26-10-2015

NIEUWE GEZICHTEN OP DORDRECHT

Die vrijdagmiddag van 16 oktober was het full house in het restaurant Art & Dining van het Dordrechts Museum. Kunstminnaars van alom beleefden de feestelijke entree van de tot en met 10 januari of 21 februari gaande tentoonstelling Lang Leve de Collectie, opgebouwd uit de drie happenings: Moderne en Hedendaagse kunstDe Scheffer 2015 en Nieuwe Gezichten op Dordrecht. Deze zogenoemde drie in de pan werden verbaal ingeluid door eigen directeur Peter Schoon, diens collega Kröller-Müller Lisette Pelsers, cultuurwethouder Piet Sleeking en voorzitter Vereniging Dordrechts Museum Geesken Bloemendal- ter Horst. De vier oratoren vonden elkaar in het elan dat kunst van ons allen en voor ons allen is. Om met Sleeking te parafraseren op hetgeen de leadzanger van de band The Scene, Thé Lau, tot op het laatst debiteerde: ‘Iedereen is van de wereld en de wereld is van iedereen’. De clue is voor musea dan wel bij aankopen op kwaliteit te letten, niet in de waan van de dag te vervallen, een collectieplan te hanteren, het draagvlak te peilen, wel op mooi te letten maar niet waanzinnig te betalen en passie als leidraad bij de aanschaf te hebben. Vandaar het verbindende element in de drie tentoonstellingen van Lang Leve de Collectie, dat van traditie en vernieuwing.

Van de immer voorkomend en voorvarende pr-dame Debby Vlasblom kreeg ik de persmap aangereikt met daarin o.a. de oogstrelende pamfletten Lang Leve de Collectie en Nieuwe Gezichten op Dordrecht en met deze als gids maakte ik halt en front voor die werken die mij bij het eerste aanzien meteen bekoorden. Zo bij de binnenkomst van Moderne en Hedendaagse kunst waar twee bruiklenen en een legaat met elkaar streden om schoonheid en trefzekerheid: ‘Leeuwen een bouwval bespiedend’, ‘De stervende Galliër’ en ‘Ank van der Moer als Iphigeneia’ van de magisch-realistische schilder Carel Willink. Ik wist naast en achter mij de doeken ‘Floorshow’, Handbal’ en ‘Vestaire’ van Ferdinand Erfmann en even verderop de werken van Anton Rooskens ‘Figuur met vogel’, ‘Magische vogel’, ‘Rivella’ en ‘Zonder titel’ die mij alle zeven zeer zouden bekoren, maar ik bleef verpozen voor het sterke trio van Willink.

Sinds ik mijn ogen mocht verweiden op de werken ‘Late bezoeker van Pompeï’, ‘De jobstijding’, ‘De zeppelin’ en ‘Het gele huis’ ben ik in de ban van de schilder (1900-1983) wiens werken reëel ogen maar een vervreemdende sfeer scheppen. Ik bedacht op dat moment van verkeren voor de Willinks dat onze regio heel veel in huis mag koesteren.
U houdt van mij nog tegoed een virtuele rondgang hier door twee van de drie exposities van Lang Leve de Collectie.

Nu wil ik het met u hebben over de expositie Nieuwe Gezichten op Dordrecht die een vervolg is op de manifestatie waar ik in 2005 over mocht rapporteren ‘Dromen van Dordrecht’ met stadsgezichten van de oudste stede van Holland uit de periode 1850-1910. Kunstenaars van verre en dichtbij als Turner, Boudin, Van Gogh, Maris, Witsen  kwamen naar de stad aan de Maas om zich te laten inspireren door Adam Willaerts, Aelbert Cuyp, Jan van Goyen. De collectioneur Dirk Berghuout van nu wist zich geïnspireerd door het toen. Ik citeer Berghout met een deel van zijn Voorwoord van de catalogus Nieuwe Gezichten op Dordrecht met de ondertitel ‘Dordtse Vedute’ op de omslag waarvan het doek ‘Dordrecht Becalmed’ uit 2014 van Olphaert den Otter prijkt. Berghout: ‘Een verzameling bijeenbrengen zoals deze, waarvan het resultaat voor u ligt in dit boek, is een groot avontuur en een geweldige ervaring. Elke stap had zijn eigen opwindende momenten. Het selecteren van de kunstenaars – van de meesten had ik nog nooit gehoord- waarom de een wel en de ander per se niet, het atelierbezoek, de gesprekken en ten slotte het bericht; het werk is klaar! Dan de spanning: zou het wat zijn,wordt het een teleurstelling of is het juist fantastisch? Wat mij is opgevallen is dat alle kunstenaars de opdracht om Dordrecht te portretteren zee serieus hebben genomen. Ze zijn allemaal, ook de buitenlanders, naar Dordrecht gekomen, hebben er rondgekeken, lange wandelingen gemaakt of de pont genomen naar Zwijndrecht en Papendrecht om vanaf de overkant de stad te zien. Drie kunstenaars werkten ‘en plein air’, een ander schilderde vanuit zijn huis, de overigen maakten foto’s.’ Het bijzondere of beter: het mooie is dat alle dertien schilders of tekenaars  naar het water gingen waar vanaf Dordrecht zo goed te bekijken is.

De subtitel van de catalogus is ons nu duidelijk, want ‘vedute’ staat voor ‘topografische aanzichten, vooral 18e-eeuwse Italiaanse schilderijen, tekeningen en prenten van meestal steden’. Ik vind het grandioos, origineel, hartveroverend en (bij nader inzien)  oogstrelend wat de kunstverzamelaar Dirk Berghout teweeg heeft gebracht: verrassende zichten op het water van Dordrecht dat kabbelt, vloeit, kleurt,  spiegelt, weerspiegelt, trekt, scheidt.
Ik heb een voorstel: wilt u de tentoonstelling Nieuwe Gezichten op Dordrecht in twee van de bovenzalen met een visite vereren en dan zeggen welk werken volgens u tot de top drie behoren. Ik geef van ieder van de dertien kunstenaars één werk dat volgens mij sowieso om voorrang strijdt. Een volgende keer bepalen wij met elkaar de rangorde van de werken die een ode vormen aan het figuratieve, dat een expressie geeft van de impressie die de schilder in de werkelijkheid opdoet. Ik prijs kunst die het herkenbare oproept op voorwaarde van de eigen wijze van de maker.

De dertien uitverkoren werken met hun makers die in Dordt mooi hangen te zijn:

‘Gezicht op Dordrecht vanaf Zwijndrecht’ – Led Brand
‘Panorama’ – Theo de Feyter
‘Dordrecht’ – Daniele Galliano
‘View over Oude Maas’ – Pere Llobera
‘The Wake VII’ (Dordrecht) – Raquel Maulwurf
‘Dordrecht Becalmed’ – Olphaert den Otter
‘Voorstraathaven juli 2014’ – Joanna Quispel
‘Perfect place to meet in Dordrecht’ – Carola Schapals
‘Zaterdagavond Dordrecht’ – Arie Schippers
‘Pad langs het water’ – Renie Spoelstra
‘Biesbosch’ – Hugo Tieleman
‘Gezicht op Dordrecht’ – Koen Vermeulen
‘Water in de windstille hoek van een haven’ – Ronald Zuurmond

U gaat net als ik Dordrecht met zijn water verrassend anders zien. Over eyeopeners gesproken!

DIT IS MIJN HOF

 

Een levensbericht in literair proza vervat heb ik voor u, dat in de korte tijd van zijn bestaan al veel loftuitingen mocht oogsten. In een DWDD- programma eind september kreeg het van het gelouterde boekenpanel zelfs de titel ‘boek van de maand’ toegewezen en dat ondanks de concurrentie van de roman Jij zegt het van Connie Palmen. Het gaat om het 286 bladzijden tellende Dit is mijn hof van de Vlaming Chris de Stoop en van uitgeverij De Bezige Bij met de opdracht ‘Voor mijn broer zaliger’ en het aan Steinbeck ontleende motto ‘Ik ben weg geweest en heb mezelf vragen gesteld,’ zei Casy. ‘Wat is er hier gebeurd? Waarom jagen ze de mensen van het land?’ Op de drempel van een week vrijaf geef ik u de entree van Dit is mijn hof, die meteen etaleert de mooie, poëtische, krachtige, uit de natuur gegrepen, het boerenleven vertolkende taal van de gepassioneerde auteur, die zijn boek zelf heeft beleefd. U weet het: ik bemin ten diepste non-fictieve werken op voorwaarde dat ze uit een bewogen leven gegrepen zijn en uit literair getinte woorden en zinnen zijn opgebouwd. Voor het citaat laat ik de uitgever aan het woord met de tekst op de wikkel van de hardcover opdat u titel, opdracht en motto in de smiezen krijgt. De volgende keer trekken wij door dit belangrijke boek. De ‘Proloog’ van De Stoop herbergt de drie hoofdpersonages van Dit is mijn hof: de ik-verteller, zijn moeder en zijn broer.

Als het verhaal zelf begint is de moeder dementerende en heeft de broer het leven vaarwel gezegd. In het nog niet zo lang voorbije hadden wij het hier met elkaar over de auteur Gerbrand Bakker die met zijn boeken als Boven is het stil en De omweg de natuur zo meesterlijk weet te vatten. Ook legde ik dat natuurbeschrijvende De Sterke van Saeftinghe van Paul de Schipper aan u voor. De Stoop treedt in hun sporen. Hoort u maar.
De uitgever: ‘De Hedwigepolder, de beroemdste polder van de lage landen, schrijlings op de Zeeuws-Vlaamse grens, moet en zal onder water worden gezet. Deze polder is symbool geworden voor het oude boerenland dat moet wijken voor nieuwe natuurgebieden. Dit raakt de bevolking diep in de ziel. Schrijver Chris de Stoop, boerenzoon uit de streek, keert terug naar de ouderlijke hoeve, die van de ene op de andere dag leeg is komen te staan. Terwijl hij de boerderij bestiert, ziet hij hoe het landschap om zich heen verandert. Hij is zo iemand die nog in vervoering kan raken van een mooi gevormde koe. Hij kan nog lyrisch worden over een versgeploegde akker. De auteur ziet om naar het boerenleven dat het land maakte tot wat het was, duizend jaar lang. En hij kijkt met verbijstering naar het geradbraakte land dat het geworden is. Dit is mijn hof is een aangrijpend, persoonlijk relaas over het ellendige verdwijnen van de boeren, iets wat zich nu overal in Europa voordoet, maar nergens zo schrijnend als hier.’

De Proloog deels: ‘Daar staan we dan, mijn broer en ik, laat in de middag, diep in de modder, blauw van de kou, te roepen naar de koeien, ‘kom, kom,kom’, terwijl achter ons opeens kogels tegen het dak van de stal ketsen. Instinctmatig duiken we ineen en kijken rond. Verzopen velden en weilanden strekken zich voor ons uit tot aan de horizon, met overvolle grachten eromheen. Het enige ongewone dat we zien is een bulldozer aan de overkant van de wei achter de omheining. De oude koeien laten zich gewillig bijeendrijven. Ze luisteren nog naar roepnamen als Stampvoet, Steekhoorn of Wittekop en hebben al eerder een winter in de warme stal meegemaakt. Ze plonzen gezapig door het hek naar het erf, voorbij de lange, verse maïskuil, waarvan de bitterzoete geur als natte damp in de lucht hangt. Ze waggelen, draaiend met hun dikke konten, grommend van genoegen, blindelings naar de stal, recht naar de ruif om hooi te eten. De zeven jonge vaarzen, met hun nog blinkende oranje chips in hun oren, willen echter met geen stokslagen naar het hek, waardoor ze pas in september voor het eerst in de wei zijn gekomen, samen met de springstier. We jagen ze armenzwaaiend op, roepen en tieren, glijden uit en worden drijfnat. Op het laatste moment draaien ze zich telkens om en stormen rakelings langs ons. Luid loeiend vliegen ze alle kanten uit. En omdat het al sinds onze kinderjaren een uitgemaakte zaak is dat ik de snelste ben en mijn broer de sterkste, is het altijd aan mij om er achteraan te rennen.

De wind wakkert aan, ik spring op de graspollen aan de zijkant van een plas, verlies mijn evenwicht en val languit in het slijk. Uitgeteld kijk ik een halve minuut naar de grote vlakken grijs en zwart die boven me over elkaar schuiven. Hoe vaak hebben we dit al samen gedaan? Ik vond het altijd geweldig om met mijn broer de kudde in en uit de stal te laten. In ruil daarvoor krijg ik om de paar jaar een achterkwartier mee naar huis. Niet van de beste koe, die te veel geld waard is, maar van de slechtste. Ik heb er een diepvriezer voor gekocht en eet soms maanden koe tot het me de keel uit komt. Wat des te sneller gebeurt als ik de koe in kwestie nog goed gekend heb. Uiteindelijk lukt het ons door de weidedraad op een andere plaats helemaal open te maken en de vaarzen zo via een omweg naar het erf te drijven – een vaak beproefde afleidingstactiek. Mijn broer loopt met een riek hooi voor de beesten uit om hen tot in de stal te lokken. Als de laatste binnen is, doen we haastig de grendel in het slot. We leunen doodmoe tegen de muur, waarvan de onderkant zwart ziet van de mest. We glimmen van het zweet en van het vuil. Hoewel ik al twintig jaar gestopt ben met roken, rol ik nu een sigaret, samen met hem. Een dunne, want hij is zuinig op zijn tabak en kijkt me op de vingers. We roken en rochelen zonder een woord te zeggen. Alle vee is nu van de wei en alleen de bulldozer blijft buiten achter in de regen, die gaandeweg overgaat in natte sneeuw. Binnen is het behaaglijk tussen de dampende koeienlijven. Maar we praten niet zoals vroeger met voldoening na over de hele operatie, we rakelen niet eindeloos op hoe hachelijk het wel was en hoe wild ze waren en hoeveel geluk we hadden dat we de beesten weer in de stal kregen, nee. ‘Het boeren is bijna afgelopen,’ zegt mijn broer voor de zoveelste keer, met op zijn gezicht een mengsel schrik en wrok. ‘Ze willen ons weg.’ ‘Nog lang niet,’ zeg ik. We zwijgen weer en kijken de stal rond, waarin het verval stilaan merkbaar wordt in de kromme buizen en roestige drinkbakken. De koeien zijn al gaan liggen, dicht bij elkaar, met hun zware koppen op elkaars buik. Ze kijken met glanzende ogen naar ons terug. Hun adem is zichtbaar als wolken stoom. De jonge vaarzen zitten nog vol onrust. Soms kunnen ze het niet houden van de schurft en schuren ze zich tegen de muren. Soms krommen ze hun rug en steken ze hun staart omhoog om pletsend te pissen en te schijten. Het spat tot op ons gezicht. ‘Brave beesten,’ zeg ik verkrampt, om hem te paaien.

‘Een mooi, gesloten en gezond zoogkoeienbedrijf, wat wil een boer nog meer.’ Het bedrijf heeft een nieuwe milieuvergunning nodig en hij is bang dat de oude, open mesthoop een probleem wordt. Dat ze zullen zeggen dat de gier in de grond lekt, dat de mestvaalt niet is afgedekt, dat de buren last hebben van de stank. En hoe zit het met de ammoniakemissie en stikstofdepositie? Ik loop naar buiten om te pissen. Niets zo ontspannend als tegen een boom of struik pissen, eikel in de wind, één met de natuur, vrij als een vogel. ‘De bloemen gaan ervan kapot, snotneuzen,’ riep ma vroeger. Maar wij, snotneuzen, met onze koppen vol puisten, deden het de volgende keer opnieuw, om ons territorium af te bakenen. Ik was vier, vijf jaar toen mijn broer me grijnzend vroeg om op een prikkeldraad te plassen. Een klassiek, onnozel spelletje van boerenkinderen, wist ik veel. Een stroomstoot trok door mijn piemel. Alsof de bliksem bij mij insloeg. Nu zit mijn broer op het lage muurtje bij de oude varkensstal, zijn favoriete stek, vanaf waar je altijd de koeien kunt zien, zowel in de open loopstal als in de wei achter de boomgaard, Zo kan hij volgen of ze tochtig zijn, of ze drachtig zijn, of ze op kalven staan. Ik ga naast hem op het muurtje zitten. Samen kijken we naar de beesten. Terwijl ze daar zitten, overmant me weer die weemoed die soms zo aan me blijft kleven. Een gevoel dat over meer gaat dan alleen familie, het gaat over de boerderij en de velden en de kreken, het gaat over een leven dat samenhangt met het land en de lucht, het gaat over al het oude en vertrouwde dat er altijd is geweest.’ (wordt vervolgd!)

 

CANDIDO

 

Een kostbaar kleinood heb ik voor u dat ons via de man van de post Ruud aangereikt werd door de grande dame uit het Italiaanse literaire domein: Annaserena Ferruzzi. Het gaat om het 196 bladzijden tellende Candido van Leonardo Sciascia en van uitgeverij Serena Libri met de ondertitel ‘oftewel Een droom die ontstond op Sicilië’. Op het moment van dit schrijven aan u staan wij als gezin op de meet een korte herfstvakantie te vieren maar omdat Candido in zulk mooi proza vervat is, wil ik u nu al van het bestaan van de roman gewag maken. Ik vind het immer heerlijk en weldadig als ik een boek ingezogen wordt. De vorm heeft mij meteen in de ban en de inhoud noopt tot verder lezen. Sciascia schrijft zo goed dat zijn woorden en zinnen als een man op afkomen, want zo krachtdadig is zijn proza, zo sterk is zijn verhaal, zo knap is zijn relatie met de werkelijkheid, zo vloeiend vervat hij de non-fictie in de fictie van zijn roman, zo subtiel is zijn humor, zo fijntjes is zijn karakterbeschrijving. Zijn roman is spannend, in de betekenis van ‘noopt tot verder lezen’.

De entree van Candido etaleert die items al. In ons valies gaat dan ook dit nieuwe sieraad van Serena Libri, de uitgeverij die de berichten uit de Italiaanse literatuur ons niet wil onthouden, Met dank, als het om de nieuweling ‘Candido’ gaat, aan de vertalers Frans Denissen en Hilda Schraa. Na mijn terugkeer van het verblijf elders wisselen wij hier onze leeservaringen met elkaar uit. U weet in ieder geval dat ‘Candido’ present is in ons taalgebied. Nu geef ik als vooraf de tekst op de omslag en deels de ouverture van dit boek dat ook u in vervoering doet geraken.

De omslag: ‘Candido wordt in 1943 geboren op Sicilië tijdens een geallieerd bombardement.
Zijn moeder gaat er vandoor met een Amerikaan. Hij wordt grootgebracht door zijn vader en na diens zelfmoord door zijn grootvader en een priester. De mensen geven Candido de schuld van zijn vaders dood. Candido is het verhaal van de schijnheiligheid in het Italië van de jaren vijftig. De waarheid is mooi maar soms is haar verzwijgen beter. De twee grote spelers zijn de christendemocraten en de communisten. Candido en de priester laten de waarheid niet met rust. De priester wordt uit zijn ambt ontzet. Candido wordt uit de Communistische Partij gegooid.
Toch eindigt het goed. Candido gaat met zijn geliefde Francesca in Parijs wonen en is daar gelukkig. Als in een droom.

De entree van Candido: ‘Over wanneer en waar Candido Munafò werd geboren en over de reden waarom hij de naam Candido kreeg’. -  ‘Candido Munafò werd in de nacht van 9 op 10 juli 1943 geboren in een hoge, diepe grot aan de voet van een met olijfbomen begroeide heuvel. Niets eenvoudiger dat te worden geboren in een grot of een stal, die zomer en in het bijzonder die nacht.Om Sicilië werd strijd gevoerddoor het Amerikaanse Zevende Leger van generaal Patton, het Britse Achtste Leger van generaal Montgomery, de Duitser Hermann Göring-Divisie en een paar nietige, bijna vernietigde Italiaanse regimenten. En net die nacht, terwijl veelkleurige vuurpijlen onheilspellend de lucht boven het eiland verlichtten en bommen de steden omploegden, zetten de legers van Patton en Montgomery de landing in. Helemaal geen bovennatuurlijk of profetisch teken dus, die de geboorte van Candido Munafo in een grot. En evenmin het feit dat die grot in het gebied van Serradifalco lag, de Valkenberg, een plaats vanwaar je kunt uitvliegen, op rooftocht. En nog veel minder het feit dat die hele nacht lang de hemel oplichtte van nu eens roodachtige en dan weer wit flonkerende lichtgranaten en weergalmde van een alomtegenwoordig metalig gesjirp, alsof het nachtelijk uitspansel van metaal was en niet de vliegtuigen die het doorkruisten en waarvan de onzichtbare banen uitmondden in trossen explosies ver of minder ver weg. Wel bepaald door het lot – en dus door de gebeurtenissen die vanaf die avond hun beslag kregen op Sicilië en in Italië – was de naam die hem gaven, en zwanger van lotsbestemming bovendien. Was hij twaalf uur eerder geboren, in de stad die tot op dat ogenblik nog nooit was gebombardeerd, dan zou zijn naam Bruno zijn geweest: de naam van Mussolini’s zoon die als piloot was omgekomen maar voortleefde in de harten van alle Italianen zoals advocaat Munafò en zijn echtgenote, Maria Grazia Munafò, geboren Cressi, dochter van Arturo Cressi, generaal bij de fascistische militie, held van de Tweede  Italiaans-Ethiopische Oorlog en de Spaanse Burgeroorlog en wat minder, wegens gerezen reumatische klachten, van de nog aan gang zijnde.

Nu hij was geboren, na dat eerste, vreselijke bombardement op de stad waarin zijn ouders woonden, kozen ze echter voor de naam Candido. Bij de vader automatisch, op welhaast surrealistische wijze opgekomen en door mevrouw Maria Grazia op niet geheel nobele gronden aanvaard. De naam was zozeer het tegenovergestelde van het eerder gekozen Bruno, dat hij zelfs dat voormenen uitwiste. Een maagdelijk wit bals, de naam Candido. Waarop, nu het fascisme was uitgewist, een nieuw leven moest worden opgetekend. Het bestaan van een boek met die naam als titel, van een personage dat rondzwierf in de oorlogen tussen Bulgaren en Avaren, tussen jezuïeten en het Spaanse Rijk, was advocaat Francesco Maria Munafò volslagen onbekend, net als het bestaan van bijna-naamgenoot François Marie Arouet, die van dat personage de schepper was. En dat gold ook voor mevrouw Munafò, die toch wel eens een boek las; dit in tegenstelling tot haar man, die nog nooit één boek had gelezen tenzij voor studie of beroep. Dat ze allebei gymnasium en universiteit hadden doorlopen zonder ooit van Voltaire en Candide te hebben gehoord, hoeft geen verbazing te wekken: dat komt nog steeds voor. In het hoofd van advocaat Munafò was de naam Candido als een bom ingeslagen onmiddellijk nadat de ontploffingen van dat eerste bombardement op de stad waarin hij woonde, waren opgehouden. Hij was vlak bij het station toen het tegen vieren ’s middags plotseling was begonnen. Hij holde bijna, om nog de trein naar Palermo te halen waar hij de volgende dag bij het Hof van Assisen de onschuld van een moordenaar moest aantonen. En toen zat hij opeens als het ware midden in het hart van een bloem waarvan de angstaanjagende, vrijwel zuiver concentrische ontploffingen de blaadjes vormden. Hij wierp zich tegen de grond of werd ertegen geworpen, de aktetas met de processtukken stevig tegen zijn borst geklemd. Na tien minuten – want zo lang, vernam hij later, had het bombardement geduurd –kwam hij weer overeind in een verbijsterde, angstaanjagende stilte, een stilte waarin het stof  regende, een dichte, eindeloze stofregen. Maar eerst leek hij wel blind: het was zijn huilen, het waren de tranen die zijn ogen openden voor die regen van stof. Toen  een eeuwigheid later het stof langzaamaan wegtrok, zag hij dat de straat er niet meer was, het station er niet meer was, de stad er niet meer was. Hij verliet het hart van de bloem door zich in de onmetelijke krater om hem heem te laten glijden en er daarna weer moeizaam weer op te klauteren. Een grotesk gipsbeeld doende voor hem op: levend waren alleen de ogen, alsof ze net waren getransplanteerd, meedogenloos uit een levend mens gerukt en naar het beeld overgeplant.’

 

GEWOON MAAR GOED


Met een link naar het thema van de net voorbije Kinderboekenweek Raar maar waar geef ik u de tekst van de uitgever door zoals die op de omslag of de site staat. Ik ga voor de slogan Gewoon maar goed, omdat de volgende tien werken voor de kids doorgaans gewone, dagelijkse zaken als leidend gegeven hebben, maar volgends mij gewoon goed zijn. Onze kleinkinderen Fien, Daaf en Guus leg ik de boeken voor en over een paar weken verneemt u waarom zij de boeken gewoon goed vinden. Ik  noem titel, schrijver en uitgever. Bij een bevriende boekhandelaar zag ik het tiental op een van de schappen liggen.

Het gaat om:
Teckel Teun zoekt het hogerop – Hans de Beer – De Vier Windstreken
‘Teckel Teun vindt zichzelf veel te klein. Alles is hoog, hij ziet niets en hij kan nergens bij. Dromerig kijkt hij naar de mooie uitzichten op de tv's in een etalage. Die zou hij wel eens in het echt willen zien! Als Teun hoort dat hij daarvoor naar de grote brug bij de rivier moet, is dat het begin van een spannende tocht.’

De Maanlicht Draak – Annette Swoboda – De Vier Windstreken
‘Flip gelooft zijn ogen niet: er springt een kleine draak uit zijn boek, achtervolgd door een ridder in een wit harnas! Hij wil de arme draak te hulp schieten, maar wat begin je tegen een woeste ridder als je plotseling zo klein bent als een duim? Om zijn leven en dat van de draak te redden, moet Flip snel een plan bedenken.’

De triomfboog, een reis in de tijd – Rosita Steenbeek – De Nieuwe Kerk
‘Het boek vertelt het verhaal van een zusje en broertje, Pien en Wout, die met hun ouders op vakantie zijn in Rome. Pizza, ijs, strand, grappige Italianen en de paus — daar hadden ze zich op verheugd. Maar hun vakantie in Rome bestaat alleen maar uit musea, kerken en saaie verhalen. Ze vervelen zich dood. Totdat ze belanden in het antieke Rome van de vierde eeuw. Het wordt één groot avontuur, maar ze raken verstrikt in een gevaarlijke situatie. Hoe redden ze zich hieruit? Zien ze hun ouders ooit nog terug?’

Het grote poezenboek – Annie M.G. Schmidt - Rainbow
‘Annie M.G. Schmidt en katten: het is een gouden combinatie. Want niet alleen in haar kinderboeken en liedjes vereeuwigde ze haar lievelingsdier, ook in talloze columns, brieven en herinneringen. In Het grote poezenboek zijn al haar teksten over poezen verzameld. Een prachtboek voor alle liefhebbers van haar werk én van het dier dat zij zelf soms wel had willen zijn. 'Er is waarschijnlijk geen Nederlandse tekstschrijver uit de vorige eeuw te noemen van wie het werk zo algemeen bekend is.' Trouw. 'Haar baldadige humor, haar onnavolgbare verteltalent en haar vrolijke subversieve kijk op de wereld blijven nog steeds overeind.' De Morgen.’

Fien vindt het uit – Harmen van Straaten - Leopold
‘Fien wordt omringd door geheimen. Peggy doet mee aan een geheime wedstrijd en Juliano doet supergeheimzinnig. Zelfs meester Teun doet gek! Hoog tijd om uit te vinden wat dat voor geheimen zijn en nog veel meer. Hoe je een beste vriendin krijgt bijvoorbeeld. En waarom is het zo moeilijk om niet altijd de baas te spelen? En vooral: hoe zorg je ervoor dat alles weer goed komt als iedereen boos op je is? Fien zou Fien niet zijn als ze daar niet iets voor uit zou vinden. Fien telt voor tien! 'Fien is een stoer meisje, een mengelmoes van PippiLangkous en Madelief' - NBD Biblion ‘Fien is aangenaam onaangepast’ Leeuwarder Courant.’

Ergens – Judith Kunkeler – De Vier Windstreken
‘Eva had besloten om weg te gaan. Omdat ze altijd al nieuwsgierig was geweest naar Nergens, wilde ze daar graag naartoe. Eerst stonden er pijlen op de weg die ze kon volgen, maar na een tijdje kreeg ze het gevoel dat ze nergens meer naartoe ging... Juist op dat moment opende zich een heel nieuwe wereld voor Eva, want ze kwam in een hal met allerlei voorwerpen, dieren én mensen die waren kwijtgeraakt. Sommige verdwenen weer, omdat ze gevonden werden. Maar wat gebeurde er als je voor altíjd was kwijtgeraakt? Dan was je toch nog wel ergens? Een ontroerend, fantasievol prentenboek over de zoektocht naar een plek waar je je thuis voelt, en de bijdrage die liefde en vriendschap hieraan kunnen leveren.’

Overal en ergens – Pimm van Hest - Clavis
‘De mama van Yolanda is overleden. Het ene moment ademde ze nog. Vlak daarna niet meer. Ze was er nog wel, maar toch ook weer niet. Waar kan haar mama nu zijn? ‘Als je me zoekt, lieve schat, dan zul je me vinden,’ had mama haar nog gezegd. Dus besluit Yolanda op zoek te gaan. Op zoek naar haar mama. Haar mama die dood is. Tijdens haar zoektocht krijgt ze hulp van alle lieve mensen om zich heen. Een poëtisch, ontroerend en inspirerend verhaal over verlies en over het bewonderenswaardige geloof en rotsvaste vertrouwen van een klein meisje. Voor kinderen vanaf 5 jaar.’

Het muizenfeest – Machteld van Zalingen – Aerial Media Company
‘Alle dieren in het bos weten dat de muizen een feest gaan geven. Ze worden steeds nieuwsgieriger. Dat die brutale muisjes het op durven te nemen tegen Zwijn, wie had dat gedacht? Oliver en Charlie brengen 's avonds de uitnodigingen rond. Iedereen mag komen, ook Zwijn. Charlie schuift snel de kaart onder de deur door en sprint ervandoor. De vrolijke muizen Oliver en Charlie zorgen voor veel leesplezier voor jong en oud. De avonturen in het dierenbos hebben vaart en nodigen telkens uit om opnieuw te lezen. Machteld en Kim leerden elkaar kennen tijdens een cursus illustreren, waarbij het Machteld al snel duidelijk werd, dat zij beter was in schrijven en Kim in tekenen. Het idee om samen een kinderboek te maken, was snel geboren.’

De zandolifant – Rina Hermann - Christofoor
‘Tijn speelt in zijn eentje in de zandbak. Met zijn voet trekt hij lijnen in het zand. Opeens ziet hij dat de lijnen een olifant zijn geworden. Was het maar een echte olifant, dan had hij iemand om mee te spelen. Dan valt Tijn in slaap en hij wordt gewekt door gesnuffel in zijn nek. Het is de slurf van de olifant, die Tijn op zijn rug tilt. 'Zindbad - zandbad - suizelzand! Hoera, op naar zandburchtenland!' Samen beleven Tijn en de olifant mooie avonturen. Als de vader van Tijn zijn slaperige zoon naar huis draagt, vraagt hij zich af hoe hij zo onder het zand komt te zitten... Dit sfeervolle prentenboek gaat over fantasie en vriendschap. De prachtige tekeningen zijn gemaakt door de talentvolle jonge illustrator Sanne Dufft. Ze weet een magische wereld van zand te scheppen, waar kinderen helemaal in op kunnen gaan.’

Aan tafel Bijbel – Willemijn de Weerd – Ark Media
‘Met de Aan tafel Bijbel ga je aan de slag met 25 Bijbelverhalen uit het Oude en Nieuwe Testament. De kinderbijbel is geschikt om aan tafel te lezen, maar ook voor het slapen gaan. De Aan tafel Bijbel bevat naast de Bijbelverhalen en prachtige illustraties ook originele verwerkingsopdrachten (Verder lezen in de Bijbel, 'Wist je dat?', Om te doen, Om over na te denken, Om te zoeken op internet). Door de boeiende vertelstijl worden kinderen als het ware meegenomen in het verhaal, alsof ze er zelf bij zijn. De Aan tafel Bijbel is geschikt voor gezinnen met kinderen in de leeftijd van ongeveer 7 tot 12 jaar. Maar uiteraard ook zeer geschikt voor opa's en oma's, kinderwerk en scholen. Het unieke aan deze kinderbijbel is dat deze is ingedeeld naar vijf Bijbelse thema's: Aan tafel, Volg Mij!, Krachtpatsers, Een stukje hemel op aarde en Een nieuw begin. Op thematische wijze ga je dus aan de slag met de Bijbel. Aan deze unieke Bijbel werkte ook theologe Jantine van Iersel-Veenhof mee.’
 

OVER TEKENEN EN OVER DE NATUUR

Van de door u en mij zo beminde – want hoe goed en gaaf zijn haar publicaties! – Elsbeth Louis kregen wij een bundel toegestuurd waarvan de tintelende titel slaat op de twee compartimenten van de inhoud. Het gaat om het 96 bladzijden tellende, subliem – want van de auteur -  geïllustreerde Over tekenen en over de natuur van Peter van Straaten en van uitgeverij De Harmonie met op de cover voorzijde een visitekaartje: een bijster treffende afbeelding van de zeldzame steengors. Al jaar en dag prijs ik mij gelukkig met het aan u doorgeven van publicaties in woord en beeld van Peter van Straaten. U reageerde doorgaans op mijn introducties heel enthousiast en derhalve zou ik kunnen volstaan met de annonce dat deze bundel van woorden en beelden er is. Daar ik immer goed begrepen wil worden met name voor de jongere generaties van volgers geef ik u de tekst op de omslag van de uitgever, het gezegde over de auteur op Wikipedia en integraal het chapiter ‘Modern’ dat symbool staat voor de dikke veertig andere stukken.

De omslag: ‘Peter van Straaten is zowel schrijver als tekenaar. Twee vakgebieden die samenvallen in de columns die wekelijks gepubliceerd werden op de Achterpagina van NRC Handelsblad. In Over tekenen zijn de beste columns over zijn métier bijeengebracht, maar ook een ander geliefd onderwerp komt aan bod, de natuur. Beide weet Van Straaten prachtig in woorden en beeld te vatten.’ Overigens, citaat en tekening boven deze tekst komen uit het stuk ‘Vlek’ op blz. 24-25.

Wikipedia: ‘Peter van Straaten (Arnhem, 25 maart1935 is een Nederlands cartoonist en   striptekenaar. Hij maakt zowel politieke prenten als grappen over 'het leven'. Na zijn jaren op het Stedelijk Gymnasium Arnhem, waar hij illustraties maakte voor de schoolkrant, doorliep van Straaten een opleiding aan de Kunstnijverheidschool te Amsterdam.  Hij begon zijn carrière in 1958 bij ‘Het Parool, in eerste instantie als reportagetekenaar. Zijn eerste tekening verscheen op 26 juli 1958. Later begon hij ook politieke tekeningen te maken. Hij startte in 1968 met de strip ‘Vader & Zoon’ in ‘Het Parool’. Deze politieke strip werd een groot succes en bleef tot in de jaren tachtig verschijnen. Sindsdien verzint hij dagelijks een onderschrift en maakt er een tekening bij voor ‘Het Parool’ in de serie "Dagelijks Leven". Daarin weet hij in spontane lijnen en zorgvuldige arceringen de schijn van het burgerlijke bestaan feilloos te doorgronden. Veel van zijn tekeningen in deze stijl werden gebundeld in een serie ‘zorgelijke grappen’. De eerste bundel in deze serie, ‘Moeder ik ben niet gelukkig’, kwam uit in 1973. Dezelfde stijl wordt aangehouden in (de altijd fout gespelde) ‘Peter’s Zeurkalender’, een scheurkalender die sinds 1993 (‘Peter's Zeurkalender 1994’) jaarlijks wordt uitgegeven. Daarnaast publiceerde hij onder meer in ‘Humo’(de rubriek ‘Doe ik ’t goed?), ‘Penthouse’ en ‘Vrij Nederland’. Voor laatstgenoemd tijdschrift schreef hij tussen 1984 en 2000 ook een wekelijkse feuilleton over het 'slordig leven' van de alleenstaande ‘Agnes’. Sinds 2010 is de ‘Zeurkalender’ ook beschikbaar via de iPhone. In februari 2012 maakte Peter van Straaten bekend dat hij na 31 maart van dat jaar, dus na 58 jaar, stopte met de tekeningen voor de serie ‘Dagelijks leven’ in ‘Het Parool’’.

Van Straaten met zijn ‘Modern’: ‘Een leerling van de Rietveld Academie vertelde zijn docente dat hij nooit exposities bezocht noch naar musea ging, want, zo zei hij, hij wilde niet beïnvloed worden. Een wonderlijke opvatting. Toen ik de academie bezocht, wilden de leerlingen wel beïnvloed worden en werden daarin gestimuleerd door de leraren. Als het maar moderne kunstenaars waren. Want velen geloofden in die tijd dat de beeldende kunst ergens naartoe ging, steeds beter werd, om ten slotte te eindigen in een staat van volmaaktheid. Dat zou dan naar mijn gevoel nog maar één schilderij zijn. ‘Bij Cézanne is het allemaal begonnen!’ riep men, wat klinkt als: ‘Bij Cézanne begint de victorie!’ Mijn docent Lex Metz vormde daarop een uitzondering. Toen ik bezig was met een tekening zei hij: ‘Wacht even, Peter.’ Hij liep weg, keerde terug met de verzamelde werken van Gustave Doré, een kunstenaar van voor Cézanne, legde het boek met een klap op mijn tafel en zei: ‘Zo moet het, Peter.’ Toch geloofde ook hij in het moderne.

In het voormalige Stedelijk Museum was een tentoonstelling van de schildersvereniging ‘De Onafhankelijken’ waarbij een mededeling hing dat de expositie plaatsvond buiten verantwoordelijkheid van de directie. Directeur Willem Sandberg, vermoedelijk verplicht hun die ruimte te bieden, gedoogde ze, maar wilde verder niets met die ouderwetse troep te maken hebben. Wij gingen erheen met Lex Metz, voornamelijk om ons, geheel conform de tijdgeest, vrolijk te maken over die stoffige werkjes. We stonden voor een schilderij met een veel te blauwe Middellandse Zee, veel te witte huisjes en veel te roze bougainvillea’s, zo’n schilderij waar het halve kabinet zijn vingers bij zou aflikken. Lex Metz wees ernaar en zei: ‘Kijk jongens, zo had mijn moeder graag gewild dat ik was gaan schilderen.’ We gnuifden.’