27-12-2017

DE GESCHIEDENIS VAN DE JODEN 2

Onderhoudend en boeiend naar inhoud, prachtig en toegankelijk naar vorm is dit magistrale en meesterlijk boek. Ook up to date is het omdat het leed de joodse burgers aangedaan nog steeds aan de orde van de dag is. Het toch sprankelende, in historie gedempte werk verhaalt de door velen gewenste ondergang van een volk dat immer de power vond uit de verdrukking op te staan en te leven en te imponeren. Ik heb het over de 936 bladzijden tellende, met fotokaternen verluchte hardcover De geschiedenis van de Joden van Simon Schama en Atlas Contact met de ondertitel ‘Deel 2: Erbij horen 1492 – 1900’. Als het om de aanpak van de stof gaat, verwijs ik bij mijn eerste introductie naar hetgeen wij hier een paar jaar terug met elkaar uitwisselden over deel 1 ‘De geschiedenis van de Joden: De woorden vinden, 1000 v. C. -1492’. Daar ik nu het taaltalent van Simon Schama, met geboortejaar 1945, wil illustreren door de eerste bladzijden van het chapiter ‘Zou het nu kunnen zijn?’ aan te reiken, volsta ik nu met de tekst van de uitgever op de site. Dit grandioze boek over een geweldige geschiedenis zal de komende weken als een licht aan het plafond schitteren.

Atlas Contact: ‘In het tweede deel van De geschiedenis van de Joden richt Simon Schama zich op de periode van 1492 tot 1900. In 2013 verscheen het eerste deel (van drie), dat overal ter wereld lovend werd ontvangen. Met zijn karakteristieke flair en gevoel voor detail neemt hij je mee in de geschiedenis. Hij vertelt de verhalen van rabbijnen en filosofen, maar ook van degenen die zelden een plek krijgen toebedeeld in de geschiedschrijving: een dichteres in het getto van Venetië, een bokser in georgiaans Engeland, een bijbelverkoper in Amsterdam, een dovenleraar in achttiende-eeuws Frankrijk en een operacomponist in negentiende-eeuws Duitsland. De geschiedenis ontvouwt zich van India tot Galilea, van Virginia tot Istanboel.
In de handen van meesterverteller Schama is de geschiedenis van de Joden een verhaal over de hele mensheid. 'Prachtig vertelde geschiedenis van de Joden aan de hand van verhalen van gewone mensen.' - Trouw 'Schama smeedt feiten uit voorbije eeuwen aaneen tot één adembenemend verhaal waarin hij laat zien dat Joden van beslissende invloed op de wereld zijn geweest.' - Het Parool 'Een grootse prestatie.' - The Guardian 'Magistraal.' - Financial Times’’

Simon Schama: ‘David - Ooit was er, ergens tussen Afrika en Hindoestan, een rivier die zo Joods was dat ze de sabbat hield. Volgens de negende-eeuwse reiziger Eldad de Daniet stuwde de Sambation zes dagen per week zware ladingen rotsen door haar zanderige bedding. Op de zevende dag hield ze rust, net als de Schepper bij het maken van het universum. Sommige schrijvers meldden dat de Sambation plotseling opdroogde. Anderen beweerden bij hoog en bij laag dat er geen water in de rivier stroomde: een bewegend stenen pad, keien die over elkaar heen vielen en met zo’n kracht tegen elkaar aan schuurden dat het geluid ervan, een diep gerommel ‘als een storm op zee’, van mijlenver te horen was. Niets kon het excentrieke gedrag van de Sambation laten ophouden, behalve haar eigen onnatuurlijke wetten. Er werd verteld dat je het mysterie in al zijn kracht kon zien als je een zakje van het zand in een zandloper goot. Na zonsondergang en het uitgaan van de sabbat begonnen de witte zandkorreltjes, die de hele dag bewegingsloos hadden gelegen, te trillen en tegen de wanden van de fles te spatten alsof ze vertwijfeld probeerden terug te keren naar de moederstroom. Als een onversaagde reiziger de sabbat zou gebruiken om de stenige bedding over te steken, dan zou hem dat niet lukken, zo waarschuwde Eldad, want ‘zodra de sabbat ingaat, wordt de rivier op de andere oever omgeven door een vuur, waarvan de vlammen niet doven tot de volgende avond, als de sabbat uitgaat. Niemand kan de rivier bereiken, want alles binnen een straal van een halve mijl wordt door het vuur verteerd.’

In 1480 werden Eldads Brieven in Mantua uitgegeven, waarmee een van de eerste gedrukte Hebreeuwse teksten ging over een reis naar de verbeelding. Maar de grenzen van de wereld schoven op met iedere karveel die langs de Afrikaanse kusten voer en vandaar in noordoostelijke richting, naar India. De meest fantastische dingen zouden zomaar waar kunnen zijn. Er was nog een reden waarom men vurig hoopte dat een van de ontdekkingsreizigers de Sambation zou vinden. Aan de overkant woonden naar verluid vier van de verloren stammen van Israël: de mensen die weggevoerd waren bij de verovering door de Assyriërs in de achtste eeuw v.C. Het enige wat bekend was over de plek van hun uiteindelijke ballingschap was dat die ergens ver weg in het oosten was, aangezien de Assyriërs over een enorm rijk hadden geregeerd, dat zich uitstrekte van de kust van Jemen tot aan de Kaspische Zee. Als je de Sambation vond, zou je de Israëlieten vinden, perfect bewaard in ballingschap als insecten in barnsteen. Alles aan hen was wonderbaarlijk. Ze reden rond op olifanten in een gebied zonder verderfelijke beesten. ‘Er is daar niets onreins […] Geen wilde beesten, geen vliegen, geen vlooien, geen luizen, geen vossen, geen schorpioenen, geen slangen, geen honden […]’ Ze woonden in prachtige woontorens; verfden hun kleding rood; hadden geen bedienden maar bewerkten zelf de vruchtbare grond. Er waren oneindige hoeveelheden granaatappels om te oogsten; rijpe vijgen, zoet als honing, vielen uit de bomen. Hun land was een koosjer Luilekkerland.

Zelfs wie vermoedde dat Eldads verhaal letterlijk en figuurlijk vergezocht was, wilde toch meer weten, omdat de ontdekking van de rivier en die verloren Israëlieten aan de overkant het begin kon zijn van dat waar iedere Jood naar verlangde. De traditie wilde dat de verschijning van de prins-bevrijder uit het huis van David, de ware messias, de Verlosser van Jeruzalem, de Herbouwer van de Tempel, zou worden ingeluid door de ontdekking van de verloren stammen van Israël, met in de voorhoede de stam van Ruben. Toen Constantinopel in 1453 door de Turken werd veroverd, ging het gerucht dat de Sambation was opgehouden met stromen en dat de verloren stammen zich opmaakten om terug te keren naar de wereld, als ze dat niet al hadden gedaan. Rabbi Obadja van Bertinoro, verre van achterlijk, die in 1487 in Jeruzalem verbleef, deed zorgvuldig navraag bij vrijge- maakte slaven of ze iets wisten over de Sambation en de volken die aan de overkant ervan leefden. ‘De Joden van Aden’, schreef hij aan zijn broer, ‘verhalen hierover met een zekerheid alsof het alom bekend is en niemand hun beweringen ooit in twijfel heeft getrokken.’ Het eerste wetenschappelijke Hebreeuwse boek over geografie, Abraham Farissols ‘Igeret orchot olam (Bundel over de wegen van de wereld)’ heeft een uitgebreid hoofdstuk over de locatie van de rivier, die hij ergens in Azië plaatst.

Niet alleen de Joden raakten volledig in de ban van de mogelijke hereniging met de verloren stammen van Israël, maar ook de christenen. Zij hadden zowel strategische als apocalyptische drijfveren om te willen dat het verhaal van de Sambation en de stammen waar was, en die kwamen samen in een Hebreeuws moment. Als de Israëlieten ergens voorbíj de grenzen van de islamitische wereld woonden – of dat nu in Afrika of Azië was – en het was mogelijk om contact met hen te leggen, dan zouden ze de Turken in de rug kunnen aanvallen. De koning van Portugal had al Joden uitgestuurd om het rijk van Pape Jan te vinden, van wie werd gezegd dat hij een machtige christelijke koning was in die verre contreien in de buurt van de verloren stammen. Een heilige alliantie leek binnen bereik te komen. De Laatste Dagen zouden bespoedigd kunnen: men zou kunnen meevechten in de reeds lang voorspelde strijd tussen die titanen-vijanden Gog en Magog. Schedels zouden worden gespleten; hosanna’s zouden weerklinken; de aarde zou schuimen van bloed. Door God benoemde strijders, prachtig uitgedost, hun speren glanzend, zouden uitrukken om de legioenen van de antichrist te bestrijden. En na hun overwinning zou er een christelijke gouden tijd aanbreken. Voorgegaan door de verloren Israëlieten zou de rest van de Joden eindelijk zijn fout inzien en zich massaal naar het doopvont begeven. Christus zou weerkeren, stralend van goddelijke majesteit. Aan God zij de glorie. Maar toen vervoegde zich in Venetië, rond het feest van Chanoeka in 1523, een donker mannetje, zijn magere lichaam strak van de gewoonte om te vasten, dat verklaarde dat hij David was, ‘de zoon van koning Salomo en de broer van koning Josef’, heerser over de stammen Ruben, Gad en de helft van Menasse. Nadat hij enige jaren later deze ambassadeur uit de contreien van de verloren stammen had ontmoet, beschreef de bereisde en geleerde geograaf Giambattista Ramusio – die hem authentiek achtte – David als ‘bijzonder mager en klein, zoals de Joden van Pape Jan’. De Rubeniet zelf moedigde het aan dat men dacht dat hij inderdaad afkomstig was uit die gezochte contreien waar zwarte Joden en christenen in naast elkaar gelegen gebieden woonden en elkaar bestreden. De ‘ambassadeur’ beweerde dat andere verloren stammen – die van Simeon en Benjamin – langs de Sambation woonden, terwijl zijn eigen koninkrijk in de nabijgelegen wildernis van Habor lag. En nog verder weg woonde de rest van Israëls verloren volk. Kon deze Joodse David de langverwachte boodschapper zijn, die met zijn magere gestalte het nieuws kwam brengen dat Joden en christenen even graag wilden horen?’
 

DE GESCHIEDENIS VAN DE JODEN 2

DE BEDRIEGER

Ik voer u een roman in die van meet af aan fascineert door de verteltrant. Daarbij komt dat in dezelfde stijl een intrigerend probleem aan de kaak gesteld wordt. Ik reik u met het oog op de lopende of komende vrije dagen het begin van het doorlopend in literaire stijl gevatte verhaal, maar om ‘in the mood’ te komen is hier eerst de tekst van de uitgever op de wikkel. Het gaat om de 478 bladzijden tellende hardcover De bedrieger van Spanjaard Javier Cercas en uitgeverij De Geus. In de eerste week van januari wisselen wij hier onze leeservaringen met elkaar uit. Nu al wil ik echter aan u afgeven dat De bedrieger niet alleen fascineert door de vorm maar ook door de inhoud. De Tachtigers zeiden het al: vorm en inhoud zijn één!

De Geus: ‘Hoofdpersonage Enric Marco is een van de weinige overlevenden van de Duitse deportatiekampen. Als woordvoerder van de Spaanse overlevenden wordt hij alom gevierd als held. Tot hij in 2005 door een historicus ontmaskerd wordt: deze man is geen moedige antifascist, hij heeft zijn geschiedenis na de oorlog volledig bij elkaar verzonnen. Javier Cercas besluit het verleden te onderzoeken en met Marco in gesprek te gaan. Hij wordt heen en weer geslingerd tussen afschuw en medelijden door Marco's vermogen tot zelfbedrog en zijn dorst naar liefde. Wat heeft hem ertoe gedreven zijn persoonlijke legende te creëren? Kan hij de verschrikkingen van het echte leven wel aan?’

Javier Cercas: ‘De rokken van de ui - Ik wilde dit boek niet schrijven. Ik wist niet precies waarom ik het niet wilde, of ik wist het wel en wilde het niet erkennen of durfde het niet te erkennen, of toch niet helemaal. In ieder geval heb ik me ruim zeven jaar lang tegen het schrijven van dit boek verzet. In die tijd schreef ik twee andere boeken, maar ik bleef steeds aan dit ene boek denken. Omgekeerd: op mijn manier schreef ik, terwijl ik die twee boeken schreef, ook dit boek. Of misschien was het wel zo dat dit boek op zijn manier mij schreef.  De eerste alinea's van een boek zijn altijd de laatste die ik schrijf. Dit boek is af. Deze alinea is de laatste die ik schrijf. En omdat het de laatste is, weet ik nu waarom ik dit boek niet wilde schrijven. Ik wilde het niet schrijven omdat ik bang was. Dat wist ik al vanaf het begin, maar ik wilde het niet erkennen, of durfde het niet te erkennen, of toch niet helemaal. Het enige wat ik nu weet is dat mijn angst gerechtvaardigd was. Ik leerde Enric Marco in juni 2009 kennen, vier jaar nadat hij was veranderd in de grote bedrieger, de grote boosdoener. Velen zullen zich zijn geschiedenis nog herinneren. Marco was een Barcelonees van in de tachtig die bijna drie decennia lang net had gedaan of hij een overlevende was van de naziconcentratiekampen en naar Hitler-Duitsland was gedeporteerd. Die drie jaar voorzitter was geweest van de Amical de Mauthausen, de grote Spaanse vereniging van overlevenden van de Holocaust. Die honderden lezingen en tientallen interviews had gegeven. Die belangrijke officiële onderscheidingen had gekregen en in het Spaanse parlement namens honderden van zijn zogenaamde lotgenoten het woord had gevoerd. Tot begin mei 2005, toen werd ontdekt dat hij nooit gedeporteerd was geweest en nooit in een nazikamp had gezeten.
Die ontdekking werd gedaan door een onbekende historicus, Benito Bermejo, kort voor de zestigste verjaardag van de bevrijding van de naziconcentratiekampen, die gevierd zou worden met een ceremoniële herdenking in het voormalige Kamp Mauthausen, waar voor het eerst een Spaanse minister-president bij aanwezig zou zijn en waarin Marco een vooraanstaande rol zou spelen, als hij die niet op het laatste moment had moeten opgeven omdat zijn bedrog aan het licht gekomen was.

Toen ik Marco leerde kennen was net mijn tiende boek, Anatomie van een moment, uitgekomen en het ging niet zo lekker met me. Ik wist zelf niet waarom: met mijn gezin ging het goed, zo te zien, en het boek was een succes. Weliswaar was mijn vader gestorven, maar dat was alweer bijna een jaar geleden, dus ik had tijd genoeg gehad om zijn dood te verwerken. Hoe weet ik niet, maar op een dag kwam ik tot de slotsom dat mijn malheur te wijten was aan mijn laatste boek. Niet omdat het me fysiek en mentaal had uitgeput (of dat niet alleen), maar ook (of vooral) omdat het een raar boek was, een vreemd soort roman zonder fictie, een door en door waargebeurd verhaal, gespeend van ook maar een greintje verzinsel of fantasie dat lichtheid in de zaak had kunnen brengen. Ik dacht dat dát het was wat me gevloerd had. Op alle uren van de dag hield ik mezelf voor, als een soort mantra: 'Realiteit is de dood, fictie doet leven.' Intussen voerde ik een verloren strijd tegen mijn angstgevoelens en paniekaanvallen. Ik viel huilend in slaap en werd huilend wakker, en overdag vermeed ik gezelschap, om te kunnen huilen.

Ik besloot een nieuw boek te schrijven, dat was de oplossing. Ik had ideeën zat, maar het probleem was dat de meeste daar van waargebeurde verhalen waren. Van de ideeën die fictie waren sprongen er drie uit. Het eerste was een roman over een filosofieprofessor aan de Universidad Pontificia de Comillas, die tot over zijn oren verliefd wordt op een pornoster en naar Boedapest reist om haar persoonlijk te ontmoeten, haar zijn liefde te verklaren en een huwelijksaanzoek te doen. De tweede had als titel Bikkel en zou het openingsdeel worden van een serie detectiveromans met als hoofdpersoon een personage dat Juan Luis Manguerazo heette. De derde ging over mijn vader en begon met een scène waarin ik hem tot leven wek en we samen een portie gebakken eieren met worst en kikkerbilletjes verorberen in El Figón, een restaurant in het Cáceres van zijn jeugd, waar we meer dan eens met z'n tweeën hebben gegeten. Ik probeerde die drie romans te schrijven en alle drie mislukten ze. Op een dag stelde mijn vrouw me een ultimatum: ofwel ik maakte een afspraak met een psychiater, óf zij vroeg een scheiding aan. Ik wist niet hoe gauw ik bij die psychiater - een psychoanalyticus - moest komen, die zij me overigens zelf aangeraden had. Het was een slinkse, afstandelijke kaalkop met een niet te plaatsen tongval (soms klonk hij als een Chileen of een Mexicaan, andere keren als een Catalaan of misschien als een Rus). De eerste zittingen bleef hij me maar de les lezen over het feit dat ik pas naar hem toe was gekomen toen ik op het punt van instorten stond. Mijn hele leven heb ik de draak gestoken met psychoanalytici en hun pseudowetenschappelijke hocus pocus, maar ik zou liegen als ik beweerde dat die sessies niks uithaalden: ze boden me ten minste een plek om te huilen, tranen met tuiten. En ik zou ook liegen als ik niet bekende dat ik vaak genoeg op het punt heb gestaan om van de divan te springen en met die psychoanalist op de vuist te gaan. Hij probeerde me bovendien fluks twee conclusies aan te praten. Ten eerste dat de schuld voor mijn misère niet lag bij mijn fictieloze roman of waargebeurde verhaal maar bij mijn moeder, hetgeen verklaart waarom ik vaak na die sessies zin had om haar te wurgen zodra ik haar weer zag.

De tweede conclusie was dat mijn leven een farce was en ikzelf onecht, dat ik voor de literatuur had gekozen om een vrij en gelukkig en authentiek leven te leiden, terwijl ik een onecht en ongelukkig slavenleven leidde, dat ik de romanschrijver uithing en praatjes verkocht en de mensen allerlei dingen voorspiegelde, maar dat ik in werkelijkheid alleen maar een bedrieger was. Die laatste conclusie leek me dichter bij de waarheid (en minder afgezaagd) dan de eerste. Die herinnerde me aan Marco en aan een gesprek van lang geleden over Marco waarin ze me voor bedrieger hadden uitgemaakt.’
 

DE BEDRIEGER

NATUURGEBIEDEN IN NOORD-BRABANT

Een lijvig, levendig, luisterrijk album leg ik voor u op tafel dat niet alleen een verrijking van het gemoed maar ook een lust voor het oog is. Meer dan 1000 illustraties uit de natuur gegrepen begeleiden een onderhoudend en informatief relaas. Ik heb het over de 498 grote bladzijden tellende, van meet tot finish verluchte hardcover Natuurgebieden in Noord-Brabant van Jan van der Straaten e.a. en uitgeverij Pictures Publishers met de ondertitel ‘Ontstaan, Ontginning en Natuurontwikkeling’. Decennialang mag ik al publicaties bij u introduceren en ik zeg het voluit: niet vaak kreeg ik zo’n werk naar vorm en inhoud in handen. Ik streek zelfs meerdere malen uit schoonheidsontroering over de foto’s in de vrije Brabantse natuur genomen. Het kijk- en leesalbum is zo rijk dat mijn beste recensie kan zijn: Natuurgebieden in Noord-Brabant bestaat! Woorden schieten mij schromelijk tekort om de glans en de waarde van dit boek naar recht te verwoorden. Mijn eerste introductie bij u is dan ook het ‘dor’ weergeven van de inhoud.

Om met de ondertitel te beginnen: in hun ‘Ter inleiding’ verklaren de redacteuren die. Na het noteren van de vaak desastreuze ontwikkeling uit het nabije verleden als verzuring en verontreiniging luidt het: ‘In dit boek wordt vooral aandacht besteed aan deze ontwikkelingen van de laatste decennia. De titel van het boek is dan ook Natuurgebieden in Noord-Brabant; Ontstaan, Ontginning en Natuurontwikkeling. De centrale vraag is steeds weer of al die maatregelen voor de verschillende natuurgebieden positief hebben uitgewerkt. Bovendien komt aan de orde, wat er nog zou kunnen gebeuren. Daarbij blijken verdroging, te hoge mestgiften en te hoge uitstoot van stikstof e factoren te zijn die de kwaliteit van de natuur nog steeds nadelig beïnvloeden. Noord-Brabant is rijk aan een grote verscheidenheid aan natuurgebieden. We hebben een zodanige selectie gemaakt dat de belangrijkste natuurtypen aan bod komen. Een dertigtal specialisten werd bereid gevonden om de verschillende gebieden te bespreken. Zij kregen per gebied een voorstel daartoe om zo veel mogelijk een eenheid te laten ontstaan, maar het ene gebied is het andere niet. Daarom hebben de schrijvers ook de ruimte gekregen om het specifieke van het desbetreffende gebied naar voren te laten komen. Dat heeft tot gevolg dat de insteek in het ene hoofdstuk niet hetzelfde is als in andere hoofdstukken, In hoeverre de redactie er in is geslaagd om een samenhangend geheel te creëren is aan het oordeel van de lezer.’

Het Brabantse land heb ik lopend en rijdend maar vooral fietsend verkend. Met vrienden, met mijn eega, met de zoons Muel, Time en Briam doorkruiste ik het land onder de Maas. Met hen kampeerde ik, logeerde ik en verkende ik. Wij genoten doorgaans met volle teugen van hetgeen ons Brabant in het vat had. Wij doorkruisten bos, hei, duin en ven en kregen veel fraaie beelden op ons netvlies en veel herinneringen in het gemoed. Maar nu ik Natuurgebieden in Noord-Brabant deels tot mij genomen heb, besef ik wat de lacune in mijn kennis is. De ins en outs van de grond onder de voeten zijn mij ontgaan. Ik nam het gegeven van het natuurgoed als vanzelfsprekend aan. Op de cover staan de locaties die voor mij nu een ‘beautiful isle of somewhere’ worden omdat hun wee en wel uit de doeken gedaan is. Ik weet nu hun roots! Ik noem ze: Biesbosch Dintelse Gorzen Pompveld Kornsche Boezem Loonse en Drunense Duinen Brabantse Wal Markiezaat Maas Leemstreek Naad van Brabant, Regte Heide, Kampina, Maashorst Merkske Nieuwe Reuselbeemden Beerze De Peel Snelle Loop en Esperloop Strabrechtsche Heide. Voordat ik de titels van de chapiters aanreik citeer ik de uitgever op de site van het IVN, maar eerst noem ik wat vogels die in de vrije natuur gekiekt zijn en nu in ons boek te kijk staan. Zeearend, rietgors, boomklever, aalscholver, nachtegaal, krakeend, visarend, roerdomp, blauwe reiger, zilverreiger, bruine kiekendief, putter, lepelaar, visdief, grasmus, kneu, fuut, gele kwikstaart, baardman en tureluur. De volgende keer noem ik fenomenen uit de Brabantse fauna.

IVN: ‘Eind november verschijnt het boek Natuurgebieden in Noord-Brabant, Ontstaan, Ontginning en Natuurontwikkeling. Het is een omvangrijk werk geworden van 496 pagina's, met meer dan 1000 afbeeldingen, volledig in kleur, met harde band, linnen rug, genaaid gebonden op een royaal formaat van 240 x 320 mm. Het boek is door 30 specialisten geschreven onder redactie van Willem van Kruijsbergen, Ernst-Jan van Haaften, Jac Hendriks en Jan van der Straaten. Over Noord-Brabantse natuurgebieden is in de loop der tijd aardig wat verschenen. Dit is echter de eerste keer dat er van zo'n groot gebied als de provincie Noord-Brabant is nagegaan wat het resultaat van de recente natuurontwikkeling is geweest. Van de belangrijkste natuurgebieden in Noord-Brabant wordt verteld hoe ze zijn ontstaan, welke ontginningen er hebben plaatsgevonden en in welke mate natuurontwikkeling de biodiversiteit van die gebieden heeft beïnvloed. Niet alleen de huidige stand van zaken wordt goed weergegeven, er is in dit boek ook veel aandacht besteed aan de vraag wat natuurontwikkeling ons de laatste tijd heeft gebracht. Het laatste hoofdstuk gaat over de geschiedenis van de natuurbescherming in Noord-Brabant. In Noord-Brabant heeft natuur de laatste tijd prominent op de politieke agenda gestaan en steekt daarmee zonder meer gunstig af bij veel andere provincies. Dit boek is voor elke natuurliefhebber een prachtig overzicht over het wel en wee van de Noord-Brabantse natuurgebieden.

De titels van de hoofdstukken: 1. Het ontstaan van het Noord-Brabantse landschap 2. De Biesbosch, het gevolg van sedimentatie, erosie en overstroming in de Delta 3. Slikken, gorzen en kreken langs het Krammer-Volkerak: de Dintelse Gorzen, Natuur op de grens van zout en zoet 4. Komklei en kwel in het rivierengebied: Het Pompveld en de Kornsche Boezem 5. De Brabantse Wal en Het Markiezaat: van stuivend zand naar zilte klei vanuit het vogelperspectief  6. De dynamische rand van Noord-Brabant; de Maas 7. Dekzanden met heide en vennen. De oorsprong van Atlantische heide als endemisch cultuurlandschap 8. Keien, grind, zand, veen, leem, water en wind op de heide en in de beekdalen: de Regte Heide 9. Vennen, heiden en beekdalen op de Midden-Brabantse dekzandrug: Kampina 10. Maashorst, natuurontwikkeling op een stijgend ontginningslandschap 11. Stuifzanden van De Loonse en Drunense Duinen 12. Beken in Noord-Brabant: levensaders in het landschap 13. Beekdal, beemd, Knoflookpad en Boomkikker: Het beekdal van het Merkske 14. Natuurontwikkeling langs de Reusel, het ontstaan van ‘De Nieuwe Reuselbeemden’ 15. De Naad van Brabant 16. De Noord-Brabantse Leemstreek 17. Veenvorming in Peelgebieden: Nationaal Park de Groote Peel 18. Bosontwikkeling op droge zandgronden 19. Natuur in een dynamische stad 20. De plantengroei in het diepe, zoete water van Noord-Brabant 21. Het traditionele boerenland 22. Natuurbescherming in het verleden en natuurontwikkeling in de toekomst in Noord-Brabant.

NATUURGEBIEDEN IN NOORD-BRABANT

REVOLUTIONAIRE IDEEEN

Op het moment van dit redigeren is het zo dat een kwartuur terug postman Ruud mij een pakket met dit boek aanreikte. Ik had erover in een van mijn couranten gelezen en de uitgever had zich sympathiek gehaast mij een exemplaar ter recensie te leveren. Daar u en ik straks over veel vrije dagen beschikken wil ik u het bestaan van dit werk niet onthouden. Als opwarmer geef ik u de tekst van de uitgever op de site en integraal de recensie zoals ik die van de hand van Peter Giesen in de Volkskrant van 9 december las. Het spreekt voor zich dat wij na de periode van vrijaf hier met elkaar onze leeservaringen uitwisselen. Ik heb het over de 1006 (!) bladzijden tellende, adequaat geïllustreerde hardcover Revolutionaire ideeën van Jonathan Israel en uitgeverij Van Wijnen met de ondertitel ‘Een intellectuele geschiedenis van de Franse revolutie’.
Van Wijnen: ‘Wat was de Franse Revolutie nu precies. Na dit boek weet je het voor altijd.

Na vele jaren is hier eindelijk weer een echt publieksboek van Jonathan Israel. Een grote geïllustreerde geschiedenis van de Franse Revolutie. Israels intrigerende stelling is dat de Franse Revolutie er niet was gekomen zonder de ideeën van de Radicale Verlichting. Een stelling die niet onomstreden is. Maar in dit boek laat hij op spectaculaire wijze zien hoe de dramatische gebeurtenissen in Frankrijk voortdurend werden gestuurd door de overtuigingen van de hoofdpersonen, over democratie, over revolutie, over geloof, over wetenschap. En ook: hoe die gebeurtenissen de westerse wereld beslissend hebben veranderd. En tegelijk: wat een verhaal! Israel zet je voortdurend op het puntje van je stoel en zwerft met je door de wijken van Parijs, neemt je mee naar de uithoeken van Frankrijk en zijn koloniën. Hij schildert al die drama's zo dat je ze nooit meer zult vergeten. Honderden afbeeldingen, waarvan vele in kleur, maken dit boek ook nog eens een feest voor het oog. Jonathan Israel (1946) is hoogleraar moderne Europese geschiedenis aan het Institute for Advanced Study in Princeton, VS. Hij was eerder hoogleraar Nederlandse geschiedenis en instituties aan de Universiteit van Londen. Van zijn hand verschenen onder meer De Republiek, 1477-1806, en Democratische Verlichting.
Winnaar van de Prozaprijs voor Europese & Wereldgeschiedenis van de Association of American Publishers.

Peter Giesen: ‘De markies De Condorcet was een even bewonderenswaardige als tragische figuur. Een aristocratische revolutionair die algemeen kiesrecht voorstond, de slavernij wilde afschaffen, voorvechter was van vrouwenrechten. Helaas moest de markies in 1793 onderduiken, nadat Maximilien Robespierre de macht had gegrepen. Robespierre was een autoritaire populist, schrijft de Britse historicus Jonathan Israel in Revolutionaire ideeën. Hij breidelde de pers en lapte burgerrechten aan zijn laars. Hij beriep zich op 'het volk', maar steunde op het niet-representatieve gepeupel van Parijs dat hij tegen zijn tegenstanders ophitste. In maart 1794 werd De Condorcet gearresteerd. Twee dagen later overleed hij. Volgens Israel pleegde hij zelfmoord, een laatste daad van zelfbeschikking om te ontkomen aan de guillotine van zijn tegenstanders. Er zijn ook bronnen die van een beroerte spreken, maar dat was Israel wellicht niet romantisch genoeg. Met de strijd tussen De Condorcet en Robespierre wordt Revolutionaire ideeën in een notendop samengevat. De Condorcet staat voor de 'echte' Revolutie, aldus Israel, die de ideeën van de Radicale Verlichting in de praktijk wilde brengen. Die Revolutie werd verraden door het populisme van Robespierre en Marat, door Israel zelfs omschreven als een vorm van protofascisme. Deze these is nogal omstreden. De Engelstalige uitgave van het boek werd in 2014 met de grond gelijk gemaakt door collega-historici, onder meer in The New York Review of Books. Vakgenoten verweten Israel een gebrekkige bewijsvoering en slordig bronnengebruik. Bovenal vonden zij dat hij de complexe geschiedenis van de Franse Revolutie reduceerde tot een simpele strijd tussen helden en schurken. Israel is dan ook een man met een missie. In dikke boeken als Revolutie van het denkenRadicale Verlichting en Verlichting onder vuur prees hij de Radicale Verlichting, die begon met Spinoza en werd voortgezet door filosofen als Diderot, Helvetius en d'Holbach. Deze variant van de Verlichting was atheïstisch, stond absolute gelijkheid voor en rekende af met iedere vorm van privilege en niet rationeel verdedigbare traditie.

De Radicale Verlichters stonden aan de wieg van het feminisme, de afschaffing van de slavernij en zelfs de dierenrechten, aldus Israel. Daarmee steken ze positief af tegen de Gematigde Verlichting van filosofen als Voltaire, Montesquieu, Rousseau of Hume, die bereid waren een compromis te sluiten met koning en kerk. Alleen de Radicale Verlichting biedt een 'stelsel van waarden met een voldoende universeel, seculier en egalitaristisch karakter om een brede, algemene emancipatie in beweging te zetten, gebaseerd op rede, vrijheid van denken en democratie', schrijft Israel in Revolutionaire ideeën. Nog altijd is de Radicale Verlichting het beste gedachtegoed dat we hebben, vindt Israel, een onmisbaar wapen in de strijd tegen postmodern relativisme en religieus fundamentalisme. De Franse Verlichting is echter een probleem voor iedereen die de Verlichting verdedigt. De schitterende idealen van liberté, egalité en fraternité eindigden immers met de guillotine, die naar schatting 17 duizend mensen het leven heeft gekost. Volgens veel historici en filosofen, onder wie de Britten Michael Burleigh en John Gray, was deze ontsporing inherent aan de Verlichting en de Revolutie. Wie meent, op basis van de rede, de sleutel van het menselijk geluk in handen te hebben, is geneigd zijn tegenstanders te beschouwen als misdadigers die dat geluk in de weg staan. Zo leidde de Revolutie naar de totalitaire moordregimes van de 20ste eeuw, betoogde Burleigh.

‘In Revolutionaire ideeën probeert Israel de Verlichting te redden uit de klauwen van de Terreur. De Terreur was geen logische culminatie van de Revolutie, maar juist een ontkenning van haar meest basale waarden. Vrijheid werd vervangen door censuur, gelijkheid en broederschap door een populistische dictatuur die alle burgerrechten schond. Israel schetst een al te binair beeld van de Revolutie. Robespierre wordt voorgesteld als de absolute tegenpool van de Verlichting, terwijl onder zijn bewind de slavernij werd afgeschaft. Anderzijds waren de Girondijnen, de partij waartoe De Condorcet behoorde, voorstander van een Europese oorlog. Deels uit zelfverdediging, maar deels ook om het geluk van de revolutionaire vrijheid gewapenderhand aan andere volkeren op te leggen. Dit universalistische utopisme is precies de reden waarom een filosoof als John Gray de Verlichting bekritiseert, maar Israel gaat niet serieus op zulke bezwaren in. Jonathan Israel heeft een onevenwichtig, maar interessant boek geschreven. Hij begint meteen provocerend. Alle sociale en economische verklaringen voor het uitbreken van de Revolutie schieten tekort, zegt hij. De monarchie verkeerde weliswaar in een financiële crisis, maar dat was niets bijzonders, de koning kwam altijd geld tekort. Het verschil tussen rijk en arm was enorm, maar de lonen waren hoger dan aan het begin van de 18de eeuw.

Er is maar een echte verklaring, aldus Israel. De philosophes maakten de geesten rijp met hun subversieve ideeën over vrijheid en gelijkheid. Israel is wel erg stellig, maar laat toch zien hoe belangrijk ideeën kunnen zijn. Dat is ook relevant voor het heden. Voor de opmars van het populisme wordt vaak naarstig naar 'objectieve' sociale en economische factoren gezocht. Meer dan de helft van de Britten stemde voor de Brexit. Zouden dit allemaal 'verliezers van de globalisering' zijn? Of werden zij aangeraakt door 'revolutionaire ideeën' over natie en identiteit (die overigens eerder in de traditie van de contra-Verlichting staan)? Terug naar de Revolutie: in de Radicale Verlichting zit nog altijd veel dat ons kan inspireren, de excessen van Robespierre waarschuwen ons voor autoritaire populisten die zich op 'het volk' beroepen. Ondanks zijn al te schematische aanpak laat Israel zien dat de Revolutie geen blok vormde, maar een strijd tussen goede en slechte krachten. Zo draagt zijn ongenuanceerde boek ironisch genoeg bij aan een genuanceerde kijk op de Revolutie.

REVOLUTIONAIRE IDEEEN

DE BERNADETTE WATTS COLLECTIE

Een pracht van een boek naar vorm, een kanjer van een boek naar inhoud leg ik op de leestafel dat het hele jaar door een feest voor het gemoed van jong en oud is. Het kijk- en leesalbum is zo mooi van illustraties en zo boeiend van teksten, dat het een lust voor het oog en streling voor het hart is. Het gaat om de 310 grote bladzijden tellende, van begin tot eind meesterlijk verluchte hardcover De Bernadette Watts Collectie van Gebroeders Grimm e.a. en van de door ons zo geliefde uitgeverij De Vier Windstreken. Om u op het spoor van de titel te brengen geef ik de tekst van de uitgever op de omslag. ‘Bernadette Watts schrijft en illustreert al voor kinderen sinds de jaren 60 van de vorige eeuw. Haar stijl heeft zich steeds ontwikkeld, maar is altijd zacht, gedetailleerd en heel expressief gebleven. Deze stijl past heel goed bij sprookjes en verhalen, waarvan Bernadette er dan ook vele heeft voorzien van prachtige, sfeervolle illustraties. Deze bundel toont een selectie uit haar omvangrijke oeuvre. Het is een schatkist vol verhalen en sprookjes, die veel leesplezier zal opleveren voor de hele familie. Een mooi cadeauboek, met leeslint.’ Om u op het spoor van de omslag te brengen: wij zien een blije tekening van Bernadette Watts bij ‘De kleine tuinman’ van Gerda Marie Scheidl.

Om u op het spoor van de Engelse auteur met geboortejaar 1942 te brengen citeer ik het Voorwoord van de Amerikaanse kinderboekenschrijver en illustrator Eric Carle. ' We hebben elkaar nooit ontmoet, maar ik ben al heel lang een bewonderaar van de kunst van Bernadette Watts. Kenmerkend voor haar stijl zijn haar ensceneringen. Ze is een uitgesproken Engelse illustratrice en kunstenaar, haar afstamming is onmiskenbaar. Maar los daarvan grijpt ze in Varenka terug op de Russische iconenschilderijen en interpreteert die met kloeke en moderne penseelstreek. Ze is een meester in het kiezen van het juiste kleurenpalet bij haar verhalen. In Roodkapje wandelt het meisje door een veld met frisse, impressionistische bloemen, die haar onschuld benadrukken. En net als in het verhaal heft Bernadette deze onschuld enige bladzijden later op door bedrieglijke blauwtonen en een ijzige, starre maan. In de regel overheersen in Bernadettes boeken warme, vriendelijke kleuren, die iedere illustratie bijna als een toneelvoorstelling laten verschijnen: het zaallicht is gedempt, de gordijnen zijn opengegaan en de toeschouwer wordt meegezogen in de magie van Bernadettes kunst en verhalen.

Haar kindertijd bracht ze door in de moeilijke oorlogsjaren, haar vader zat vast in een krijgsgevangenenkamp en het duister moet zwaar op de familie hebben gedrukt, maar in Bernadettes kunst is daar niks van te zien. Misschien komt dat wel doordat Bernadette dankzij haar grote fantasie als kind al in haar eigen verhalen en werelden een toevluchtsoord vond. Een van haar eerste herinneringen gaat over haar vader, die haar meenam naar de velden met de loopgraven die de krijsgevangenen moesten graven, terwijl ze liederen zongen in vreemde talen. Sommigen maakten van takjes prachtig speelgoed voor haar, dat Bernadette altijd bewaard heeft. Toen ze zes jaar oud was werd ze tijdens haar eerste bezoek aan een bioscoop betoverd door Walt Disneys Pinokkio en was haar toekomst bepaald, zoals ze later zou schrijven. Later waren Brian Wildsmith, ook een groot Brits prentenboekenillustrator, en de toen nog volledig onbekende David Hockney haar tekenleraren. Ze zijn ongetwijfeld trots op het werk dat hun voormalige studente als volwassene heeft afgeleverd. Het verbaast me niks dat ze jarenlang in een schattig landhuisje heeft gewoond, dat rond 1300 gebouwd is. In sommige van haar boeken maakt ze een liefdevolle voorstelling van de binnen- en buitenkant van het huisje, zoals het er wellicht lang geleden uitzag. Een leuk detail!’

Om u op het spoor van de welgeteld veertig sprookjes en verhalen te brengen reik ik u de inhoud aan. Roodkapje, Assepoester, De wolf en de zeven geitjes, Broertje en Zusje, De drie biggetjes, Sneeuwwitje en Rozerood, Vrouw Holle, De Bremer stadsmuzikanten, Raponsje, Hans en Grietje, Het dappere kleermakertje, Doornroosje, Repelsteeltje, De kabouters, Het lelijke jonge eendje, Goudhaartje en de drie beren, Duimelijntje, De sterrendaalders, Sneeuwwitje, Jorinde en Joringel, De sneeuwkoningin, Het meisje met de zwavelstokjes, Het gespuis, De stadsmuis en de veldmuis, De kleine tuinman, Hans Molenaar ,Varenka, Schoenmaker Martijn, Jona en de grote walvis, De jaloerse kraai, Een olifant met haar, De twee kikkers, De kraai en de zwaan, De rijke man en de schoenmaker, Het allerkleinste sneeuwvlokje, De sparrenboom, De kerstvogel, Een ezel gaat naar Bethlehem, Het kerstverhaal, Biografie Bernadette Watts, Biografieën van de auteurs, Bronvermelding. U leest met de kinderen of kleinkinderen van Roodkapje tot Het kerstverhaal.

Van ‘Er was eens een klein meisje. Ze was lief en vrolijk, en iedereen vond haar aardig. Ze had een rood mutsje, dat ze van haar grootmoeder had gekregen, en omdat ze dat altijd droeg werd ze Roodkapje genoemd. Op een dag zei haar moeder: ‘Roodkapje, grootmoeder is een beetje ziek en nu heb ik voor haar een mandje volgestopt met allerlei lekkere dingen. Wil jij het haar brengen?’ ‘Natuurlijk,’ zei Roodkapje. ‘Zul je onderweg goed uitkijken? En als je door het bos gaat op het pad blijven hoor, anders verdwaal je. ‘ ‘Ja mama,’ antwoordde Roodkapje. ‘Loop zo vlug als je kunt, maar laat het mandje niet vallen. Er zit een fles wijn in. Ga nu maar gauw.’’ Goed mama,’ zei Roodkapje. ‘Ik zal hard lopen en heel voorzichtig zijn. Dag, tot vanmiddag!’ tot ‘Het was in die dagen, dat er een bevel uitgevaardigd werd door keizer Augustus, dat iedereen zich moest laten tellen. Deze telling was de eerste en vond plaats toen Quirinius het bewind voerde over Syrië, En iedereen trok eropuit om zich te laten tellen, ieder ging terug naar zijn geboortestad. Ook Jozef van Galilea,uit de stad Nazareth, trok naar Judea, naar de stad van David, die Bethlehem heet, omdat hij afstamde van David. Hij reisde samen met zijn verloofde Maria, die zwanger was.’

DE BERNADETTE WATTS COLLECTIE