat moet je doen? Schep een eetlepel baking soda op een velletje keukenpapier en vouw dat dicht tot een envelopje. Doe in een plastic zakje een half kopje azijn en voedingskleurstof of waterverf. Meng dat met maïzena tot je een lekker prutje hebt. Voeg nu een kwart kopje heet water toe. Doe het zakje bijna helemaal dicht. Prop het keukenpapiertje met de baking soda in het zakje en rits het helemaal dicht. Leg het zakje op de grond. Je zult zien dat het opblaast en ontploft. Lukt het nog niet? Een beetje schudden doet wonderen! (Maar dan zit je straks misschien wel onder de verf).
Waarom werkt het? Het zuur uit de azijn en het bicarbonaat van de baking soda vormen koolzuur, een gas. Er wordt zoveel gas gevormd dat het niet in het zakje past. Daardoor blaast het zichzelf op – totdat het ontploft.’
Onze kleinkinderen Fien en Daaf ga ik deze proeven voorleggen. In de komende herfstvakantie. Als de twee naar genoegen en tevredenheid deze proeve van bekwaamheid afgelegd hebben, confronteer ik hen met een aantal andere uitdagingen uit Colafonteinen en spetterende verfbommen. Te weten: ‘Spugende vulkaan’, ‘Storm in een glas water’, ‘Groen geld’, ‘Schuimende sneeuw’, ‘Het ei in de fles’ en ‘Wandelend water’. Ik ben benieuwd en u hoort daar nog van. Overigens: ik vind het klasse dat bij elke van de 48 experimenten het ‘waarom’ uit de doeken gedaan wordt
Een aanstekelijk beschreven route langs het vliedende water door ons land en net daarbuiten heb ik voor u, die u niet alleen onderweg de weg wijst maar die u ook gidst voor en na de tocht. Het gaat om het 120 bladzijden tellende, doorlopende kleurrijk geïllustreerde Fietsen langs de Maas van Ad Snelderwaard en van uitgeverij Elmar met de ondertitels ‘500 kilometer – van Luik naar Hoek van Holland – met uitneembare kaarten’. U wordt uitgenodigd anno 2016 in de sporen van Snelderwaard te peddelen. In vroeger jaren deed zich in huize Kaptein het festijn van de fietstocht voor. Met de drie zoons ieder afzonderlijk koerste seizoenenlang ik door de Benelux en Frankrijk waarbij de stopplaatsen gevormd werden door de route die wij van tevoren bepaald hadden. Zo reed ik met zoon Muel naar Verdun en deden dat via Leuven, Rochefort, Arlon, Malmedy, Margraten en Groesbeek. Zo koerste ik met zoon Time om het IJsselmeer en overnachtten wij in Muiden, Volendam, Enkhuizen, Makkum, Urk en Harderwijk. Met zoon Briam fietste ik diagonaal door het land, van Delfzijl via Diever, Elburg, Woudenberg, Schoonhoven, Ouddorp naar Cadzand. Ik geef deze drie routes maar ik had u ook kunnen vermoeien met de tochten langs de kustlijn, de grenslijn en de breedste middenlijn. Waarom deze routes wij vooraf planden? Vanwege de voorpret, de onvermoede sightseeings, de historische momenten en het genot achteraf. Dat laatste omdat het toch leuk klinkt: wij fietsten niet zomaar, wij fietsten met een bepaald oogmerk.
Van de tochten met de zoons heb ik geen reisjournaal gemaakt. Wel staan in mijn jaaragenda’s de halteplaatsen en de afgelegde kilometers genoteerd. Met als topper de weg van Papendrecht naar Dalfsen: over de 150 kilometer met onderweg een lekke achterband. Onze voorman Ad Snelderwaard maakte wel notities onderweg langs de Maas van Luik naar Hoek van Holland en geeft die aan ons heel inspirerend en onderhoudend door en maakte daarbij ook nog heel wat excursies door de contreien van deze rivier. In acht routes legde Snelderwaard de weg van Luik naar de Hoek af: zijn halteplaatsen waren respectievelijk Maastricht, Stevensweert, Blerick, Gennep, Ooijen, Woudrichem en Barendrecht. Wat Ad te melden heeft over de acht routes doet hij heel toegankelijk, met kennis van zaken en informatief.
Zo geeft hij ook de adressen van hotels, pensions, bed &breakfast en campings die als label hebben dat die niet al te duur zijn. En dan zijn er natuurlijk de 1: 100.000 kaarten, die niet alleen de beschreven fietsroute etaleren maar ook de routevariant en de afstand vanaf Luik. ‘Fietsen langs de Maas’ is voor mij niet alleen een feest van herkenning maar ook een eyeopener. In Zuid-Limburg doet Snelderwaard o.a. Stein, Susteren, Maasbracht, Swalmen, Velden, Arcen, Wellerlooi, Afferden en Gennep aan en zijn panorama’s op de contreien ervan zijn verheven en verheffend. Ook zijn dat diens woorden over de oorden in mijn eigen regio als de contreien om Woudrichem, Sleeuwijk, Eiland van Dordrecht, ’s Gravendeel en Puttershoek. De variant van tocht 7 loopt overigens door mijn eigen stek Papendrecht.
Om de degelijkheid, de betrouwbaarheid, de rijkheid van Fietsen langs de Maas te illustreren geef ik u de tekst onder kopje ‘Kinderdijk’ uit route 7. ‘Bij Kinderdijk, op het laagste punt van de Alblasserwaard, vindt al sinds 1366 de afwatering op de Lek plaats. Maar liefst 19 molens staan aan weerszijden van het fietspad. Ze bemaalden de Nederwaard en de Overwaard, samen de Alblasserwaard, een gebied van bijna 25.000 hectare. Alle molens zijn tussen 1738 en 1740 gebouwd en tot 1950 waren ze volop in bedrijf. Er waren zoveel molens nodig omdat het grote hoogteverschil tussen de waard en de rivier trapsgewijs moest worden overbrugd: eerst van de lage naar de hoge boezem en daarna pas in de Lek. De molens van Kinderdijk staan sinds 1997 op de ‘Werelderfgoedlijst’ van de UNESCO. Je ziet hier de hele geschiedenis van het waterbeheer sinds de middeleeuwen. Eén van de stoomgemalen die in 1868 werden gebouwd om de capaciteit te vergroten staat er nog en je ziet ook de moderne gemalen die nu het werk doen.
Het Gemeenlandshuis aan de Lek, een gebouw uit 1644, is een bestuurlijk monument. Hier vergaderderde het bestuur van het waterschap, dat de waterhuishouding regelde.’ Met mijn eega peddel ik langs Merwede, Noord en Lek. Op de elektrische fiets trap ik als het even kan op de paden langs de rivieren naar de molens op Kinderdijk. Natuurlijk kende ik de ins en outs van de molens aldaar, maar hoe Ad Snelderwaard die bondig uit de doeken doet, vind ik van grote klasse.
Tot slot geef ik de woorden van Elmar op de omslag: ‘De Maas ontspringt in het Franse plateau van Langres en wordt, gevoed door diverse zijstroompjes, geleidelijk breder. Met deze gids bij de hand fiets je het gedeelte vanaf Luik, waar de Maas al flink op breedte is, tot de monding bij Hoek van Holland. Of je fi etst hem in omgekeerde richting naar Luik. De route in deze gids is een combinatie van bewegwijzerde routes. Soms fi ets je pal langs de Maas, maar vaak ook een stukje er vanaf door een landschap dat door de Maas is gevormd. Onderweg zie je veel water, maar ook een keur van aantrekkelijke landschappen. Tot Maastricht en ook verderop in Zuid-Limburg is het landschap echt heuvelachtig, daarna zwak glooiend. Voorbij Limburg slingert de rivier door laagland. Het open landschap wordt afgewisseld door stadjes en steden die hier soms al in de Romeinse tijd zijn ontstaan door de handel die grotendeels via het water plaatsvond. Deze stadjes zijn vaak ook vestingsteden en ze zijn boordevol eeuwenoude monumenten. In deze gids vind je tien grote, gedetailleerde kaarten die je de route met zijn wijde omgeving laten zien. De leukste en interessantste dingen die langs de route te zien zijn worden beschreven en je vindt praktische informatie over onder andere overnachtingsmogelijkheden en horeca op het platteland. Ook vind je horecatips en tips om je trip nog leuker te maken door af en toe mooie, leuke of interessante dingen buiten de route te bekijken.’
Fietsen langs de Maas: een droom die werkelijkheid kan worden!
Een kostbaar kleinood heb ik voor u dat een boeiend, bijster, belangrijk, breed bericht bevat van een burgemeester die ook bekend staat vanwege zijn liefde voor Arabische dichtkunst. Het gaat om het 64 bladzijden tellende, authentiek geïllustreerde essay Droom & daad van Ahmed Aboutaleb en van de uitgever Stichting CPNB. De huidige eerste man van de Coolsingel in Rotterdam schreef deze beschouwende tekst waarin hij zijn persoonlijke visie geeft op hedendaagse verschijnselen, problemen en ontwikkelingen. Ik haast mij u te zeggen dat het begrip essay ons niet moet schrikken want Aboutaleb verstaat de kunst op toegankelijke en tintelende wijze een tekst aan te reiken, en dat in het kader van de Maand van Geschiedenis die nu loopt. U verstaat mij als ik zeg dat ik bij het tot mij nemen van de titel, ik de deels de versregel van Willem Elsschot uit diens Het huwelijk in mij voelde opkomen: want ‘‘… want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren…’. Met dit verschil tussen de in het gedicht opgeroepen echtgenoot van Elsschot zijn vrouw om zeep wil brengen en daar toch van af moet zien en het gezegde door Aboutaleb dat hij een ideaal verwezenlijkt wil zien: het verwezenlijken van een ideaal. In zijn geval: het zoeken naar de marsroute naar een wij-samenleving, waarin niet het individu op eigen houtje de problemen in de maatschappij tracht op te lossen, maar dat eendrachtig doet met de ander. Dus van ‘ik’ naar ‘wij’. Aboutaleb – hij is sinds 1976 onder en met ons – traceert in zijn Droom & daad bijzondere deugden in zijn bericht uit de Tweede Wereldoorlog, dat als locatie de Breepleinkerk in Rotterdam heeft en als heldhaftige personen koster Jacobus de Mars, zijn echtgenote Annigje de Mars-Ouwens, dominee Brillenburg Wurth en diens vrouw, oogarts dr. Leo Lashley en verpleegster Riek Dekkers kent. Deze mensen gingen voor de daad zes Joodse burgers jarenlang verborgen te houden op de orgelzolder van de kerk. Onder hen was de jonge Rebecca Andriesse wier verhaal in het bijzonder Aboutaleb wil vertellen.
Het meisje en haar vijf medeonderduikers overleefden de ramspoed van de jaren 40-45. Dat was volgends Aboutaleb te danken aan de deugden tegen de stroom in durven gaan, moed en koelbloedigheid, respect voor verschillen, onderling vertrouwen, discipline, hoop en geduld. tolerantie en blijven dromen. Op inspiratie van Aristoteles, Erasmus, Bayle, Mandeville en Locke vult hij aan met de ‘kardinale deugden’ wijsheid, rechtvaardigheid, moed en nieuwsgierigheid.
In vroeger jaren bezochten broer Jan en ik met onze vader orgelconcerten die Feike Asma gaf in de huidige PKN Breepleinkerk in het zuiden van Rotterdam. De sacrale ruimte bezochten mijn echtgenote en ik ook om concerten van het koor Deo Cantemus bij te wonen. Wij konden toen niet bevroeden dat daar boven naast de orgelpijpen Joodse families in de tochtige en donkere zolder zich verborgen wisten te houden voor de nazi’s. Dankzij de daad die medeburgers bij het woord voegden. Ik raad u aan het verhaal over de orgelzolder van Aboutaleb tot u te nemen. Later kunnen wij onze leeservaringen met elkaar uitwisselen. Nu geef ik het woord aan de CPNB op de site en citeer ik de burgemeester met een fragment uit zijn eerste chapiter ‘Dromen’ en het stuk waarin hij rept over de onthulling van het Joods Kindermonument in 2013 ter nagedachtenis van de 686 Rotterdamse Joodse kinderen tussen de nul en twaalf jaar die in de jaren 1942-1943 vanuit Rotterdam zijn weggevoerd en vermoord.
De site: ‘Het essay voor de 12de Maand van de Geschiedenis wordt geschreven door Ahmed Aboutaleb, burgemeester van Rotterdam. Het krijgt de titel Droom & daad, bijna gelijk aan het thema van de Maand van de Geschiedenis: Tussen Droom & Daad. In het essay onderzoekt Aboutaleb de wegen naar een wij-samenleving. Zijn stelling is dat we veel kunnen leren van zowel de dromers als de doeners. Mensen met moed, doorzettingsvermogen en opofferingsgezindheid. De boodschap van Aboutaleb is: we kunnen elkaar helpen de weg te vinden, want de weg van dromen naar daad is de weg van ‘ik’ naar ‘wij’. Van de ‘ik’ die vaak machteloos is tegen de grote problemen, naar de ‘wij’ die veel wegen opent. Het essay wordt door de CPNB uitgegeven en is tijdens de Maand van de Geschiedenis, jaarlijks in oktober, in de boekhandel te koop voor € 2,95.’
Aboutaleb: ‘Dit jaar, 2015, staat in Nederland in het teken van 70 jaar leven in vrijheid. De vijf oorlogsjaren hebben grote invloed gehad op de levens van velen. En zeker in Rotterdam. In mijn functie als burgemeester van deze stad ontmoette ik vele mensen die nog levendige herinneringen hebben aan de oorlogsjaren. En nog steeds ontmoet ik ze regelmatig. Mensen die vertellen over het bombardement op de stad, over de toenemende repressie, over de 6318 joodse Rotterdammers die zijn weggevoerd en nooit meer terugkwamen, over de grote razzia van Rotterdam in 1944 en over de Hongerwinter. Schrijnende verhalen over een verschrikkelijke tijd. Toch bevatten die verhalen veel waardevols voor de vraagstukken van nu. Eén van die verhalen is de spil voor mijn betoog over droom en daad. Het is een verhaal dat iets vertelt over het belang van dromen en vooral over de manier waarop we onze dromen stap voor stap dichterbij kunnen brengen. Stap voor stap, want elke dag bouwen we verder aan onze dromen. En elke dag zijn er aangrijpingspunten om onze dromen te realiseren. Het is het verhaal van Rebecca Andriesse. Zij zat, samen met vijf lotgenoten, 34 maanden ondergedoken op een kleine zolder achter het orgel van de Breepleinkerk. Ik hoorde haar verhaal in het najaar van 2011, tijdens een reünie van de kerk. Het greep me aan en ik beloofde dat ik haar verhaal zou doorvertellen. Ze kan het niet meer zelf, want ze is in 2012 overleden.’
Aboutaleb: ‘Daarin staat ook het verhaal van Marianne Reens, één van de vele kinderen die het niet overleefden. Ze woonde in Rotterdam in Hillegersberg aan de Straatweg op nummer 68a. Haar vader had daar een bloemenwinkel met de naam ‘Alpina’. Boven de winkel woonde zij met haar vader en moeder en haar jongere zusje Hetty. Deze foto werd gemaakt op school. Op haar tafeltje ligt een ouderwets leesplankje: aap, noot, mies, enzovoort. Bij het leesplankje hoorde ook een blikje met losse letters. Marianne heeft er een letter uitgepakt en kijkt nog even naar de fotograaf, vóór ze de letter op het leesplankje legt. Op een morgen kwam de meester ernstig kijkend de klas in. Iedereen was direct stil. Wat was er gebeurd? Een paar keer keek de meester naar de lege plek en vertelde dat Marianne, samen met Hetty en haar ouders, uit huis gehaald was. Ze werden met nog meer mensen uit Hillegersberg naar Loods 24 gebracht op Rotterdam-Zuid, Daar werden alle joodse Rottendammers verzameld en op de trein gezet naar Westerbork en nog weer later door naar Auschwitz. In het boek ‘Kaddisj’ zijn de namen te lezen van alle Rotterdamse joodse mensen die in de oorlog zijn vermoord. Daarin staat vermeld dat de zusjes vergast werden op Mariannes verjaardag, 9 november 1942. Marianne was toen acht jaar oud. Over Mariannes foto schreef Andries van der Wal het volgende gedicht:
SCHOOLFOTOGRAAF
je wist waar de letter liggen moest
maar ik wilde dat je wachtte
eerst de foto
kun je lachen?
het leesplankje op de bank
het doosje met de letters
een stukje woord in je hand
ik keek door de lens
zag een bandje in je haar
een ringetje om je vinger
een kettinkje dat zich
raden liet
ik huiverde
toen de afdruk zich ontwikkelde
zo kwetsbaar eerlijk
zo huiveringwekkend jong
nu ik meer weet
ik had voor je moeten gaan staan
klappen opvangen
je weghouden
voor wat ze van plan waren
je bent mijn beste foto ooit
alles waar het waard voor is
om te leven
om te sterven ook
hardnekkig schrijnt het zwart-wit
in kleur draag ik je in mijn hart
Een naar vorm schitterende en naar inhoud meeslepende bundel heb ik voor u, die een hommage is aan een grande dame uit het land der letteren. Het gaat om het 310 bladzijden tellende Na de sterren van Marga Minco en van uitgeverij Van Oorschot. Op de wikkel om de harde cover staat ‘Marga Minco kiest haar beste verhalen’, en ‘Ontdek of herontdekt het werk van Marga Minco (1920) in 22 prachtige verhalen en de indrukwekkende roman Een leeg huis. Na de sterren bevat een keuze van de schrijfster zelf uit haar complete werk. Marga Minco is na Simon Carmiggelt en Annie M.G. Schmidt de derde schrijver die wordt ‘gedundrukt door Van Oorschot’. Om met het laatste te beginnen, de collectie Na de sterren, samengesteld door Marga Minco zelf, is op heel dun papier op 65 grams Primapage Ivoire. De insiders onder u zullen nu de notitie maken dat de uitvoering van hoge kwaliteit is. Het eerbetoon aan de auteur die al decennia lang voor mij een ijkpunt in de vaderlandse literatuur is – zij schrijft immers met ingehouden adem heel sober, met schaarse woorden, over thema’s die er echt toedoen – kent dus een prima outfit. Voor mij is de prangende vraag of ik als goedwillende lezer met de selectie van Marga Minco kan leven.
Ik prijs mij gelukkig dat ik als leraar Nederlands havo/atheneum het debuut van Marga Minco met mijn leerlingen kon onthalen. In Rotterdam, Boskoop, Zwijndrecht en Papendrecht las ik klassikaal haar Het bittere kruid uit 1957. Het schrijnende verhaal over het leed de joodse burgers aangedaan kent als ondertitel ‘Een kleine kroniek’, als motto ‘Er rijdt door mijn hoofd een trein vol joden, ik leg het verleden als een wissel om…’ van echtgenoot Bert Voeten en de opdracht ‘Aan de nagedachtenis van mijn ouders Dave en Lotte Bettie en Hans’. Het bittere kruid behandelt de lotgevallen van een Joodse familie onder de Duitse bezetting en met de ondertitel ‘een kleine kroniek’ heeft Minco aan willen geven dat de gebeurtenissen waarover zij schrijft authentiek zijn, op feiten berusten. Dat is ook de reden waarom zij er pas aan begonnen is tien jaar na de bevrijding, toen er bij haar een zekere distantie was ontstaan ten opzichte van de feiten. U kunt het wellicht vatten dat het voorwerk van Het bittere kruid een aanleiding was om dit bericht in de rampspoed van de Tweede Wereldoorlog een plaats te geven. De eersteling van Marga Minco viel zo goed bij mijn leerlingen dat ik tijdens mijn docentschap ander werk van haar de klas voorlegde. Tijdens de lessen en tentamens mocht ik traceren dat verhalen als Het dorp van mijn moeder, Herinneringen aan de seideravond, Het adres, Een leeg huis, De val en De glazen brug met graagte gelezen werden, en met begrip en respect. In mijn leslokaal van scholengemeenschap De Lage Waard in Papendrecht hing aan de muur een prachtig portret van Marga Minco.
De opgave van de inhoud achterin Na de sterren vermeldt dat bij Minco alleen het korte – zes bladzijden op dundruk papier - verhaal ‘Het adres’ in de prijzen is gevallen. Uit mijn persoonlijk archief diepte ik een paper op met de aantekeningen die ik na het klassikaal lezen ervan in de jaren tachtig met de klas maakte. Ik geef die integraal aan u door met het verzoek nadat u ‘Het adres’ in Na de sterren tot u genomen hebt onze leeservaringen hier met elkaar uit te wisselen. Op een later tijdstip gaan wij het hebben over ‘Het lelijke knikkertje werd mooi’ en ‘Namen’ uit Na de sterren. Over ‘Het adres’ van Marga Minco.
‘Fabel: de hoofdpersoon, de ik-figuur, mist in de oorlog bij een bezoek aan het ouderlijk huis enkele voorwerpen. Haar moeder had ze meegegeven aan een oppervlakkige kennis, mevrouw Dorling, Marconistraat 46. ‘Iedere keer als ze hier weggaat neemt ze iets mee naar huis.’ (tafelzilver, antieke borden, grote vazen, enz.). Na de oorlog gaat de ik, een jonge vrouw, terug naar het adres, maar ze wordt niet binnengelaten. De tweede keer gebeurt dit wel door een dochter van de vrouw. Zij herkent dan de voorwerpen. ‘Ergens aan de rand moest een brandgaatje zitten’, en gaat weg. ‘… want de voorwerpen die in je herinnering verbonden zijn met het vertrouwde leven van vroeger, verliezen eensklaps hun waarde wanneer je ze, uit hun verband gerukt, terugziet in een vreemde omgeving.’ Eind van het verhaal: ‘Ik nam mij voor het adres te vergeten. Van alle dingen die ik vergeten moest, zou dát me het gemakkelijkst vallen.’
Sujet: I eerste bezoek II oorlog III vlak na de oorlog IV tweede bezoek. In werkelijkheid: II, III, I, IV. Ruimte; huis mevrouw Dorling, Thema; confrontatie met het verleden, hier de dood door de oorlogshandelingen. Motieven: oorlog, Jodenvervolging, hebzucht, dood. Karakters: wellicht is de ik-figuur een round-character te noemen, mevrouw Dorling (speaking name) een type. Kenmerken hoofdpersoon: a) ondergaat de gebeurtenissen gelaten (wordt niet kwaad bij de deur wijzen), b) probeert geen wroeging aan te kweken (wil vergeten), c) wil zichzelf niet kwellen (loopt snel door een bekende wijk). Mevrouw Dorling: hebzuchtig, gesloten, hard, kortaf. Opvallende zaken: opbouw tekst, flasback, herhaaldelijk weer-zien van de voorwerpen, understatement.
Daar niet elk van mijn volgers lessen Nederlands heeft kunnen volgen geef ik deels weer wat Wikipedia over Marga Minco te melden heeft. ‘Sara Menco (een ambtenaar verwisselde per ongeluk de klinker waardoor Minco ontstond) werd op 31 maart 1920 geboren als derde kind van een orthodox joods gezin. Zij had een vijf jaar oudere broer en een één jaar oudere zuster.
Haar grootouders kwamen uit de Achterhoek. De auteur herinnert zich haar grootvader 'als een soort kamergeleerde, altijd bezig met het bestuderen van oude Hebreeuwse geschriften. Als hij bij ons kwam logeren, moesten we niet vergeten onze gebeden te zeggen voor en na het eten en voor het naar bed gaan.'Op zaterdag mochten de kinderen geen licht aansteken en niet fietsen. Minco's vader was parnas in Breda en ging elke zaterdag met een hoge hoed en zwart pak naar de synagoge, alleen op feestdagen door de rest van het gezin vergezeld. De vrome inslag van de vader is niet overgegaan op Minco: 'De kerkdienst heeft mij nooit kunnen boeien. 'De kinderen voelden de orthodoxe aard van het gezin als een belemmering, omdat ze op zaterdag nergens aan mee mochten doen. Kinderen, aldus de auteur, 'willen nu eenmaal niet in een uitzonderingspositie worden geplaatst. Wij wilden zijn als iedereen.
'Het was aan de liberalere inslag van de moeder te danken dat de vader inzag dat een strikt orthodoxe opvoeding de kinderen zou isoleren van hun omgeving. Gedurende haar opleiding aan de Nutsschool voor Meisjes begon Minco met schrijven. In deze jaren maakte zij kennis met het werk van Couperus, 'wiens ‘Boeken der kleine zielen’ mij voor het eerst het idee gaven wat literatuur kon zijn. Ook las zij J. Slauerhoff, Hendrik Marsman en Martinus Nijhoff. Na schooltijd werkte Minco aan een bundel verhalen, op grond waarvan zij in 1938 werd aangenomen bij de ‘Bredasche Courant’. Daar schreef zij toneel- en filmkritieken, zoals Modern Times van Charlie Chaplin en de films met Fred Astaire. Van het begin af aan vormde de opkomst van het nazisme gespreksstof in het gezin. Een oom van Minco was met een Duitse vrouw getrouwd, wier familieleden al vroeg in concentratiekampen terechtkwamen: 'Wat er met de joden in Duitsland gebeurde, wisten we maar al te goed. 'De dag nadat Nederland capituleerde, werd Minco op last van Duits-gezinde commissarissen ontslagen bij de krant, nog voordat de Duitsers hun anti-joodse maatregelen afkondigen. In het begin van de Tweede Wereldoorlog verbleef zij in Breda, Amersfoort en Amsterdam. Minco kreeg een lichte vorm van tbc en belandde in ziekenhuizen inUtrecht en Amersfoort. In het najaar van 1942 keerde ze terug in Amsterdam en trok zij in bij haar ouders, die door de Duitse bezetters gedwongen waren om in de Jodenbuurt te gaan wonen. Later tijdens de oorlog werden haar ouders, broer en zus gedeporteerd. Minco is de enige overlevende door aan arrestatie te ontsnappen en de rest van de oorlog onder te duiken. Minco kreeg toen ook een nieuwe naam: Marga Faes waarvan ze de voornaam later aanhield. Sinds 1945 was Minco getrouwd met de dichter en vertaler Bert Voeten (1918-1992), die zij in 1938 bij de krant had leren kennen. In de oorlog zat zij bij hem ondergedoken. Na 1945 werkt zij aanvankelijk bij een aantal kranten en tijdschriften. In 1957 brak zij door als schrijfster. Marga Minco en Bert Voeten hebben twee dochters, Betty en de publiciste Jessica Voeten.’
Ons rest voorlopig de vraag; Na de sterren is niet ontleend aan een van de verhalen. Hoe zit dat? De omslag: ‘Al in de titel van dit boek zinspeelt Marga Minco op haar bescheidenheid. Zo meent ze dat zij in de succesvolle reeks ‘Gedundrukt door Van Oorschot’ na de 'sterren' Annie M.G. Schmidt en Simon Carmiggelt komt. Maar de titel duidt natuurlijk op veel meer. Het werk van Marga Minco heeft een kwaliteit die soms aan de Franse Nobelprijswinnaar Patrick Modiano doet denken door de voortdurende aanwezigheid van het ongrijpbare verleden. Ze vangt in haar verhalen en romans de sfeer van de naoorlogse tijd, donker van thematiek, maar licht van toon. Minco behoort tot de belangrijkste verhalenvertellers van ons land. Voor deze bundel koos zij haar beste verhalen en kinderverhalen en de opmerkelijke roman Een leeg huis, die door het geraffineerde gebruik van flashbacks een hoogtepunt vormt in de naoorlogse literatuur. Lezers die Marga Minco vooral kennen van Het bittere kruid krijgen met deze speciale uitgave een goede kijk op haar indringende vertelkracht. Na de sterren van Marga Minco is gebonden ingenaaid, met stofomslag en uiteraard gedundrukt.
Voor mij is Na de sterren een hernieuwde ontmoeting met een groot auteur!
Het vergaat u wellicht net als mij; anderen leiden ons met gepaste regelmaat naar een goed boek toe. Zo laat ik mij vaak inspireren door recensenten van naam en faam uit de wekelijkse bijlage van NRC Handelsblad. Eind september was dat wederom het geval, toen ik de recensie van Bernard Hulsman met de titel ‘Wij zijn allen nazi’s’. Aan de orde waren toen een boek dat ik reeds bij u introduceerde De plunderaars van Anders Rydell en De spiegel van het Westen van Jean-Louis Vullierme en van uitgeverij De Bezige Bij. De ondertitel zette mij op een beter spoor, want: ‘Het nazisme en de westerse beschaving’. De Tweede Wereldoorlog blijft mij op het lijf geschreven. Ik blijf werken over die rampspoed bij u melden. Zo mocht ik het recent met u van gedachten wisselen over Charlotte, Liefdeslied, Ontjoodst door de wetenschap, Na de sterren, Dineren met dictators, Droom & daad, De kinderen van Spiegelgrund en Duitsland.
Steeds was in die werken met name het leed de Joden van Europa aangedaan het trieste thema. U begrijpt dat met de ondertitel ‘Het nazisme en de westerse beschaving’ mijn interesse gewekt was en dus gaat De spiegel van het Westen mee in de komende oktoberweek, die de herfstvakantie uitmaakt. Om ook u op het idee van dit wederom verontrustende boek te brengen geef ik u de tekst van uitgeverij De Bezige Bij op de wikkel om de harde cover en die van Hulsman waar hij het in zijn recensie van de twee werken het expliciet over de studie van Vullierme heeft. Na de vrije dagen wisselen wij hier onze leeservaringen uit, o.a. met de optie of wij kunnen leven met de intro in NRC Handelsblad: ‘Zonder de uitroeiing van de Joden was het nazisme een relatief gewone stroming in de westerse beschaving betoogt de Franse rechtsfilosoof Vullierme. Hij vergist zich: kunst en cultuur maakten het Derde Rijk uniek.’
De uitgever: ‘Vaak worden het wraakzuchtige verdrag van Versailles en de racistische blut und boden-theorie als hoofdoorzaken van de opkomst van het nazisme genoemd. In De spiegel van het Westen laat de Franse politiek filosoof Jean-Louis Vullierme zien dat dat beeld tekortschiet. Hij toont aan dat de ideologen van het Derde Rijk sterk geïnspireerd waren door enkele dominante denktradities in de westerse cultuur. Vullierme verdiept zich in ‘Mein Kampf’, Hitlers speeches, de dagboeken van Goebbels en vele andere geschriften, brieven en getuigenissen. Hij laat zien dat deze in hoge mate beïnvloed zijn door het sociaaldarwinisme, het wetenschappelijk materialisme en het Amerikaanse antisemitisme (van mensen als Henry Ford en Charles Lindbergh). Met zijn boek levert Vullierme een prikkelende bijdrage aan de discussie over de vraag naar de oorsprong van het nationaalsocialistische gedachtegoed. Hij maakt duidelijk dat het nazisme niet breekt met, maar mede voortkomt uit het westerse denken.’
Hulsman: ‘Volgens de Franse rechtsfilosoof Jean-Louis Vullierme was het nationaal-socialisme zelfs eerder een samenvatting van dan een reactie op de moderne westerse cultuur van het begin van de 20ste eeuw. ‘In wezen was Hitler modernistisch’, schrijft hij in de inleiding tot De spiegel van het westen. Het nazisme en de westerse beschaving’. Hitler en andere nazi-ideologen als Alfred Rosenberg waren geen originele denkers. Bijna al hun ideeën en opvattingen waren in het Westen gemeengoed in de eerste decennia van de 20ste eeuw, zet Vullierme met veel omhaal van grote woorden uiteen in het eerste deel van zijn studie over de nationaal-socialistische ideeën.
Het enige nieuwe element van het nationaal-socialisme was de fabriekmatige vernietiging van de joden. Het is Vulliermes grote verdienste dat hij het gedachtegoed van Hitler, Himmler en andere nazi-kopstukken serieus neemt en uitvoerig analyseert. Veelvuldig citeert hij uit Hitlers ‘Mein Kampf’ (1925), een boek dat in Nederland nog altijd officieel verboden is, en uit talrijke redevoeringen om te laten zien waar de nationaal-socialisten hun ideeën vandaan hadden. Opvallend vaak kwamen die uit Amerika. Zo had Hitler veel van zijn antisemitische opvattingen ontleend aan de publicaties van de Amerikaanse autofabrikant Henry Ford. Al in 1920 had Ford in ‘The International Jew’ uiteengezet dat de joden uit waren op de wereldmacht. Niet één woord over de joden in ‘Mein Kampf’ is in tegenspraak met de beweringen van Hitlers grote held Ford, de enige van wie hij in zijn werkkamer een portret had hangen, constateert Vullierme. Hitlers opvatting dat Duitsland ‘Lebensraum’ nodig had in Oost-Europa waar de Slavische bevolking plaats moest maken voor Duitse kolonisten, had volgens Vullierme ook een voorganger in Amerika. Daar had de kolonisering van het westen, waar blanke immigranten de plaats innamen van de indianen die werden vermoord of in reservaten ondergebracht, het model geleverd voor de uitbreiding van de Derde Rijk in oostelijke richting. Zo bestond elk element van het nationaal-socialisme, van sociaal-darwinisme tot populisme en van messianisme tot racisme, al in de westerse cultuur en was vaak zelfs ‘overheersend’.
‘Zonder de uitroeiingen was het nazisme een relatief gewone stroming in de westerse beschaving geweest’, concludeert Vullierme dan ook in Deel 1. In het veel kortere tweede deel draaft Vullierme door. In een warrig betoog laat hij lezen dat veel van de elementen van het nazisme nog altijd bestaan, niet alleen in het Westen maar wereldwijd. Hij zegt het niet met zoveel woorden, maar de conclusie van ‘Ontsnappen aan de ideologie van de uitroeiing', zoals hij deel 2 van De Spiegel van het westen heeft genoemd, is onvermijdelijk: ‘we’ – Vullierme gebruikt voortdurend de eerste persoon meervoud – zijn eigenlijk nog altijd nazi’s. Vooral in het ‘antagonisme’, zoals hij de bestrijding van een al dan niet denkbeeldige vijand noemt, ziet hij een continuering van het nazisme. Dit is in de huidige wereld zelfs ‘gepolariseerd’, stelt hij vast, waarna hij laat zien dat vrijwel alle elementen van het nazisme ruimschoots aanwezig zijn in het huidige Israël. Vullierme, die overigens zelf van joodse afkomst is, is niet het soort analyticus dat het laat bij een vaststelling. Hij levert ook een ‘handvest’ voor de bestrijding van het antagonisme. ‘Je zult geen mensbeeld scheppen naar je eigen beeld’, is het eerste, raadselachtige gebod van zijn handvest dat zich verder laat samenvatten tot: ‘Verbeter de wereld en begin bij jezelf’.
Cultuur als hart. In zijn analyse van het nationaal-socialisme laat Vullierme één aspect van het nationaal-socialisme buiten beschouwing, dat het juist wél bijzonder maakte: de buitengewone belangstelling van de nazi-leiders voor kunst en cultuur. Niet alleen Hitler, maar ook de opperbevelhebber van de Luftwaffe Hermann Göring, SS-leider Heinrich Himmler en Joseph Goebbels waren verwoede kunstverzamelaars. In minder dan tien jaar tijd roofden ze in half Europa 100.000 tot 200.000 kunstwerken bijeen.